ECLI:NL:GHAMS:2014:1720

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 mei 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
200.131.327-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbetaalde facturen en vordering tot betaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. Het geschil betreft een overeenkomst van opdracht tussen [appellant] en de vennootschap onder firma “ALLICHT” ELECTROTECHNIEK V.O.F. [appellant] heeft in het verleden verschillende facturen ontvangen van Allicht voor werkzaamheden aan elektronische installaties in appartementen. Na het niet betalen van een aantal facturen heeft Allicht betaling gevorderd van de door haar verrichte werkzaamheden, inclusief contractuele rente. De rechtbank heeft in een tussenvonnis Allicht opgedragen bewijs te leveren van de door [appellant] gegeven opdrachten en de omvang daarvan. Na het horen van getuigen heeft de rechtbank geoordeeld dat Allicht in haar bewijsopdracht is geslaagd en heeft zij de vordering van Allicht toegewezen. [appellant] is het niet eens met deze beslissing en heeft grieven ingediend in hoger beroep. Het hof heeft de grieven van [appellant] beoordeeld en vastgesteld dat deze niet slagen. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.131.327/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: 447682 / HA ZA 10-62
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 mei 2014
inzake
[APPELLANT],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat:
mr. G.M. Terlingente Hoorn,
tegen:
de vennootschap onder firma “ALLICHT” ELECTROTECHNIEK V.O.F.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat:
mr. B.C.M. den Teulingte Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Allicht genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 19 april 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 23 januari 2013 (hierna: het eindvonnis) en het daaraan voorafgaande tussenvonnis van 23 februari 2011 (hierna: het tussenvonnis) van de rechtbank Amsterdam, gewezen tussen Allicht als eiseres en [appellant] als (mede)gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
[appellant] heeft geconcludeerd tot - kort samengevat - vernietiging van beide vonnissen en afwijzing van de vorderingen van Allicht, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Allicht heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden tussenvonnis onder 2.1 tot en met 2.13 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1
Eind 2007 is [X] B.V. (hierna: [X]) gestart met de bouw van een aantal appartementen in een pand aan de Plantage Muidergracht te Amsterdam. [appellant] was statutair directeur van [X].
3.1.2
In het kader van de bouw van de appartementen heeft [appellant] met Allicht overleg gevoerd over de aanleg van elektronische installaties in de appartementen.
[appellant] heeft aan Allicht een opdracht verstrekt voor het aanleggen van een elektronische installatie in één van de appartementen (hierna: het modelappartement).
3.1.3
Voor de werkzaamheden aan het modelappartement heeft Allicht aan [appellant] drie voorschotfacturen gestuurd voor een bedrag van in totaal € 7.282,80 ( inclusief BTW), welke [appellant] heeft betaald.
3.1.4
Voordat de werkzaamheden aan het modelappartement waren voltooid, heeft [appellant] aan Allicht opdracht gegeven om in een aantal andere appartementen in het pand elektronische installaties aan te leggen.
3.1.5
Op 15 februari 2008 heeft Allicht aan [appellant] een tussentijdse factuur gestuurd voor een bedrag van € 20.565,57( inclusief BTW) voor alle tot dan toe gemaakte kosten, met aftrek van de reeds betaalde voorschotten (zie 3.1.3). Ook deze factuur heeft [appellant] betaald.
3.1.6
Vervolgens heeft Allicht in maart, april, mei en juni 2008 voorschotfacturen gestuurd voor een bedrag van in totaal € 95.200,-- (inclusief BTW). [appellant] heeft deze facturen niet betaald.
3.1.7
Medio juni 2008 heeft Allicht haar werkzaamheden voortijdig beëindigd.
3.1.8
Op 17 juni 2008 heeft Allicht aan [X] een eindfactuur gestuurd voor een bedrag van € 82.839,52 (inclusief BTW). [appellant] heeft deze factuur niet betaald.
3.1.9
Op 25 augustus is [X] in staat van faillissement verklaard.
3.2
Voor zover in dit hoger beroep aan de orde heeft Allicht betaling gevorderd van door haar verrichte werkzaamheden tot een bedrag van € 82.839,52, vermeerderd met de contractuele rente vanaf 17 juni 2008.
3.3
Aangezien partijen van mening verschilden over de inhoud en omvang van de door [appellant] aan Allicht verstrekte opdracht, heeft de rechtbank in het tussenvonnis Allicht te bewijzen opgedragen:
1. dat [appellant] haar (mondeling) opdracht heeft gegeven om in plaats van een standaard installatie een luxueuze installatie in het modelappartement aan te brengen;
2. dat [appellant] haar (mondeling) opdracht heeft gegeven om diverse werkzaamheden buiten de appartementen te verrichten.
