ECLI:NL:GHAMS:2014:2142

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
23-003346-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organiseren van illegale lotto en kansspelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1962, werd beschuldigd van het organiseren van illegale kansspelen en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte onder andere het geven van gelegenheid aan het publiek om deel te nemen aan kansspelen zonder de vereiste vergunningen, en het verwerven van geldbedragen en voertuigen die afkomstig waren uit misdrijven. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd op verschillende data, waarbij de verdachte en zijn raadsman hun verweer hebben gepresenteerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 september 2005 tot en met 6 september 2007 in verschillende plaatsen in Nederland, waaronder Beverwijk en Voorschoten, illegale kansspelen heeft georganiseerd. De verdachte heeft ook deelgenomen aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen, waaronder het zonder vergunning aanbieden van kansspelen. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten gehandhaafd. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en de verbeurdverklaring van een deel van het in beslag genomen geldbedrag. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn van de rechtsgang.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003346-09
Datum uitspraak: 6 juni 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 12 juni 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-740791-07 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2011, 13 december 2011, 8 juni 2012, 18 april 2014 en 23 mei 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2005 tot en met 6 september 2007 te Beverwijk en/of Voorschoten en/of IJmuiden en/of Schagen en/of Heemskerk, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) al dan niet opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan (personen uit) het publiek om (telkens) door middel van een of meer(kans)spel(en), te weten (onder meer) (het zogenoemde) "karretjetrek" en/of "Lijst der Lijsten" en/of "Moneytrain" en/of een (illegale) lotto mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar (telkens) geschiedde door enige kansbepaling (te weten onder meer door het gooien van dobbelstenen en/of een (legale) lottotrekking) waarop de deelnemers (telkens) in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor (telkens) geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
2:
hij in de periode van 1 september 2005 tot en met 6 september 2007 te Beverwijk en/of Haarlem en/of (elders) in Nederland, (als leider) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of een (groot) aantal (andere) tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het (tezamen en in vereniging) plegen van misdrijven, namelijk - het opzettelijk zonder vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) (telkens) geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen (artikel 1, aanhef en onder a van de wet op de kansspelen);
3:
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2005 tot en met 07 september 2007 te Beverwijk en/of Voorschoten en/of Schagen en/of Haarlem en/of Hilversum en/of Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van ongeveer 93.026,75,- euro (in een koffer) en/of
- een auto merk BMW, type X5 ([kenteken 1]) en/of
- een auto merk Aston Martin, type V8 Vantage ([kenteken 2]) en/of
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Deelvrijspraken van het onder 3 ten laste gelegde

Ter zake van het onder 3 tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag van € 93.026,75 merkt het hof op dat onder de verdachte een koffer met in totaal € 112.613,35 aan contant geld in beslag is genomen, welk bedrag - kort gezegd - is onder te verdelen in vieren, te weten:
1.
een geldbedrag van € 24.010,00 dat was verpakt in een plastic zak van de winkelketen Kruidvat, deze zak lag in een schoenendoos die in de koffer was opgeborgen;
2.
een geldbedrag van € 525,75 dat was verpakt in enveloppen die door een verbalisant zijn genummerd van 58 tot en met 61;
3.
een geldbedrag van € 68.491,00 dat los in de schoenendoos was verpakt;
4.
een geldbedrag van € 19.586,60 dat was verdeeld over enveloppen die door een verbalisant zijn genummerd van 1 tot en met 57. Dit geldbedrag is niet in de verdenking ter zake van witwassen meegenomen en is daarmee niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Van het geldbedrag van € 68.491,00 heeft de verdachte verklaard dat dit afkomstig is van zijn paintballbedrijf en dat hij nog geen tijd had gehad om dit geld op de bankrekening van zijn bedrijf te storten. Als hij het naar de bank zou brengen, dan zou hij het eerst verpakken in sealbags.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte met deze verklaring over de herkomst van het hier aan de orde zijnde geldbedrag concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk verklaard en is het vervolgens aan het Openbaar Ministerie om daartegenover feiten en omstandigheden te stellen op grond waarvan desondanks met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag of enig deel daarvan een legale herkomst heeft. Eerst dan kan immers tot de conclusie worden gekomen dat het niet anders kan dan dat het geld (on)middellijk van misdrijf afkomstig is.
