Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon OP/MAAT,
[Geïntimeerde sub 2],
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de werkgever, Op/Maat, voor de schade die [appellant] heeft geleden na een incident op de werkvloer. [appellant], die lijdt aan een spastische tetraparese, was in dienst van Op/Maat en werkte samen met [Geïntimeerde sub 2]. Op 15 maart 2011 kreeg [appellant] een vriendschappelijke schouderklop van [Geïntimeerde sub 2], waarna hij ten val kwam en een rugwervelfractuur opliep. [appellant] stelde Op/Maat en [Geïntimeerde sub 2] aansprakelijk voor de geleden schade, maar de rechtbank wees zijn vorderingen af.
In hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam de zaak behandeld. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had vastgesteld dat Op/Maat aan haar zorgplicht had voldaan. Het hof volgde de lezing van [appellant] dat de schouderklop vriendschappelijk was bedoeld, en dat [Geïntimeerde sub 2] niet had kunnen voorzien dat deze handeling zou leiden tot een val. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen van [Geïntimeerde sub 2] en dat Op/Maat niet aansprakelijk kon worden gesteld op basis van de artikelen 7:658, 7:611 en 6:170 van het Burgerlijk Wetboek.
De grieven van [appellant] werden verworpen, en het hof bekrachtigde de bestreden beschikking van de kantonrechter. Het hof erkende het leed van [appellant], maar concludeerde dat de gevolgen van het voorval het resultaat waren van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 11 februari 2014.