ECLI:NL:GHAMS:2014:1716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
13 mei 2014
Zaaknummer
23-001608-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal uit een invalidenauto met gebruik van braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 9 januari 2014 gehouden, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal uit een invalidenauto, waarbij hij met een schroevendraaier een ruit heeft ingeslagen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 maart 2013 te Amsterdam Zuidoost ter uitvoering van zijn voorgenomen misdrijf de ruit van de auto heeft ingeslagen, maar niet in staat was om de diefstal te voltooien. Het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte moeten worden aangemerkt als een begin van uitvoering van de diefstal.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en 60 dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 150,00 aan schadevergoeding. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Uitspraak

parketnummer: 23-001608-13
datum uitspraak: 23 januari 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 maart 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701464-13 en 13-650786-11 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 januari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
primair:
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (invaliden)auto (merk Canta) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, naar die (invaliden)auto is toegegaan en/of (met een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp) een ruit van die auto heeft ingeslagen, in elk geval heeft geforceerd.
1
subsidiair:
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk (een ruit van een) (invaliden)auto (merk Canta), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met een schroevendraaier, althans een soortgelijk voorwerp) die ruit in te slaan, in elk geval te forceren.
2:
hij op of omstreeks 09 maart 2013 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 1,01 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Gevoerd verweer

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het hof overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep voldoende is gebleken dat de verdachte zijn auto naast de auto van de benadeelde heeft geparkeerd en de ruit van de auto heeft ingeslagen met de bedoeling de bal op het stuur mee te nemen. Omdat de verdachte schrok van het geluid dat het inslaan van de ruit veroorzaakte en zag dat het niet het goede merk auto was waarvan hij de stuurbal wilde meenemen is hij weggereden.
Anders dan de raadsman heeft betoogd is het hof van oordeel dat deze gedragingen zijn aan te merken als een begin van uitvoering van diefstal, daar zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van die diefstal. Van vrijwillige terugtred, zoals door de raadsman in eerste aanleg is betoogd, was geen sprake.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
primair:
hij op 9 maart 2013 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een invalidenauto weg te nemen goederen, toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar die invalidenauto is toegegaan en met een schroevendraaier een ruit van die auto heeft ingeslagen.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke werkstraf opgelegd in de zaak met parketnummer 13/650786-1. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf gevorderd, alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geprobeerd een bal op het stuur van een invalidenauto weg te nemen en heeft daarbij met een schroevendraaier een ruit ingeslagen. Diefstal -en ook een poging daartoe- is een ergerlijk feit dat voor de benadeelde hinder en schade met zich meebrengt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 december 2013 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de laatste veroordeling enige tijd geleden is en dat de verdachte, kampend met verslavings- en gezondheidsproblemen, ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij zich realiseert wat hij te verliezen heeft bij nieuwe veroordelingen en dat om die reden geen recidive te verwachten valt.
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 150,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 mei 2011 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], een bedrag te betalen van
€ 150,00 (honderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 19 mei 2011, parketnummer 13-650786-11, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.R. Cox, mr. M.J.G.B. Heutink en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van mr. J. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 januari 2014.