ECLI:NL:GHAMS:2014:2358

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
23-000021-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging met misdrijf tegen leven of zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven en zware mishandeling. Het hof heeft de zaak onderzocht naar aanleiding van de zitting op 4 juni 2014 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De tenlastelegging bestond uit twee zaken: zaak A, waarin de verdachte [slachtoffer 1] zou hebben bedreigd met een vuurwapen, en zaak B, waarin hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zou hebben bedreigd en beledigd. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen in zaak A te veel uiteenliepen om de bedreiging te kunnen vaststellen, en sprak de verdachte in deze zaak vrij. In zaak B oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk de bedreigingen en beledigingen had geuit, en verklaarde deze feiten bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en een taakstraf van vijftig uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding van € 200,- toegewezen. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-000021-13
datum uitspraak: 18 juni 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2012 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-244831-11 (zaak A) en 13-016731-12 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 juni 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Zaak A:
hij op of omstreeks 8 oktober 2011 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn, verdachtes, hand een gebaar gemaakt als richtte en/of schoot hij met een handvuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik ga mijn pippa (pistool) halen en schiet iedereen overhoop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Zaak B:
1:
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd:"De volgende keer dat ik jullie zie rij ik jullie over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Amsterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten parkeercontrole, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "zwarte scheithoer" en/of "klootzakken" en/of "zwarte stinkhoer" en/of "kankerlijers" en/of "zwarte hond", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof de verdachte gedeeltelijk vrijspreekt en gedeeltelijk tot een enigszins andere bewezenverklaring komt.

Vrijspraak

Ten aanzien van hetgeen de verdachte in zaak A is ten laste gelegd, overweegt het hof als volgt.
Het hof is met de verdediging en de advocaat-generaal van oordeel dat de verklaringen van de aangever, [slachtoffer 1], en de overige getuigen over de door verdachte gemaakte armgebaren te zeer uiteenlopen om te kunnen vaststellen dat de verdachte met zijn hand in de richting van de aangever een gebaar heeft gemaakt als richtte en/of schoot hij met een handvuurwapen.
Ten aanzien van de verbale bedreigingen die de verdachte zou hebben geuit, stelt het hof voorop dat het – anders dan de verdediging – geen aanleiding ziet te veronderstellen dat de aangever [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij hun verklaringen daarover (bewust) onwaarheden hebben gesproken. Verder acht het hof het, gelet op alle verklaringen in het dossier, aannemelijk dat de verdachte zich op een zodanig agressieve manier heeft gedragen dat dit door de aangever en anderen als zeer bedreigend is ervaren. De verklaringen die getuige [getuige 3] op 27 maart 2014 bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, werpen echter een ander licht op de veronderstelling dat de uitlatingen van de verdachte ook daadwerkelijk de tenlastegelegde bedreigingen inhielden. [getuige 3], die als scheidsrechter rechtstreeks bij het incident betrokken was, heeft immers verklaard dat de verdachte iets zei als “geef mij mijn autosleutels” en vervolgens nog iets in een buitenlandse taal. Het hof acht het niet zonder meer aannemelijk dat de scheidsrechter de woorden "ik ga mijn pippa halen en schiet iedereen overhoop" niet zou hebben gehoord als die door de verdachte waren uitgesproken, terwijl niemand van de betrokkenen heeft verklaard dat de verdachte dreigde in een vreemde taal. Het feit dat de verklaring van [getuige 3] de verklaringen van de aangever en de twee eerdergenoemde getuigen op dit essentiële onderdeel niet ondersteunt, leidt ertoe dat het hof niet de overtuiging heeft dat verdachte deze bedreiging daadwerkelijk heeft geuit.
Dit brengt mee dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 22 oktober 2010 te Amsterdam, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "De volgende keer dat ik jullie zie rij ik jullie over", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2:
hij op 22 oktober 2010 te Amsterdam opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten parkeercontrole, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "zwarte schijthoer" en "klootzakken" en "zwarte stinkhoer" en "kankerlijers" en "zwarte hond".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals opgenomen in het proces-verbaal ter terechtzitting van de politierechter van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2012 onder de nummers 5 en 6, alsmede op de verklaring van de verdachte ter zitting in hoger beroep waarin hij heeft erkend dat hij op de bewuste datum verscheidene scheldwoorden aan het adres van de desbetreffende ambtenaren heeft geuit.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
1.
bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
2.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde in zaak A en zaak B veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 dagen onvoorwaardelijk.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, op de openbare weg, schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging. De slachtoffers waren personen met een publieke taak die als parkeerwachters slechts hun taak uitoefenden.
Zij zijn onverhoeds zonder noemenswaardige aanleiding geconfronteerd met schokkende uitlatingen van de kant van de verdachte, hetgeen het hof bijzonder laakbaar acht.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 mei 2014 is de verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Gezien echter het feit dat de verdachte de laatste tijd niet meer met justitie in aanraking is geweest, acht het hof een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
In eerste aanleg heeft [slachtoffer 2] zich gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 200,-. Door de politierechter is op die vordering niet beslist. Namens de benadeelde partij is bij brief van 12 maart 2013 verzocht in hoger beroep alsnog te beslissen op de ingediende vordering. Het hof begrijpt dat verzoek als een voeging in hoger beroep op de voet van artikel 421, lid 3, Wetboek van Strafvordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft deze schade begroot op € 200,-, welk bedrag van de zijde van de verdediging niet is betwist. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in zaak A heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 200,00 (tweehonderd euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van
€ 200,00 (tweehonderd euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M. Iedema en mr. Z.J. Oosting, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 juni 2014.
Mr. Z.J. Oosting is buiten staat om dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 23-000021-13
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 18 juni 2014.
Tegenwoordig zijn:
mr. F.W.J. den Ottolander, raadsheer,
M. Gieske, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. C. Zijlstra, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.