ECLI:NL:GHAMS:2014:1977

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
2 juni 2014
Zaaknummer
200.068.819 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de geldingsduur van getroffen voorzieningen in een ondernemingsrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 3 april 2014 een beschikking gegeven inzake de verlenging van de geldingsduur van eerder getroffen voorzieningen in een ondernemingsrechtelijke kwestie. De verzoekers, bestaande uit de heren [A], [B] en [C], hebben een verzoek ingediend tegen de besloten vennootschap [D] B.V. en belanghebbenden [E], [F] en [G]. De Ondernemingskamer had eerder, in een beschikking van 25 april 2012, vastgesteld dat er wanbeleid had plaatsgevonden binnen [D] en had verschillende voorzieningen getroffen, waaronder het ontslag van een bestuurder en de benoeming van een nieuwe bestuurder voor een periode van twee jaar.

In het verzoek van [D] van 3 februari 2014 werd gevraagd om de tijdelijke aanstelling van de bestuurder en de overdracht van de aandelen in [D] te verlengen. De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld tijdens een openbare zitting op 3 april 2014, waar de partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de omstandigheden die aanleiding gaven voor de eerdere voorzieningen nog steeds voortduren en dat er een reële mogelijkheid bestaat dat partijen tot overeenstemming komen over de onderlinge schuldverhoudingen.

De Ondernemingskamer heeft besloten om de geldingsduur van de getroffen voorzieningen te verlengen met twee jaar, ingaande op 25 april 2014. Het verzoek om meer of anders te verzoekt is afgewezen. De beschikking is gegeven door een panel van rechters, waaronder de voorzitter mr. P. Ingelse, en is ondertekend op 12 mei 2014.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF [plaats]
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.068.819/03 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 3 april 2014
inzake

1.[A],

wonende te [plaats],
2.
[B],
wonende te [plaats],
3.
[C],
wonende te [plaats], Verenigde Arabische Emiraten,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. K.M. Kole,kantoorhoudende te Arnhem,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D] B.V.,
gevestigd te [plaats],
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. P.J. van der Korst, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[E]B.V.
gevestigd te [plaats],
2.
[F],
wonende te [plaats] (Frankrijk),
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. W.J.P. Jongepieren
mr. M. Elshof, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

3.[G],

wonende te [plaats],
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. J. Anema, kantoorhoudende te Amersfoort.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen en andere personen zullen hierna als volgt worden aangeduid:
  • verzoekers als respectievelijk [A], [B] en [C],
  • verweerster als [D];
  • de verschenen belanghebbenden als respectievelijk [E], [F] en [G];
  • Stichting Administratiekantoor [[...]] als Stak,
  • [E] en [F] tezamen als [E] c.s., en
  • [A], [B], [C] tezamen als [A] c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 25 april 2012 en 27 april 2012. In de beschikking van 25 april 2012 heeft de Ondernemingskamer vastgesteld dat zich in [D] wanbeleid heeft voorgedaan. Zij heeft voorts de volgende voorzieningen getroffen:
ontslag van [E] als bestuurder van [D];
benoeming met ingang van 25 april 2012, vooralsnog voor een periode van twee jaren, van een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van [D];
overdracht ten titel van beheer met ingang van 25 april 2012, vooralsnog voor een periode van twee jaren, van de door Stak gehouden aandelen in [D] aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon.
1.3
De Ondernemingskamer heeft in haar beschikking van 27 april 2012 G.C.J. Verweij te Alphen aan den Rijn en mr. W.G. van Hassel te Klaaswaal aangewezen als bestuurder respectievelijk beheerder als bedoeld in de beschikking van 25 april 2012.
1.4
[D] heeft bij op 3 februari 2014 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
de tijdelijke aanstelling van G.C.J. Verweij tot bestuurder van [D] te verlengen met een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf 25 april 2014, althans met een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen termijn, en
de tijdelijke overdracht ten titel van beheer van 100% van de aandelen in [D]
aan W.G. van Hassel te verlengen met een termijn van 2 jaar, te rekenen vanaf 25
april 2014, althans met een door de Ondernemingskamer in goede justitie te bepalen
termijn.
1.5
[A] c.s. hebben bij 12 maart 2014 per fax en op 13 maart 2014 per post ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift het verzoek van [D] ondersteund en geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
1.6
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 april 2014. Bij die gelegenheid hebben mr. Van der Korst namens [D] en mr. Jongepier namens [E] c.s., beiden aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen overgelegde – pleitaantekeningen, alsmede mr. Kole namens [A] c.s. en mr. Anema namens [G], de standpunten van de door hen vertegenwoordigde partijen (nader) toegelicht. Partijen hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord. Na schorsing van de behandeling hebben partijen een overeenkomst gesloten, zoals neergelegd in het proces verbaal van de zitting. Met betrekking tot het verzoek hebben [E] c.s. en [G] verklaard dat zij zich refereren aan het oordeel van de Ondernemingskamer. De Ondernemingskamer heeft mondeling uitspraak gedaan als hierna te melden.

