ECLI:NL:GHAMS:2014:1626

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2014
Publicatiedatum
7 mei 2014
Zaaknummer
23-005113-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van telefoon en portemonnee al rijdend op scooter en bewijs poging tot inbraak sportcentrum

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2013. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor diefstal van een telefoon en portemonnee op 22 juli 2013 te Amsterdam, en voor een poging tot inbraak in een sportcentrum op 30 april 2013. De tenlastelegging omvatte geweld en bedreiging met geweld tegen de slachtoffers, waarbij de verdachte en zijn mededader op een scooter de slachtoffers hebben meegesleurd en geslagen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 18 april 2014 en de eerdere zitting in eerste aanleg. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf, welke straf door het hof in stand is gehouden. Het hof heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging aangepast, maar de kern van de beschuldigingen is bevestigd. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal met geweld en poging tot diefstal met braak. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De vordering van de benadeelde partij, Fresh Fitness, tot schadevergoeding is toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

parketnummer: 23-005113-13
datum uitspraak: 2 mei 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 november 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-741149-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres 1],
thans gedetineerd in [adres 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 april 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 juli 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de Scheldestraat, in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (zittend en rijdend op een scooter) (toen hij werd vastgepakt door voornoemde [slachtoffer 2]) voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben meegesleurd en/of meegetrokken en/of (vervolgens) eenmaal of meermalen slaande en/of zwaaiende bewegingen heeft/hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of met voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in een worsteling is/zijn geraakt;
2
primair
hij op of omstreeks 30 april 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportcentrum/sportschool (perce[e]l[en] [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2]) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of sportcentrum/sportschool Fresh Fitness, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd(e) perce(e)l(en) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen een of meer goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemd(e) sportcentrum/sportschool is gegaan, waarna hij, verdachte, met een of meer van zijn mededader(s) tegen een ruit (in een deur) van voornoemd(e) sportcentrum/sportschool heeft/hebben geschopt en/of getrapt als gevolg waarvan een gat is ontstaan in voornoemde ruit (in een deur) van voornoemd(e) sportcentrum/sportschool;
2
subsidiair
hij op of omstreeks 30 april 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam (behorende bij sportcentrum/sportchool Fresh Fitness, perce[e]l[en] [straatnaam 1] en/of [straatnaam 2]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of sportcentrum/sportschool Fresh Fitness, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door voornoemd(e) ruit/raam in te schoppen en/of in te trappen, in elk geval door voornoemd(e) ruit/raam te forceren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en tot een andere bewijsconstructie komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 22 juli 2013 te Amsterdam, in de Scheldestraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat hij, verdachte, en zijn mededader zittend en rijdend op een scooter toen hij, verdachte, werd vastgepakt door voornoemde [slachtoffer 2], voornoemde [slachtoffer 2] hebben meegesleurd en vervolgens meermalen slaande bewegingen hebben gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2];
2
primair:
hij op 30 april 2013 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een sportcentrum, perceel [straatnaam 1], weg te nemen een of meer goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en), toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of sportcentrum Fresh Fitness, en zich daarbij de toegang tot voornoemd perceel te verschaffen en/of die/dat weg te nemen een of meer goed(eren) en/of (een) geldbedrag(en) onder hun bereik te brengen door middel van braak, met zijn mededaders naar voornoemd sportcentrum is gegaan, waarna hij, verdachte, met een van zijn mededaders tegen een ruit in een deur van voornoemd sportcentrum heeft getrapt als gevolg waarvan een gat is ontstaan in voornoemde ruit in een deur van voornoemd sportcentrum.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bespreking van bewijsverweren

