Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
2.8. Goederencodes
4.1 Goederencode
3.Het oordeel van de rechtbank
Indeling
4.Geschil in hoger beroep
5.Relevante teksten en toelichtingen van de GN
(…) (…)
6.Beoordeling van het geschil
.
voorafgaandaan de mededeling van het bedrag aan de schuldenaar een noodzakelijke voorwaarde voor invordering (lees: boeking en mededeling) van de douaneschuld is. In geval van niet-boeking of te late boeking (vgl. HvJ C-264/08, punt 14) kan de mededeling daarom geen stand houden. Het HvJ heeft hierbij opgemerkt dat de douaneautoriteiten het verschuldigde bedrag opnieuw kunnen meedelen, met inachtneming van de in artikel 221, lid 1, van het CDW gestelde voorwaarden (vgl. HvJ C-264/08, punt 38). Hieruit volgt dat in geval van niet-boeking alsnog een boeking en mededeling dient plaats te vinden en dat in geval van te late boeking enkel een nieuwe mededeling behoeft plaats te vinden. Naar ’s Hofs oordeel blijkt uit voormelde rechtspraak van het HvJ dat het, anders dan belanghebbende heeft bepleit, op grond van het CDW mogelijk is om voor een reeds geboekte douaneschuld een tweede mededeling uit te reiken, indien de eerste mededeling op formele gronden is vernietigd.
7.Kosten
8.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover deze de vergoeding van het griffierecht betreft;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, behoudens voor zover het betreft de vergoeding van kosten;
- vermindert de UTB tot een bedrag van € 1.022.914,60;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van in totaal € 2.553,50.