2.De feiten

2.1
De Ondernemingskamer verwijst naar de in haar voormelde beschikking van 25 april 2012 onder 2.2 tot en met 2.10 genoemde feiten. Voorts staat gelet op hetgeen door partijen enerzijds is gesteld en anderzijds niet of niet voldoende gemotiveerd is betwist, tussen hen het volgende vast.
2.2
Ten tijde van de beschikking van 25 april 2012 hield Stak alle aandelen in [D]. Enig bestuurder van Stak was [F].
2.3
Op verzoek van [A] c.s. is [F] bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2012 als enig bestuurder van Stak ontslagen en is Van Hassel als bestuurder van Stak benoemd. Tegen deze beschikking is hoger beroep ingesteld. Op 17 mei 2013 heeft de zitting bij het hof plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is tussen de desbetreffende partijen een minnelijke regeling getroffen. Het hoger beroep is in afwachting van uitvoering daarvan aangehouden. De minnelijke regeling is (nog) niet uitgevoerd.
2.4
Verweij heeft een inventarisatie gemaakt van:
betalingen die op grond van de maatschapsovereenkomsten 2006-I en 2006-II zijn verricht;
onzakelijke betalingen die [E] en [F] ten nadele van [D] hebben laten verrichten tussen [D] en met haar (indirect) verbonden vennootschappen; en
betalingen die op grond van de maatschapsovereenkomsten 1994 en 2004 hadden moeten worden verricht;
alles naar het inzicht van Verweij.
Verweij heeft de inventarisatie onder meer gebaseerd op het onderzoeksverslag, de administratie van [D], de jaarrekeningen over de jaren 2004 t/m 2010 van [D] en een rapport van drs. P.A. van den Boogaard RA. Voorts heeft Verweij inzage gekregen in de administratie van [H] B.V. (hierna: [H]) en haar Luxemburgse dochtervennootschappen.
2.5
Verweij heeft op basis van de inventarisatie twee voorlopige ‘correctiestaten’ opgesteld die een overzicht bevatten van naar zijn inzicht uitstaande schuldverhoudingen tussen [F], [E], [H] en haar Luxemburgse dochtervennootschappen. Nadat partijen zich over de voorlopige correctiestaten hadden uitgelaten, heeft Verweij op 13 maart 2013 definitieve correctiestaten aan de betrokken partijen toegezonden.
2.6
Van de definitieve correctiestaten wordt een deel door [F], [E] en [H] betwist. Zij hebben niet voldaan aan een sommatie van [D] om de volgens deze correctiestaten door hen verschuldigde bedragen te voldoen.
2.7
Op 25 november 2013 heeft [F], tezamen met [E] en [H], een schikkingsvoorstel gedaan waarin zij zich bereid hebben verklaard om in totaal € 2.358.468 aan [D] te betalen. Over dit voorstel is tussen de betrokken partijen geen overeenstemming bereikt.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Ter ondersteuning van haar verzoek heeft [D] gesteld dat de taak van de bestuurder en de beheerder nog niet is voltooid. Zij overweegt om [E], [F] en [H] in rechte te betrekken om het door hen verschuldigde te doen vaststellen en te incasseren en om aldus, zo stelt zij, de gevolgen van het wanbeleid zo veel mogelijk weg te nemen. Daarnaast overweegt zij de Ondernemingskamer te verzoeken een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van [H]. Dergelijke procedures zullen naar verwachting van [D] aanmerkelijke tijd in beslag nemen. Tegen deze achtergrond acht [D] een verlenging van de tijdelijke aanstelling van de bestuurder geboden.
