ECLI:NL:GHAMS:2014:1678

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2014
Publicatiedatum
9 mei 2014
Zaaknummer
200.123.270-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake getuigenverhoor en bewijslevering in civiele zaak

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, betreft het een hoger beroep van [appellante] tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof had op 24 september 2013 een tussenarrest gewezen waarin [appellante] was toegelaten tot getuigenbewijs. Echter, op de dag van de geplande enquête, 10 december 2013, heeft de advocaat van [appellante] laten weten dat er geen contact was geweest met zijn cliënt en heeft hij verzocht om de zaak naar de rol te verwijzen. Dit verzoek werd door de raadsheer-commissaris afgewezen, omdat niet was voldaan aan de vereisten van artikel 170 Rv, wat leidde tot sluiting van de enquête en verwijzing naar de rol voor arrest.

In het arrest van 8 april 2014 heeft het hof vastgesteld dat het getuigenverhoor niet had plaatsgevonden, wat voor rekening en risico van [appellante] kwam. Het hof oordeelde dat [appellante] geen bewijs had geleverd voor haar stellingen, waaronder de claim dat [Y] op 9 juni 2011 een bedrag van € 8.024,- contant had betaald aan [X]. Het hof concludeerde dat de grief van [appellante] faalde en dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd diende te worden.

De kosten van het hoger beroep werden aan [appellante] opgelegd, inclusief een specificatie van de verschotten en het salaris van de advocaat. Het hof verklaarde de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer op 8 april 2014.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.123.270/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam:
1315101 / HA EXPL 12-37
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 april 2014
inzake:
[APPELLANTE],
wonend te [woonplaats],
APPELLANTE,
advocaat:
mr. R.J. Kwakkelte Diemen,
tegen:
de vennootschap onder firma
[GEÏNTIMEERDE]
gevestigd te [plaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat:
mr. S.M. van de Weijerte Duivendrecht, gemeente Ouder-Amstel.
De partijen worden hierna aangeduid als [appellante] en [geïntimeerde].

1.Het geding in hoger beroep

In deze zaak heeft het hof op 24 september 2013 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt naar dit arrest verwezen. Bij genoemd arrest is [appellante] toegelaten tot getuigenbewijs.
Op 10 december 2013 - de dag waarop de enquête gehouden zou worden - heeft de advocaat van [appellante] per faxbericht aan het hof medegedeeld dat [appellante] geen contact met hem heeft opgenomen en voorts het verzoek gedaan de zaak naar de rol te verwijzen voor uitlating van redenen van verhindering en opgave van nieuwe verhinderdata.
De advocaat van [geïntimeerde] heeft hierop gereageerd, eveneens bij faxbericht van 10 december 2013.
De raadsheer-commissaris heeft het verzoek van [appellante] geweigerd. Er is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 170 Rv om één week voor de zitting aan de griffier (en de wederpartij) een opgave te doen van de te horen getuigen en evenmin is gebleken dat de getuigen bij aangetekende brief zijn opgeroepen. Daarop heeft de raadsheer-commissaris de enquête gesloten.
Vervolgens is de zaak naar de rol verwezen voor arrest.

2.Beoordeling

2.1
In het tussenarrest heeft het hof in rechtsoverweging 3.3 als volgt overwogen:
In het tussenvonnis van 13 juni 2012 heeft de kantonrechter [appellante] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat partijen zijn overeengekomen dat btw in rekening zou worden gebracht en tot het leveren van bewijs van zijn stelling dat [Y] op 9 juni 2011 contant een bedrag van € 8.024,- heeft betaald aan [X]. Het getuigenverhoor heeft nimmer plaatsgehad. De advocaat van [appellante] heeft zich onttrokken en [appellante] heeft zich vervolgens op de rolzitting niet uitgelaten over een voortzetting van de enquête, waarop vervolgens akte niet-dienen is verleend.
2.2
In hoger beroep heeft [appellante] opnieuw getuigenbewijs aangeboden. Het hof heeft [appellante] hiertoe toegelaten met als overweging dat het hoger beroep mede ertoe strekt de appellerende partij de gelegenheid te bieden tot het verbeteren en aanvullen van hetgeen hij zelf bij de procesvoering in eerste aanleg heeft gedaan of nagelaten. Aangezien het hoger beroep van [appellante] niet tegen het tussenvonnis van 13 juni 2012 was gericht - waarin de bewijsopdracht werd geformuleerd - heeft het hof de volgende (gelijkluidende) bewijsopdracht geformuleerd:
laat [appellante] toe tot het leveren van tegenbewijs door getuigen tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat partijen zijn overeengekomen dat btw in rekening zou worden gebracht;
laat [appellante] toe te bewijzen dat [Y] op 9 juni 2011 contant een bedrag van € 8.024,- heeft betaald aan [X];
(…)
2.3
Het hof constateert dat in hoger beroep het getuigenverhoor andermaal geen doorgang heeft gevonden. Dit komt voor rekening en risico van [appellante], nu zij, althans haar advocaat, te elfder ure heeft laten weten niet voor het hof te zullen verschijnen op de vastgestelde datum en bovendien is gebleken dat niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 170 Rv.
2.4
Nu [appellante] geen getuigen heeft doen horen en ook overigens geen (tegen)bewijs heeft geleverd staat ook in hoger beroep vast dat partijen zijn overeengekomen dat btw in rekening zou worden gebracht en is voorts niet bewezen dat [Y] op 9 juni 2011 contant een bedrag van € 8.024,- heeft betaald aan [geïntimeerde]. Dit alles leidt tot de conclusie dat de grief faalt.
2.5
Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. [appellante] dient als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 683,- aan verschotten en € 948,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, C.C. Meijer en J.W. Hoekzema en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 april 2014.