Feit 2:
De raadsvrouw heeft betoogd dat niet bewezen is dat de verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde poging tot diefstal met braak. De raadsvrouw heeft -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Volgens de melders van de inbraak waren de vier verdachten tussen 1.70 en 1.90 meter lang en waren drie van de vier verdachten in het donker gekleed. Volgens de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] droegen alle verdachten donkere kleding. De verdachte die een stuk kleiner is en een lichte spijkerbroek tijdens zijn aanhouding droeg, voldeed niet aan dit signalement.
Bovendien had de verdachte een goede verklaring voor het feit dat hij op dat tijdstip door de Tolstraat liep, nu hij vanuit de kroeg op weg naar zijn woning was en het bloed op zijn hand afkomstig was van glas van een gebroken fles dat hij eerder tegen zich aan had gekregen.
De verklaring van de getuige [getuige 1] inhoudende dat hij zag dat een van de vier verdachten twee of drie keer tegen het raam schopte, strookt niet met de gedachte dat de verdachte dit gat zou hebben geslagen met zijn hand.
Ook zitten er zeven minuten tussen het moment waarop over de portofoon over een van de verdachte personen wordt gesproken en het moment waarop de verbalisanten de verdachte zien lopen, terwijl het een kleine straat betreft.
De resultaten van het glasvergelijkend onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut zijn te beperkt om de conclusie te trekken dat de verdachte betrokken was bij het strafbare feit. Daarnaast maakt de keuze van het NFI voor de woorden
veel waarschijnlijkerin plaats van
zeer veel waarschijnlijkerhet mogelijk dat er een connectie tussen de glasdeeltjes en de (vernielde) ruit is, maar mogelijk ook niet.
Ook is op de ruit noch op de plaats delict bloed aangetroffen, hetgeen wel zo had moeten zijn als de verdachte zijn hand zou hebben opengehaald aan de (vernielde) ruit.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat mocht het hof menen dat de verdachte wel betrokken is geweest bij het strafbare feit, onvoldoende is gebleken dat daadwerkelijk is getracht in te breken en de stukken in het dossier meer duiden op een vernieling van een ruit dan een inbraak. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat slechts de getuige [getuige 1] heeft gezien dat geprobeerd zou zijn iets door de ruit te trekken. Deze getuige bevond zich op 40 à 50 meter afstand van de plaats delict en het was midden in de nacht. De raadsvrouw betwist dat de getuige voldoende zicht had op hetgeen daar geschiedde en meent dat de verklaring van de getuige op dit punt onbetrouwbaar is. Mocht het hof menen dat deze verklaring wel voldoende betrouwbaar is, wenst de raadsvrouw dat deze getuige op dit punt alsnog wordt gehoord.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt de verweren van de raadsvrouw en overweegt daartoe als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof waargenomen dat de lengte van de verdachte - gezien zijn lengte in relatie tot die van de raadsvrouw die naar eigen zeggen 1.80 meter is - in elk geval niet onder de 1.70 meter is. De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hoorden portofonisch dat een van de verdachten lichtgetint was en gekleed was in een donkere drie kwart parka en een lichtkleurige jeans. Daarmee voldeed de verdachte aan het opgegeven signalement.
Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw over het tijdsverloop van zeven minuten tussen het moment waarop over de portofoon over een van de verdachte personen werd gesproken en het moment waarop de verbalisanten de verdachte zagen lopen, overweegt het hof dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] om 04:47 uur op de Apollolaan te Amsterdam reden en
aldaarportofonisch hoorden over een melding van een bedrijfsinbraak aan de Pieter Aertszstraat. Het hof begrijpt voorts uit de verklaringen van de verbalisanten De Bruijn en Brouwer en van de getuige [getuige 2] dat deze getuige gedurende een vijftal minuten een soort live verslag van zijn waarnemingen aan de meldkamer doorgaf. Als de getuige meldt dat de bij de inbraak betrokken personen wegrennen en het signalement van (naar later blijkt) de verdachte doorgeven, zien de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], die inmiddels de Tolstraat zijn ingereden, de verdachte lopen. Dit brengt het hof tot de conclusie dat er geen zeven minuten liggen tussen het moment waarop een van de wegrennende verdachten wordt beschreven en de aanhouding van de verdachte.
Uit de verklaringen van de verbalisant Klaassen en de getuige [getuige 1] komt naar voren dat de ruit is ingetrapt. De resultaten van het glasvergelijkend onderzoek van het NFI ondersteunen het bewijs van verdachtes betrokkenheid bij het intrappen van de ruit. Het hof wil wel aannemen dat de verdachte bij een ander incident diezelfde avond met een glas een verwonding aan zijn hand heeft opgelopen, maar dat ontlast de verdachte te dezen niet. Dat niet tussen alle bij de verdachte aangetroffen glasdeeltjes en de ingetrapte ruit een relatie valt te leggen, acht het hof van onvoldoende betekenis.
Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding de verklaring van de getuige [getuige 1] niet voor het bewijs te bezigen, nu de weergegeven afstand van 40 à 50 meter slechts een schatting van de getuige zelf betreft en ook overigens geen noodzaak bestaat deze getuige, die reeds in aanwezigheid van een waarnemer van de raadsvrouw door de rechter-commissaris is gehoord, te horen.
[getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij gezien heeft dat een van de door hem waargenomen personen probeerde iets door de gebroken ruit te trekken van binnen naar buiten. Dat het hier niet ging om de enkele vernieling van een ruit volgt voorts uit de verklaring van Buijs, die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij wakker werd van glasgerinkel, en na enige tijd weer glasgerinkel hoorde, en de verklaring van [getuige 2] die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij gezien heeft dat, na het inslaan van de ruit, een of twee van de door hem waargenomen personen die zich verderop in de straat bevonden daar bleven staan als een auto of een fiets passeerde waarna ze dan weer terugliepen naar de opslagplaats (het hof begrijpt: het sportcentrum).