3.2
Voorts heeft zij gesteld dat de ter terechtzitting van het hof (zie hierboven onder 2.3) tussen partijen getroffen regeling om te voorzien in het bestuur van Stak niet is geëffectueerd, dat die procedure niet is hervat en dat er daardoor onvoldoende zekerheid bestaat over de continuïteit van het bestuur van Stak. Op die grond dient de overdracht ten titel van beheer van de aandelen in [D] eveneens te worden verlengd.
3.3
Zoals hiervoor onder 1.5 en 1.6 overwogen hebben [A] c.s. geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek en hebben [E] c.s. en [G] zich aan het oordeel van de Ondernemingskamer gerefereerd.
3.4
De Ondernemingskamer oordeelt als volgt. De taak van de bestuurder houdt op grond van de beschikking van 25 april 2012 onder meer in het beletten dat (verder) uitvoering wordt gegeven aan twee door onder meer [D] in 2006 gesloten maatschaps-overeenkomsten, het zoveel mogelijk ongedaan maken van de voor [D] nadelige gevolgen van het in die beschikking vastgestelde wanbeleid – onder meer door te bewerkstelligen dat voor zover betalingen en uitbetalingen zijn verricht ten laste van [D] die niet stroken met in 1994 en 2004 gesloten maatschapsovereenkomsten, deze betalingen en uitkeringen terug te vorderen van degenen die deze betalingen en uitkeringen hebben ontvangen – en het naar zijn oordeel doen van het nodige om de verhoudingen binnen [D] te herstellen.
3.5
Gelet op de ter zitting van 3 april 2014 tot stand gekomen overeenstemming bestaat er naar het oordeel van de Ondernemingskamer een (reële) mogelijkheid dat [E] c.s. en [D] binnen afzienbare tijd tot overeenstemming komen over de onderlinge schuldverhoudingen. Zeer wel denkbaar is evenwel ook dat die overeenstemming niet wordt bereikt. In dat geval zal de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurder nog het nodige moeten ondernemen om de hem opgedragen taak te vervullen. De Ondernemingskamer acht de verwachting gerechtvaardigd dat de bestuurder daarmee de voltooiing van die taak in wezenlijke mate naderbij zal kunnen brengen. De Ondernemingskamer is van oordeel dat verlenging van de voorzieningen met twee jaar daarom geboden is.
3.6
Voorts is de Ondernemingskamer van oordeel dat de omstandigheden die aanleiding vormden voor de overdracht van aandelen ten titel van beheer voortduren en dat het beheer gelet op de door [D] aangevoerde omstandigheden eveneens dienen te worden verlengd.
3.7
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de Ondernemingskamer de geldingsduur van de bij beschikking van 25 april 2012 getroffen voorzieningen vanaf 25 april 2014 met twee jaren verlengen. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verlengt, met ingang van 25 april 2014, de bij beschikking van 25 april 2012 getroffen voorzieningen tot benoeming van een bestuurder van [D] B.V. alsmede tot overdracht van de aandelen van Stichting Administratiekantoor [[...]] ten titel van beheer met een periode van vooralsnog twee jaren;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, raadsheren, alsmede prof. dr. mr. F. van der Wel RA en dr. P.M. Verboom, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 3 april 2014 en ondertekend op 12 mei 2014.