3.4
In het tussenvonnis van 23 februari 2011 heeft de rechtbank in 4.10 tevens overwogen dat, voor zover Allicht slaagt in het bewijs van de overige haar nog opgedragen werkzaamheden (zie 3.3. onder 2), zij nog een specificatie van de door haar gefactureerde uren in het geding moet brengen, uitgesplitst in uren ten behoeve van de installaties in de verschillende appartementen en uren ten behoeve van de gestelde overige werkzaamheden en ook de materiaalkosten op deze wijze moet uitsplitsen.
3.5
Na het horen van een zestal getuigen, waaronder [appellant], heeft de rechtbank geoordeeld dat Allicht in haar bewijsopdracht is geslaagd. Naar aanleiding van de door Allicht bij conclusie na enquête overgelegde specificatie van de door haar geleverde materialen en gewerkte uren, ter onderbouwing waarvan zij bovendien werkbriefjes in het geding heeft gebracht, heeft de rechtbank – bij gebreke van een voldoende gemotiveerde betwisting door [appellant] – de vordering van Allicht toegewezen.
3.5.1
Tevens heeft de rechtbank de gevorderde contractuele rente toegewezen, zijnde de wettelijke handelsrente verhoogd met 2% conform de algemene voorwaarden van Allicht (hierna: ALIB ’92) vanaf 17 juni 2008 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.6
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met twee grieven. Het hof stelt vast dat geen van de grieven is gericht tegen de bewijsopdracht en/of de waardering van het bewijs door de rechtbank, zodat van de juistheid daarvan in hoger beroep wordt uitgegaan.
3.7
Grief Iricht zich tegen r.o. 2.13 van het eindvonnis, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] de door Allicht in rekening gebrachte uren onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, gelet op de door Allicht overgelegde specificatie van door haar gewerkte uren en werkbriefjes. Tevens lijkt deze grief, blijkens de slotregel van haar toelichting, gericht te zijn tegen r.o. 2.14, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] op matiging van de in rekening gebrachte uren heeft verworpen.
3.7.1
Deze grief kan niet slagen. Evenmin als in eerste aanleg heeft [appellant] in beroep toegelicht welke posten van de specificatie hij betwist. De rechtbank heeft derhalve terecht en op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, geoordeeld dat [appellant] de specificatie onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en dat Allicht daarom de uren ook niet nader behoefde te specificeren.
Voor honorering van het beroep op matiging ziet het hof, in navolging van de rechtbank, geen aanleiding nu [appellant] ook in hoger beroep geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die tot het oordeel moeten leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn hem aan de gemaakte afspraken te houden.
3.8
Met
grief IIkomt [appellant] op tegen toewijzing van de contractuele rente op grond van de ALIB ’92. Volgens [appellant] had zijn verklaring tijdens de comparitie “
dat zij[Allicht; hof]
kon voortgaan met de andere appartementen op dezelfde wijze zoals voor het eerste appartement was afgesproken”uitsluitend betrekking op de technische aspecten van de wijze waarop de technische installatie in het modelappartement was aangelegd en niet op de toepasselijkheid van de ALIB ’92. Daar komt bij, aldus [appellant], dat uitsluitend Allicht een professionele partij is en er slechts een enkele offerte voor slechts een appartement is geweest, waarin naar de ALIB ’92 is verwezen. Onder deze omstandigheden mocht [appellant] ervan uitgaan dat deze voorwaarden niet ook ten aanzien van de overige appartementen tussen partijen waren aanvaard, aldus diens betoog.
3.8.1
Deze grief slaagt evenmin. De uitleg die [appellant] thans in hoger beroep aan zijn verklaring tijdens de comparitie geeft, acht het hof onvoldoende onderbouwd. Waar tussen partijen niet in geschil is dat de ALIB ’92 van toepassing waren op het eerste appartement, had het op de weg van [appellant] gelegen ten aanzien van de toepasselijkheid van deze voorwaarden op de overige werkzaamheden een (uitdrukkelijk) voorbehoud te maken, hetgeen hij niet heeft gedaan. Het hof verwerpt de stelling van [appellant] dat uitsluitend Allicht een professionele partij is, nu [appellant] de opdracht aan Allicht niet als consument heeft verstrekt.
3.9
De slotsom is dat de grieven falen. De vonnissen waarvan beroep zullen worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Nu [appellant] slechts in algemene bewoordingen bewijs van zijn stellingen heeft aangeboden, moet dit aanbod als onvoldoende gespecificeerd worden verworpen.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Allicht begroot op € 1.862,-- aan verschotten en € 1.631-- voor salaris;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, E.M. Polak en D.L.M.T. Dankers-Hagenaars en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2014.