Dergelijke feiten en omstandigheden zijn in het dossier niet gerelateerd en zijn onvoldoende door het Openbaar Ministerie naar voren gebracht. Dat de verdachte wellicht een oncontroleerbare boekhouding van zijn bedrijf hanteerde, een week voorafgaand aan de inbeslagname een aanzienlijk contant bedrag op de bankrekening van zijn bedrijf heeft gestort en dat de verdachte daarnaast grote contanten uitgaven heeft gedaan, leveren niet zodanige feiten of omstandigheden op. Het onderzoek naar de juistheid van offertes van het paintballbedrijf die in de periode van januari 2007 tot en met oktober 2007 aan klanten zijn verstrekt, heeft immers naar het oordeel van het hof in voldoende mate aangetoond dat de verdachte vanuit zijn paintballbedrijf over aanzienlijke sommen contant geld kon beschikken. Dat de verdachte dit geld steeds mee naar huis nam, vindt zijn bevestiging in de verklaring van de zus van de verdachte.
Al het voorgaande brengt het hof tot de slotsom dat niet geoordeeld kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 68.491,00 dan wel enig deel daarvan (on)middellijk uit misdrijf afkomstig is. Van dit deel van de tenlastelegging dient daarmee vrijspraak te volgen.
Ook ter zake van het onder 3 tenlastegelegde witwassen van twee auto’s is het hof - met de advocaat-generaal - van mening dat hiervoor vrijspraak dient te volgen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 september 2005 tot en met 6 september 2007 te Beverwijk of Voorschoten of Heemskerk, meermalen tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van kansspelen, te weten "karretjetrek" of "Lijst der Lijsten" of "Moneytrain" mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling, te weten door het gooien van dobbelstenen of een lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor telkens geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
en
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 6 september 2007 te Beverwijk meermalen telkens tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk gelegenheid heeft gegeven aan personen uit het publiek om door middel van een kansspel, te weten een illegale lotto mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaar geschiedde door enige kansbepaling, een legale lottotrekking waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor telkens geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend;
2:
hij in de periode van 1 september 2006 tot en met 6 september 2007 te Beverwijk, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande onder meer uit [persoon 1] en [persoon 2] en [persoon 3], welke organisatie tot oogmerk had het tezamen en in vereniging plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk zonder vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen gelegenheid geven om mede te dingen naar prijzen, waarbij de aanwijzing der winnaars telkens geschiedt door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed kunnen uitoefenen;
3:
hij op 7 september 2007 te Beverwijk een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 24.535,75 euro in een koffer voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsoverweging ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde witwassen

Over de geldbedragen van € 24.010,00 en € 525,75 die in de koffer zijn aangetroffen die onder de verdachte in beslag zijn genomen, heeft de verdachte zelf verklaard dat dit inleggelden zijn van respectievelijk het spel ‘money train’ en de illegale lotto. Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte deze gelden (in totaal € 24.535,75) voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Naar het oordeel van het hof kan het voorhanden hebben van het van een door de verdachte zelf begaan misdrijf afkomstig zijnde geldbedrag van € 24.535,75 niet worden gekwalificeerd als witwassen. Uit het dossier blijkt immers enkel dat de verdachte dit geldbedrag in een zilverkleurige koffer, tezamen met een daarvan afgezonderd zeer aanzienlijk geldbedrag dat afkomstig was van het paintballbedrijf van de verdachte, heeft bewaard. De verdachte heeft het geldbedrag van € 24.535,75 aldus voorhanden gehad zonder dat hij daadwerkelijk aantoonbare verhullingshandelingen heeft verricht. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit wel strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 1 van de Wet op de kansspelen, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en met aftrek van voorarrest en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met anderen gedurende twee jaar twee illegale gokspelen georganiseerd en gedurende één jaar een illegale lotto. De werkzaamheden en rolverdeling ter zake van de illegale lotto waren zelfs op zo’n wijze ingericht dat gesproken kan worden van een criminele organisatie waarvan de verdachte - als organisator van het spel - kan worden aangemerkt als de leider. Dat de verdachte in de illegale lotto niet de rol had van organisator maar van administrateur, zoals de verdediging bij wijze van een strafmaatverweer heeft aangevoerd, is onvoldoende uit het dossier gebleken.
