In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 juli 2012. De verdachte, geboren in 1985, was aangeklaagd voor diefstal van gereedschap van een bouwplaats. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd vernietigd en vervangen door een taakstraf van 100 uren of 50 dagen hechtenis. De zaak kwam ter terechtzitting na onderzoek op 22 mei 2013 en 10 april 2014. De advocaat-generaal had gevorderd tot een werkstraf, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een ernstig feit, waarbij hij de financiële schade en overlast voor anderen negeerde. De verdachte had eerder al veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof hield rekening met het feit dat de diefstal drie jaar geleden had plaatsgevonden en dat de verdachte sindsdien een positieve wending in zijn leven had genomen. De beslissing van het hof was gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.