In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 16 april 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.A. van Hecke, heeft een rechtszaak aangespannen tegen de Stichting Oogzorg Amstelveen, vertegenwoordigd door mr. M.E.M. Vermeij. De kern van het geschil betreft de aansprakelijkheid van de stichting voor de klachten van de appellant, die ontstaan zijn na een medische behandeling met een laserapparaat. Het hof heeft in het tussenarrest bepaald dat de geintimeerden, waaronder de stichting, de servicerapporten van het laserapparaat moeten overleggen. Dit is van belang om te beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen de behandeling en de klachten van de appellant, die onder andere bestaan uit lichtverstrooiing, haze en fotofobie.
Tijdens de verdere beoordeling heeft het hof vastgesteld dat de rapportage van de door de rechtbank benoemde deskundige onvoldoende duidelijkheid biedt over de professionele standaard die ten tijde van de behandeling gold. De geintimeerden hebben geen servicerapporten overgelegd, maar hebben wel correspondentie met Bausch & Lomb gepresenteerd. De appellant heeft betoogd dat de stichting geen onderhoudscontract had met Bausch & Lomb en dat de deskundige niet vooringenomen is. Het hof heeft besloten dat er een comparitie van partijen moet plaatsvinden om de situatie verder te bespreken en om te onderzoeken of de deskundige nog steeds onbevooroordeeld kan zijn.
Het hof heeft ook bepaald dat de kosten van de deskundige door de appellant moeten worden voorgeschoten. De comparitie zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Amsterdam, waarbij partijen hun verhinderdata moeten opgeven. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de comparitie heeft plaatsgevonden.