ECLI:NL:GHAMS:2014:1543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2014
Publicatiedatum
30 april 2014
Zaaknummer
23-002529-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijs en alternatieve scenario's in een strafzaak met betrekking tot witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2010. De verdachte, geboren in 1953, werd beschuldigd van het witwassen van verschillende geldbedragen, die volgens de tenlastelegging afkomstig zouden zijn uit misdrijven, waaronder overtredingen van de Opiumwet en afpersing. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 24 maart 2014 gehouden, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van twee jaren.

Het hof constateerde dat er talrijke scenario's waren geschetst door zowel de advocaat-generaal als de verdediging over de herkomst van de gelden die de verdachte en zijn medeverdachte hadden ontvangen. Geen van deze scenario's was op voorhand volstrekt onaannemelijk, en elk scenario had enige onderbouwing in het dossier. Echter, het hof vond onvoldoende harde feiten om een gemotiveerde keuze te maken voor één van deze scenario's. Dit leidde tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging dat het geld afkomstig was van misdrijf.

Bij de beoordeling van de zaak speelde ook de verklaring van getuige [getuige] een belangrijke rol, die had verklaard dat de gelden geen criminele herkomst hadden, maar uit zijn 'eigen broekzak' kwamen. Gezien deze omstandigheden besloot het hof dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.

Uitspraak

parketnummer: 23-002529-10
datum uitspraak: 7 april 2014
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-997027-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij:
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 05 december 2003 tot en met 20 februari 2007, te Amsterdam, althans in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of één van zijn mededader(s), één of meer voorwerp(en), te weten (één of meer) van de navolgende geldbedragen
- 313.084,00 euro, althans enig geldbedrag (zijnde één of meer contante betalingen van [getuige] aan [verdachte] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6]) en/of
- 25.491,00 euro, althans enig geldbedrag (zijnde één of meer bedragen dat/die [getuige] heeft overgemaakt naar de bankrekening van [medeverdachte 2]) en/of
- 34.000,00 euro, althans enig geldbedrag (zijnde één of meer contante betalingen die [getuige] in opdracht van [verdachte] aan [medeverdachte 5] heeft doen toekomen voor de aanschaf van een auto) en/of
- 2.500,00 euro, althans enig geldbedrag (zijnde een bedrag dat [getuige] heeft overgemaakt naar de bankrekening van [vriendin medeverdachte 5]) (vriendin van [medeverdachte 5]), verworven en/of voorhanden gehad (telkens) zulks terwijl hij, verdachte en/of één van zijn mededader(s) wist(en) dat/die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit overtreding van de Opiumwet en/of afpersing, in elk geval uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met een proeftijd van twee jaren.

Vrijspraak

De door de advocaat-generaal en de verdediging geschetste scenario’s omtrent de herkomst van het geld dat de verdachte en zijn medeverdachte hebben ontvangen zijn talrijk. Geen van deze scenario’s lijkt op voorhand volstrekt onaannemelijk en voor elk daarvan is in enigerlei mate onderbouwing in het dossier te vinden. Het hof constateert dat de verschillende scenario’s veelal tot een voor de verdachte en zijn medeverdachte gunstige uitkomst leiden. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan het hof daartegenover onvoldoende harde feiten vaststellen op grond waarvan het tot een gemotiveerde en overtuigende keuze kan komen voor één van deze scenario’s, hetgeen betekent, bij deze stand van zaken, dat het hof geen wettig en overtuigend bewijs ziet voor het ten laste gelegde, meer in het bijzonder niet voor de beschuldiging dat het geld in kwestie van misdrijf afkomstig is. Met name staat hieraan in de weg dat de getuige [getuige] op 7 januari 2010 bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat de gelden die hij de verdachte en zijn medeverdachte heeft doen toekomen geen criminele herkomst hebben, maar afkomstig zijn uit zijn “eigen broekzak”. Bij die stand van zaken dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.C.P. Haentjens, mr. J.L. Bruinsma en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
7 april 2014.
[...]