Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
“De werkzaamheden van [appellant] bestonden tot 2008 uit het toezicht op het bouwproces en de algehele leiding over het bouwproces op de bouwplaats van het begin tot het eind totdat [appellant] in 2007 arbeidsongeschikt is geworden,. Naar aanleiding van zijn (blijvende) arbeidsongeschiktheid voor deze werkzaamheden is aan [appellant] een nieuwe functie aangeboden, waarbij de werkzaamheden bestonden uit het toezicht op de oplevering van woningen, op het verhelpen van klachten en de nazorg.”Het hof zal hierop terugkomen. Met grief I in het principale appel komt [appellant] eveneens op tegen de vaststelling door de kantonrechter onder 13 dat Regiobouw heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen tegen betaling van een vergoeding van € 29.000,= bruto, waarbij [appellant] de voor hem geldende drie maanden opzegtermijn voor zijn rekening zal nemen. Ook daarop komt het hof hierna terug. Voor het overige zijn de vastgestelde feiten niet in geschil en dienen zij derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3.Beoordeling
(iv) Omstreeks februari 2009 heeft Regiobouw meegedeeld dat zij moest reorganiseren omdat het slecht ging en dat er meer dan 20 medewerkers zouden worden ontslagen.
(v) Regiobouw heeft advies gevraagd over de voorgenomen reorganisatie aan de (voormalige) leden van de OR, die op 10 maart 2009 positief hebben geadviseerd. [appellant] heeft in dit kader als (voormalig) OR-voorzitter met het bestuur van Regiobouw en de bonden besprekingen gevoerd.
(vi) Regiobouw heeft bij het UWV een ontslagvergunning voor [appellant] aangevraagd en - ondanks bezwaren van de kant van [appellant] - op 3 juli 2009 verkregen, waarna Regiobouw bij brief van 6 juli 2009 de arbeidsovereenkomst met [appellant] heeft opgezegd tegen 4 december 2009.
(vii) [appellant] heeft de opzegging bij brief van 13 juli 2009 vernietigd.
(viii) Tussen partijen is discussie ontstaan over de vraag of [appellant] moest worden aangemerkt als OR-lid dan wel lid van een personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in de artikelen 7:670 en 7:670a BW.
(ix) Regiobouw heeft een voorwaardelijk verzoek tot toestemming ex artikel 7:670a BW bij de kantonrechter te Leiden ingediend. Ter zitting heeft de kantonrechter meegedeeld van oordeel te zijn dat [appellant] kan worden aangemerkt als lid van een personeelsvertegenwoordiging en terzake bescherming verdient. Regiobouw heeft het verzoek vervolgens ter zitting ingetrokken.
(x) Op 21 augustus 2009 heeft Regiobouw een zelfde verzoek ingediend bij de rechtbank Haarlem.
(xi) Het UWV heeft Regiobouw op 23 september 2009 wederom toestemming verleend het dienstverband op te zeggen. Deze toestemming was geldig tot 18 november 2009. Regiobouw heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
(xii) Op 24 februari 2010 heeft het UWV voor de derde maal toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen.
(xiii) Na 4 december 2009 heeft Regiobouw betalingen verricht aan [appellant] ten titel van voorschot.
(xiv) Bij beschikking van 20 januari 2010 heeft de kantonrechter te Haarlem Regiobouw toestemming verleend de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen.
(xv) Het UWV heeft op 24 februari 2010 een ontslagvergunning verleend.
(xvi) Regiobouw heeft de arbeidsovereenkomst bij brief van 26 februari 2010, met toestemming van het UWV, tegen 30 juli 2010 opgezegd in verband met een reorganisatie vanwege bedrijfseconomische omstandigheden.
(xvii) [appellant] heeft Regiobouw in kort geding gedagvaard en daarbij gevorderd doorbetaling van loon tot 30 juli 2010, hetgeen heeft geresulteerd in een kort geding vonnis van 19 mei 2010 waarbij Regiobouw is veroordeeld tot doorbetaling van loon c.a. tot 30 juli 2010.
De OR blijft dan ook in zijn huidige samenstelling doorgaan”. In het reglement ondernemingsraad is bepaald:
“De zittingsduur van de leden van de ondernemingsraad is 4 jaar. Om de twee jaar treedt de helft van de leden van de ondernemingsraad af volgens een door de raad van te voren opgesteld rooster van aftreden.”
“De meeste punten tussen de directie en de O.r. zijn op de rit gezet. Wij hebben nog steeds een meningsverschil over de scholingsdagen en zijn hier volop mee bezig. (…) Ook is de O.R bezig met het inventariseren van de aanvullende verzekering voor het pensioen gat. Er zijn meldingen binnen gekomen dat de premies hiervoor giga vormen aan nemen. We zullen kijken wat de mogelijkheden zijn om dit collectief aan te pakken. Verder draait de O.R. nu in een samenstelling die niet volgens de regels is. Dit is veroorzaakt door het vertrek van (…). en (….). We zullen dus verkiezingen gaan houden.”
Ik wil je bij deze op de hoogte brengen dat er niemand is die de OR wil voortzetten. (…).” Op 10 maart 2009 brengt de ondernemingsraad van Regiobouw, onder voorzitterschap van [appellant], over “het voorgenomen besluit van 18 februari 2009 tot belangrijke inkrimping van de onderneming als genoemd in artikel 25 lid 1 onder d van de WOR.” - op briefpapier van de ondernemingsraad van Regiobouw - advies uit.
lis in zoverre terecht voorgesteld. Rekening houdend met emolumenten die voornoemd bedrag doen toenemen tot ongeveer € 5.200,= per vier weken, zal het hof de schade die [appellant] heeft geleden door de kennelijke onredelijke opzegging berekenen op een bedrag van € 52.000,= bruto. De gevorderde verklaring voor recht alsmede de vordering tot schadevergoeding tot voornoemd bedrag zullen derhalve worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar vanaf de dag van de opzegging, te weten 30 juli 2010.