Zoals door de rechtbank in eerste aanleg juist is overwogen, heeft de verdachte enkel uit financieel gewin en daarbij buiten alle controle om gehandeld. Het door de overheid gehanteerde kansspelbeleid wordt op deze wijze onaanvaardbaar doorkruist.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat dergelijke strafbare feiten dermate ernstig zijn dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd zou zijn.
Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld op 23 juni 2009. Op 28 oktober 2009 is het dossier door de griffie van het hof ontvangen. De verdachte is gedagvaard voor de terechtzitting in hoger beroep van 1 maart 2011. Het hof wijst arrest op 6 juni 2014, derhalve zo’n 5 jaar na het aanwenden van het rechtsmiddel. De behandeling van de strafzaak is meerdere malen
- voornamelijk vanwege redenen die aan de verdediging gelegen lagen - geschorst. In hoger beroep zijn
- op verzoek van de verdediging - drie getuigen gehoord. Deze omstandigheden rechtvaardigen echter niet een overschrijding met 3 jaren van de termijn van 2 jaren die in beginsel als uitgangspunt wordt gehanteerd.
Gezien deze overschrijding is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer aan de orde en het hof is dan ook van oordeel dat kan worden volstaan met een taakstraf. Het hof ziet in de ernst van de feiten geen reden om aan de verdachte - naast een taakstraf - tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De ernst van de feiten had (mede) tot uitdrukking moeten komen in de voortvarende behandeling van de strafzaak in hoger beroep, hetgeen hier niet is gebeurd.
Hierbij houdt het hof ook in ogenschouw dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 april 2014 de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke delicten onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslagbeslissing

Naar het oordeel van het hof dient een deel van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 112.613,35, te weten € 24.535,75, verbeurd te worden verklaard. Het betreft immers geld dat de verdachte heeft verkregen door middel van het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit. Het hof ziet geen gronden om aan de verdachte de verbeurdverklaring van de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedragen en goederen op te leggen nu ter zake van deze goederen niet is voldaan aan het bepaalde van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht.
Feit blijft dat op deze geldbedragen van € 88.077,60 en € 8.870,00 en de overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering rust.
Gezien het bepaalde van artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering dient het hof, nu aan de verdachte een straf wordt opgelegd, ter zake van deze geldbedragen en goederen een beslissing te nemen. Deze beslissing kan inhouden de teruggave aan de verdachte, de teruggave aan de rechthebbende of indien geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring ervan ten behoeve van de rechthebbende.
In het onderhavige geval zijn de geldbedragen en de goederen van de verdachte en dienen aldus aan hem te worden teruggegeven. Het hof zal deze teruggave dan ook gelasten. Dit laat onverlet dat van een feitelijke teruggave geen sprake kan zijn nu op de geldbedragen tevens conservatoir beslag rust.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 1 en 31 van de Wet op de kansspelen.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een geldbedrag van € 24.585,75.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 8.870,00;
- een geldbedrag van € 88.027,60;
- een ACER-laptop;
- een computer;
- twee USB-sticks;
- dertien loterijboekjes;
- een zilverkleurige koffer van het merk Rimoua.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.J.M.W. Paridaens-van der Stoel, mr. J.D.L. Nuis en mr. H.G. Punt, in tegenwoordigheid van mr. S.P.H. Brinkman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juni 2014.
[..]