GS-toelichting
(…)
“De posten 26.01 tot en met 26.17 omvatten alleen metaalertsen (ook indien geconcentreerd), die:
A. behoren tot mineralogische soorten die normaal in de metallurgie worden gebruikt voor het winnen van de metalen van de afdelingen XIV en XV, van kwik of van de metalen van post 28.44, ook indien zij voor andere doeleinden zijn bestemd, én
B. geen andere behandelingen hebben ondergaan dan normaal in de metallurgie worden toegepast.
De uitdrukking ertsen heeft betrekking op metaalverbindingen in het gesteente waarin zij voorkomen en waarmede zij worden gedolven.
(…)
De onder de posten 26.01 tot en met 26.17 bedoelde ertsen mogen fysische, fysisch-chemische of chemische behandelingen hebben ondergaan, mits het normale voorbehandelingen voor de metaalwinning betreft.
(…)
Tot de fysische of fysisch-chemische behandelingen worden gerekend het breken, malen, magnetisch afscheiden, gravimetrisch afscheiden, floteren, zeven, sorteren naar grootte, samenkitten van poeders (bijvoorbeeld door sinteren of tabletteren) tot korrels, bollen of briketten (al dan niet onder toevoeging van kleine hoeveelheden bindmiddelen), drogen, calcineren, roosten (om te oxideren, reduceren of magnetiseren), enz.
(…)
Uit de onder de posten 26.01 tot en met 26.17 vallende ertsen worden op industriële schaal gewonnen:
1.. (…)
2.de onedele metalen bedoeld bij afdeling XV: ijzer, koper, nikkel, aluminium, lood, zink, tin, wolfraam, molybdeen, tantalium, kobalt, bismut, cadmium, titaan, zirkonium, antimoon, mangaan, chroom, germanium, vanadium, beryllium, gallium, hafnium, indium, niobium (columbium), rhenium en thallium;
(…)”