Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Zekerheid
3.Geschil in hoger beroep
4.De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van de heffing van douanerecht
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een douaneschuld die is ontstaan door de onttrekking aan het douanetoezicht van goederen die waren opgeslagen in een vrije zone controle type II. De belanghebbende, [A] B.V., werd als schuldenaar aangemerkt na een uitnodiging tot betaling van douanerechten en omzetbelasting door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De rechtbank had eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna het hoger beroep werd ingesteld. De inspecteur had op 2 augustus 2011 een uitnodiging tot betaling uitgereikt voor een bedrag van € 7.079,28 aan douanerechten en € 12.553,87 aan omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat de goederen op 11 april 2011 zonder toestemming van de douane waren vervoerd naar Duitsland, wat leidde tot de conclusie dat de douaneschuld was ontstaan. Het Hof bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de onttrekking aan het douanetoezicht in Nederland had plaatsgevonden, waardoor de Nederlandse douane bevoegd was om de verschuldigde rechten te innen. De belanghebbende had geen recht op de toepassing van artikel 450 ter van de TCDW, omdat de onregelmatigheid zich in Nederland had voorgedaan. Het Hof concludeerde dat de inspecteur de belanghebbende terecht als douaneschuldenaar had aangemerkt en dat de heffing van omzetbelasting bij invoer correct was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.