ECLI:NL:GHAMS:2014:2208
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Visser
- M.M.M. Tillema
- E.J.H. Schrage
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake schadevergoeding na brand in horecapand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap HOTEL-CAFÉ-RESTAURANT [X] B.V. tegen de naamloze vennootschappen GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V. en DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V. De zaak betreft een geschil over de schadevergoeding na een brand die op 15 juli 2013 het horecapand van [X] volledig verwoestte. [X] had een brandverzekering afgesloten met de verzekeraars, maar deze weigerden uitkering op basis van de polisvoorwaarden, omdat zij meenden dat er sprake was van brandstichting en dat de alarminstallatie niet was ingeschakeld. [X] vorderde in kort geding een voorschot van € 700.000 op de schade, die geschat werd op € 5 à 6 miljoen. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had de vordering afgewezen, wat [X] in hoger beroep aanvecht.
Tijdens de zitting van het hof op 23 april 2014 werd de zaak door beide partijen bepleit. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat niet aannemelijk was dat er sprake was van brandstichting. Echter, het hof concludeerde ook dat de verzekeraars voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de brandmeldinstallatie niet voldeed aan de eisen van de polis, wat een belangrijke factor was in de beoordeling van de schade. Het hof stelde vast dat de alarminstallatie niet was ingeschakeld en dat dit mogelijk heeft bijgedragen aan de omvang van de schade.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij [X] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof oordeelde dat er een aanzienlijk restitutierisico bestond voor de verzekeraars, wat meebracht dat de vordering van [X] in de bodemprocedure onzekerder was dan zij had gesteld. De beslissing van het hof werd op 10 juni 2014 openbaar uitgesproken.