Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
3.Het geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het hoger beroep
).Daarbij sluit het hof aan bij het inkomen dat de vrouw, zoals zij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, zal verdienen nadat zij haar opleiding heeft afgerond, bestaande uit een vast salaris van € 1.700,- bruto per maand, exclusief onregelmatigheidstoeslag. De inkomensvermindering van de vrouw is derhalve in zoverre voor herstel vatbaar. De inkomensvermindering voor zover die betreft het verschil tussen haar oude salaris in het onderwijs en deze € 2.000,- is niet voor herstel vatbaar en gezien de hierboven vermelde overwegingen ook niet verwijtbaar. De inkomensvermindering voor zover die betreft het verschil tussen € 2.000,- en het salaris dat zij gedurende haar opleiding tot verzorgende genoot is wel verwijtbaar. Van de vrouw kon, gelet op haar bijdrageplicht in de behoefte van [de minderjarige] worden verwacht dat zij maatregelen zou treffen om in ieder geval een inkomen van € 2.000,- te verwerven. Het hof zal bij de berekening van haar draagkracht gedurende de gehele te beoordelen periode rekening houden met een inkomen van € 2.000,- bruto per maand.