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is met zijn mededader op een scooter langs een terras gereden en heeft daar van een tafeltje een telefoon en een portemonnee gestolen. Aan dit tafeltje waren de aangever en zijn vader gezeten en toen de verdachte door de vader werd vastgepakt, hebben de verdachte en zijn mededader rijdend op de scooter hem meegesleurd waardoor verwondingen aan diens voeten, benen en armen en schade aan diens kleding zijn ontstaan. Het hof neemt de verdachte de buitengewone brutaliteit waarmee de verdachte en zijn mededader op een terras waar zich mensen bevonden, hebben gehandeld zeer kwalijk. De verdachte heeft enkel en alleen uit financieel gewin gehandeld. Voor het slachtoffer zijn nadelige psychische gevolgen van een dergelijk handelen niet uit te sluiten. Ook brengen feiten zoals deze in de samenleving in het algemeen gevoelens van onveiligheid teweeg.
Daarnaast heeft de verdachte samen met anderen getracht in een sportcentrum in te breken waarbij zij een ruit hebben vernield. Dergelijke feiten leveren schade en overlast op voor de gedupeerden. Ook hier heeft de verdachte kennelijk puur uit financieel gewin gehandeld.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 april 2014 is de verdachte reeds vele malen eerder voor onder meer gekwalificeerde vermogensdelicten veroordeeld, onder meer tot gevangenisstraffen.
Ook neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat de voorlopige hechtenis van de verdachte in de zaak betreffende de poging inbraak, op 13 mei 2013 was geschorst en dat de verdachte kort daarna, op
22 juli 2013, de straatroof op het terras heeft gepleegd.
Het hof acht, alles afwegende, de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 14 maanden passend en geboden en ziet geen aanleiding een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet hierop wordt de op 13 mei 2013 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis (dit betreft parketnummer 13/741105-13, feit 2 van de ten laste legging) opgeheven.

Vordering van de benadeelde partij Fresh Fitness

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 309,31. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de op 13 mei 2013 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis
(parketnummer 13/741105-13).
Vordering van de benadeelde partij Fresh Fitness
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Fresh Fitness ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 309,31 (driehonderdnegen euro en eenendertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Fresh Fitness, een bedrag te betalen van
€ 309,31 (driehonderdnegen euro en eenendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.J.F. Thiessen, mr. E. Mijnsberge en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
J.K. Krijnen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 mei 2014.
mr. R.J.F. Thiessen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
[...]