3.1Het gaat in deze zaak om het volgende.
a.[geïntimeerde] is op 6 september 2004 bij [appellante] in dienst getreden als productiemedewerker, zijn loon bedroeg laatstelijk € 1.472,96 per vier weken.
b. In april 2013 heeft[geïntimeerde] zich ziek gemeld.
c. Op 18 april 2013 heeft[geïntimeerde] bij het UWV een deskundigenoordeel aangevraagd omtrent zijn arbeids(on)geschiktheid.
d. Bij brief van 19 april 2013 heeft de bedrijfsarts verbonden aan Arbodienst Medi-Ma [appellante] meegedeeld dat hij die dag telefonisch overleg heeft gevoerd met[geïntimeerde] die zich wegens acute gezondheidsklachten tijdelijk niet in staat voelde zijn werk te verrichten, dat was afgesproken dat[geïntimeerde] op 22 april 2013 weer aan het werk zou gaan en dat[geïntimeerde] op 23 april 2013 verwacht werd op het spreekuur in Purmerend als werkhervatting niet haalbaar zou zijn.
e. Op 22 april 2013 is[geïntimeerde] niet aan het werk gegaan. Volgens een schriftelijke melding van de bedrijfsarts aan [appellante] heeft de echtgenote van[geïntimeerde] telefonisch laten weten dat hij op 19 april 2013 bij de huisarts is geweest die twee weken rust heeft geadviseerd en dat de bedrijfsarts de huisarts kon bellen voor verdere informatie. Voorts meldde de bedrijfsarts dat de echtgenote van[geïntimeerde] tijdens het telefoongesprek heeft gezegd “
..dat ze niet 30 km gaan rijden om alleen te horen dat haar man aan het werk moet. Ze komen dus morgen niet op het spreekuur!”
f. Naar aanleiding van de mededelingen van[A] echtgenote heeft [appellante] hem bij brief op 23 april 2013 bezorgde briefmeegedeeld dat hij uit hoofde van het ziekteverzuimprotocol verplicht is aan de controlevoorschriften te voldoen en dat hij op 23 april 2013 diende te verschijnen op het spreekuur van de bedrijfsarts.[geïntimeerde] werd bij deze brief uitgenodigd voor een gesprek op 24 april 2013 met mevrouw[B], P&O adviseur en de heer [C], Operationeel Manager. Hem werd geadviseerd zijn partner mee te nemen.
g. Op 24 april 2013 heeft het gesprek tussen genoemde personen plaatsgevonden. Dezelfde dag heeft [appellante] de inhoud van het gesprek bevestigd.[geïntimeerde] is onder meer meegedeeld dat hij zich niet had gehouden aan de regels ter zake van verzuim door niet op 23 april 2013 bij de bedrijfsarts te verschijnen en dat daarom met ingang van deze datum de loonbetaling werd opgeschort totdat hij weer aan zijn verplichtingen zou voldoen. Daarbij werd[geïntimeerde] onder meer de mogelijkheid geboden naar de bedrijfsarts te gaan zodat deze kon beoordelen of[geïntimeerde] arbeidsongeschikt was.
h.[geïntimeerde] heeft zich op 26 april 2013 alsnog bij de bedrijfsarts gemeld. Deze was van oordeel dat er geen redenen waren waarom[geïntimeerde] niet zou mogen of kunnen werken. De bedrijfsarts bleef bij zijn oordeel dat[geïntimeerde] op 22 april 2013 in staat was tot het verrichten van zijn eigen werk.
i. Bij brief van 26 april 2013 heeft [appellante][geïntimeerde] onder meer meegedeeld dat zij van de bedrijfsarts had gehoord dat in het gesprek van 26 april 2013 geen gezichtspunten naar voren waren gekomen die erop zouden wijzen dat[geïntimeerde] zijn werkzaamheden niet zou kunnen verrichten. [appellante] schreef verder dat zij altijd het advies van het UWV opvolgt en dat zij, als het UWV tevens van mening zou zijn dat[geïntimeerde] volledig geschikt is voor zijn eigen werkzaamheden, zij het door hem niet hervatten van zijn werkzaamheden als werkweigering zou zien.
j. Bij brief van 31 mei 2013 heeft de bedrijfsarts [appellante] bericht dat hij die week informatie uit de behandelende sector had ontvangen die geen nieuwe gezichtspunten bevatte, zodat zijn mening over de belastbaarheid van[geïntimeerde] ongewijzigd bleef.
