Op 26 september 2013 is in de hoofdzaak het verweerschrift d.d. 20 september 2013 binnengekomen van de inspecteur. Nadat daarin door de inspecteur erop is gewezen dat in de gehele procedure geen enkele feitelijke, materiële toetsing heeft kunnen plaatsvinden, omdat verzoekster haar bezwaar, beroep en hoger beroep niet concreet heeft onderbouwd, is op pagina 2 van dat verweerschrift - onder meer - het volgende vermeld:
“Mogelijke voortgang van deze procedure.
Belanghebbende heeft weer niet, dan wel op zeer bescheiden wijze haar hoger beroep gemotiveerd. Op grond van mijn ervaring met de adviseur van belanghebbende neem ik de vrijheid om een mogelijk vervolg van deze procedure te schetsen. (…)
Belanghebbende maakt willens en wetens onredelijk gebruik en zelfs misbruik van het procesrecht. De adviseur van belanghebbende heeft, bij gelieerde rechtspersonen van het belanghebbende, op oneigenlijke gronden uitstel gecreëerd om op het laatste moment uitstel te forceren. Zij stelt namelijk dat er tijd nodig was om nadere motivering van het beroep te kunnen overleggen. De adviseur van belanghebbende gaat zelfs zover, bij een procedure van de rechtbank Noord-Holland in een procedure voor de vennootschapsbelasting 2007, om tweemaal achter elkaar de rechtbank te wraken. De moverende reden zou zijn gelegen in het feit dat zij na 5,5 jaar, nadat de materiële belastingschuld is ontstaan, nog niet in staat is om haar beroep op dat moment nader te kunnen onderbouwen.
Ik wil het Hof dan in overweging geven dat, indien belanghebbende het Hof wil wraken omdat zij meer tijd nodig zegt te hebben voor de nadere motivering van het hoger beroep, het wrakingverzoek dezelfde dag in behandeling te nemen. Daardoor is het misschien mogelijk het wrakingverzoek dezelfde dag geheel af te ronden. Vervolgens zou dat er dan toe kunnen leiden dat “de zitting over het fiscale geschil over het jaar 2007” alsnog dezelfde dag, dan wel zeer spoedig daarna kan plaatsvinden. Natuurlijk moet de zorgvuldigheid in acht worden genomen maar ik heb vernomen dat deze procesgang niet (geheel) ongebruikelijk is. Dit wordt mede ingegeven omdat het rechtsgang van wraking niet onnodig en voor oneigenlijke motieven mag worden aangewend. Dit gaat ten koste van een goede procesorde.
Mijn mogelijke voorbarige zorg over de voortgang van de procedure wordt geheel ingegeven door mijn eerdere ervaring met deze adviseur van belanghebbende in een procedure met een indirecte gelieerde rechtspersoon van belanghebbende. Hierbij heeft adviseur zijn wrakingverzoek ook nimmer toegelicht en inhoudelijk onderbouwd.
Het feit dat een belastingkamer zou worden gewraakt om een nadere onderbouwing te geven voor het hoger beroep, na meer dan 5,5 jaar na het ontstaan van de materiële belastin[g]schuld, is zonder meer een voorbeeld van het misbruik van procesrecht en oneigenlijk gebruik van het “het recht van wraking”.”