Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant],
[X] HOLDING B.V.,gevestigd te [plaats],
Krijn Patrick HOOGENBOEZEM Q.Q.,
1.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] (naar het hof begrijpt:) in de kosten van het geding in hoger beroep.
2.Feiten
feitelijk overgedragen, alsmede op de voor fabricage van de [Y] sloepen (huidige en vorige model(en) benodigde mallen en pluggen, die zich ten tijde van het sluiten van de Koopovereenkomst onder derden (.,.) bevonden.
8. Conclusie(s)
3.Beoordeling
1 tot en met 11richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] en (indirect) [X] Holding mede beleidsbepaler zijn geweest in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW in de periode van 29 september 2005 tot 4 februari 2008. [appellanten] voeren aan dat [appellant] zich gedurende die periode niet als medebeleidsbepaler of als bestuurder heeft gemanifesteerd. Hij was enkel betrokken bij de onderneming in zijn rol als aandeelhouder en / of investeerder, in bijzonder de investeerder die betrokken werd bij zaken als er een nieuwe investering moest worden gedaan. Hij heeft zich niet bemoeid met de dagelijkse gang van zaken. De curator heeft ook geen concrete feiten en of omstandigheden aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat hij als feitelijk bestuurder heeft geopereerd, aldus [appellanten]
“Het is van belang er op te wijzen, dat de beleidsbepalers alleen aansprakelijk kunnen worden gesteld indien zij de bestuurstaak daadwerkelijk uitoefenen. Dat is de betekenis van “als ware hij bestuurder” Niet wordt gedoeld op adviseurs (…) of anderen die weliswaar op het beleid van het bestuur een sterke of zelfs beslissende invloed kunnen hebben, doch die niet daadwerkelijk de bestuurstaak uitoefenen. De bewijslast dat een bepaalde persoon het beleid heeft bepaald als ware hij bestuurder, rust in beginsel op de curator.(…) Er moet enerzijds directe bemoeienis met het bestuur zijn, anderzijds een feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur, wil er sprake zijn van ‘beleidsbepaler als ware hij bestuurder’.”Het hof overweegt dat met feitelijke terzijdestelling gelijk kan worden gesteld de situatie waarin de medebeleidsbepaler zijn wil aan het bestuur oplegt en het formele bestuur dat gedoogt.
grief 14richten [appellanten] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellanten] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort in de boedel van [Y]. In hun toelichting wijzen zij erop dat de jaarrekening over 2006 slechts enkele dagen te laat is gedeponeerd en dat de te late deponering van de jaarrekening over 2005 niet is aan te merken als een belangrijke oorzaak van het faillissement. Evenmin is er volgens [appellanten] causaal verband tussen de stand van administratie en het faillissement. Daarbij merken [appellanten] op dat de stand van de administratie dateert van voor het aantreden van [X] Holding als bestuurder van [Y].
Grief 15richt zich tegen dit oordeel van de rechtbank.
Grieven 15 en 16falen.
de grieven 12 en 13geen doel treffen. Deze grieven waren gericht tegen de overwegingen van de rechtbank waarin ten overvloede is overwogen dat de wijze waarop de activa van [Y] aan de vennootschappen van Van der Aardweg zijn verkocht en uitvoering is gegeven aan de koopovereenkomst in de maanden voorafgaand aan het faillissement onbehoorlijk bestuur oplevert.
laatste grief (17)van [appellant] c.s is gericht tegen de overweging van de rechtbank waarin het tekort in het faillissement als niet betwist kan worden begroot op € 887.921,--- en de rechtbank [appellanten] zal veroordelen dat bedrag aan de curator te betalen vermeerderd met de wettelijke rente. In hun toelichting op deze grief voeren [appellanten] aan dat de curator nog is verwikkeld in een procedure tegen de verhuurder van [Y] en nog een aantal vorderingen heeft op derden die het tekort kunnen verminderen. Ook zijn alle vorderingen nog niet geverifieerd. Volgens [appellanten] staat het boedeltekort dan ook nog niet vast. De curator heeft aangevoerd dat de vordering voor zover inbaar, jegens de verhuurder van [Y] reeds is meegenomen in het bedrag van het boedeltekort. Verder erkent de curator dat er nog vorderingen op derden zijn. Hij acht het evenwel niet waarschijnlijk, mede gelet op de boedelvorderingen, dat de omvang van het tekort zal afnemen.
4.Beslissing
J. Blokland en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2014.