In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 15 oktober 2013, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2014 een arrest gewezen in een hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen de appellant, vertegenwoordigd door mr. P. Ingwersen, en de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P. van Lingen, over de redelijke prijs voor werkzaamheden die zijn verricht aan het jacht ‘Akka’ door West Friese Jachtbouw. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat beide partijen niet geslaagd zijn in het bewijs dat hen was opgedragen, en heeft besloten een deskundige in te schakelen om de redelijke prijs voor de verrichte werkzaamheden vast te stellen.
De partijen hebben geen gezamenlijke voordracht voor een deskundige gedaan, maar hebben wel aangegeven dat zij één deskundige willen. Het hof heeft op basis van eigen onderzoek D. Hamburger uit Monnickendam benoemd als deskundige. De deskundige heeft aangegeven bereid te zijn de opdracht te aanvaarden en heeft een voorschot van € 2.420,-- begroot. De appellant is verantwoordelijk voor het betalen van dit voorschot, aangezien hij de partij is op wie de bewijslast rust.
Het hof heeft de deskundige de volgende vragen voorgelegd: wat is een redelijke prijs voor de werkzaamheden die zijn uitgevoerd aan het jacht ‘Akka’, en heeft de deskundige verder nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn? Het hof heeft ook bepaald dat de deskundige zelfstandig onderzoek zal verrichten, en dat de partijen vóór 8 juli 2014 kopieën van de gedingstukken aan de deskundige moeten toesturen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 23 september 2014 voor deskundigenbericht, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.