In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 5 juni 2014 een beschikking gegeven inzake het verzoek van twee verzoekers, beiden wonende te Düsseldorf, tegen de besloten vennootschap Beleggingsmaatschappij Noork B.V., gevestigd te Ede. De Ondernemingskamer verwijst naar eerdere beschikkingen van 8 december 2011 en 16 maart 2012, waarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Beleggingsmaatschappij Noork B.V. was bevolen. Dit onderzoek was ingesteld vanwege zorgen over de gang van zaken binnen de vennootschap en de benoeming van een bestuurder, ir. P. van Waning, om het onderzoek te begeleiden.
Op 2 juni 2014 heeft mr. J.W. Kempenaar-van Ittersum, advocaat van de verzoekers, de Ondernemingskamer verzocht om de enquêteprocedure te beëindigen, omdat er een minnelijke regeling was getroffen. Dit verzoek werd ondersteund door mr. A.R.M. van der Pluijm, advocaat van de verweerder. Zowel de benoemde onderzoeker als de bestuurder hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de beëindiging van de procedure.
De Ondernemingskamer heeft, gezien de minnelijke regeling en het ontbreken van bezwaren tegen de beëindiging van het onderzoek, besloten het eerder bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen te beëindigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal bestuur, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en is openbaar uitgesproken in de zitting van de Ondernemingskamer.