Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Grief 2 in principaal appelvoegt daaraan toe dat de kantonrechter in dit verband ten onrechte voorbij is gegaan aan de vraag wie de statutaire bestuurder van de VvE is. Volgens
grief 3 in principaal appelis de kantonrechter ten onrechte voorbij gegaan aan het ontbreken van een uitdrukkelijke machtiging voor het aanspannen van de onderhavige procedure.
grief 5 in principaal appelbetoogt [appellant] dat het schilderwerk in de hal nog immer niet is hersteld. Om die reden wenst hij dat nu de vordering die hij in eerste aanleg nog subsidiair had ingesteld, namelijk die tot verlening van een machtiging het herstelwerk zelf uit te (doen) voeren op kosten van de VvE, wordt toegewezen.
grief 7 in principaal appelbestrijdt [appellant] de afwijzing van zijn vordering tot vergoeding van de schade aan de raamdorpel deel uitmakend van de vloer in zijn woning, die is ontstaan bij de plaatsing van nieuwe ramen. [appellant] heeft de schade gemeld aan opzichter [X], die destijds werkzaam was bij de oude beheerder Starrip. [X] zegde toe dat de schade zou worden gerepareerd. Nadat Starrip was vervangen door VvE Profs waren deze feiten ineens niet mee bekend bij de VvE, aldus [appellant]. [appellant] biedt aan [X] als getuige te doen horen over de toezegging.
grief 8 in principaal appeldat dit bedrag te laag is. Hij maakt in dit verband aanspraak op een bedrag van € 936,38.
grief 1 in incidenteel appelhebben allebei betrekking op de interpretatie van het besluit van de vergadering van de VvE van 18 mei 2010. [appellant] meent dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat uit dat besluit niet voortvloeit dat hij ook is vrijgesteld van betaling van de elektriciteitskosten die samenhangen met het gebruik van de gemeenschappelijke verwarmingsinstallatie. De VvE meent dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat uit dat besluit voortvloeit dat [appellant] niet de naheffingen hoeft te betalen die samenhangen met het niet aan de individuele warmtemeters van de bewoners toerekenbare verbruik dat het gevolg is van warmteverlies over de leidingen en bij de ketel. De VvE meent dat het besluit in de interpretatie van de kantonrechter nietig is wegens strijd met het bepaalde in artikel 15 onder a. van de splitsingsakte.