k. Naar aanleiding van het verzoek van[geïntimeerde] om een second opinion heeft het UWV hem bij brief van 4 juli 2013meegedeeld dat “..ons oordeel is dat u uw eigen werk op 22 april 2013 inderdaad niet volledig kon doen.”
l. De bedrijfsarts heeft [appellante] bij brief van 11 juli 2013laten weten dat hij de uitslag van het deskundigenoordeel met[geïntimeerde] en zijn partner had besproken en dat was afgesproken dat[geïntimeerde] met ingang van 15 juli 2013 zijn eigen werk gedurende vier uur per dag exclusief pauzes zou gaan verrichten.
m. Op 12 juli 2013 heeft [appellante][geïntimeerde] een brief gezonden naar aanleiding van een telefoongesprek dat P&O adviseur[B], die contact zocht om met[geïntimeerde] te spreken over het deskundigenoordeel, op 11 juli 2013 met diens partner had gevoerd.[B] heeft gezegd dat zij verwachtte dat[geïntimeerde] de maandag daarop, 15 juli 2013 dus, zijn eigen werkzaamheden voor vier uur per dag exclusief pauzes, zou gaan verrichten. Niettegenstaande de toezegging van de partner van[geïntimeerde] dat zij dezelfde dag, na dit met[geïntimeerde] te hebben besproken, zou terugbellen is dit niet gebeurd. De volgende dag heeft [appellante] herhaaldelijk tevergeefs telefonisch contact gezocht met[geïntimeerde], aldus nog steeds de brief die eindigde met de mededeling dat[geïntimeerde] op 15 juli 2013 om 9.00 uur voor een gesprek werd verwacht om de ontstane situatie te bespreken en dat hij aansluitend daarop zijn eigen werkzaamheden gedurende vier uur per dag, exclusief 30 minuten pauze, zou kunnen gaan verrichten.
n. Bij e-mail van 14 juli 2013 aan [appellante] heeft[geïntimeerde] het standpunt ingenomen dat hij in het geheel niet in staat is zijn werk te verrichten en aanspraak gemaakt op betaling van zijn loon vanaf 22 april 2013.
o. Volgens een brief van 15 juli 2013van [appellante] aan[geïntimeerde] hebben partijen die dag gesproken, maar is het gesprek wegens intimiderend gedrag van de nicht van[geïntimeerde] die evenals zijn echtgenote daarbij aanwezig was door[B] na vijf minuten beëindigd. Bij deze brief is[geïntimeerde] gesommeerd zijn werk gedurende vier uur per dag exclusief 30 minuten pauze ‘per omgaand’ te hervatten.
p. Bij brief van 17 juli 2013 heeft de gemachtigde van [appellante] zich tot[geïntimeerde] gewend, meegedeeld dat[geïntimeerde] niet aan zijn verplichting tot re-integratie voldeed zodat [appellante] gerechtigd was de loonbetaling te staken voor het deel dat hij zou kunnen werken, te weten vier uur per dag, en dat als[geïntimeerde] zou volharden in zijn weigering aan bedoelde verplichtingen te voldoen arbeidsrechtelijke sancties zouden volgen, waarbij een eventuele ontslagprocedure niet zou zijn uitgesloten.
q. Op 18 juli 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de bedrijfsarts, Operational Manager [C],[B] en[geïntimeerde]. Volgens de bevestigingsbrief van de gemachtigde van [appellante] van 19 juli 2013 is afgesproken dat[geïntimeerde] de volgende dag voor vier uur zijn werkzaamheden zou hervatten.
r. Op 19 juli 2013 heeft[geïntimeerde] enige tijd zijn werkzaamheden hervat en zich opnieuw ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft contact met[geïntimeerde] opgenomen en hem gezegd dat hij maandag 22 juli 2013 weer voor vier uur moest hervatten. Die dag heeft[geïntimeerde] minder dan vier uur gewerkt en is vervolgens naar huis gegaan.
s. Bij brief van 22 juli 2013 heeft [appellante][geïntimeerde] op staande voet ontslagen op de grond dat hij ondanks herhaaldelijk verzoeken en na diverse sommaties geen gevolg heeft gegeven aan de voor hem geldende re-integratieverplichtingen.
t. Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 8 augustus 2013 heeft[geïntimeerde] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het ontslag.
u. Naar aanleiding van [appellante] verzoek om een deskundigenoordeel heeft het UWV bij brief van 5 september 2013 meegedeeld dat[geïntimeerde] niet in staat is om het eigen werk gedurende vier uur per dag te verrichten,. Volgens de bijgevoegde rapportage heeft het oordeel betrekking op het tijdvak vanaf 22 april 2013.[geïntimeerde]