ECLI:NL:GHAMS:2014:1543
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.C.P. Haentjens
- J.L. Bruinsma
- P. Greve
- Rechtspraak.nl
Bewijs en alternatieve scenario's in een strafzaak met betrekking tot witwassen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2010. De verdachte, geboren in 1953, werd beschuldigd van het witwassen van verschillende geldbedragen, die volgens de tenlastelegging afkomstig zouden zijn uit misdrijven, waaronder overtredingen van de Opiumwet en afpersing. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 24 maart 2014 gehouden, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof constateerde dat er talrijke scenario's waren geschetst door zowel de advocaat-generaal als de verdediging over de herkomst van de gelden die de verdachte en zijn medeverdachte hadden ontvangen. Geen van deze scenario's was op voorhand volstrekt onaannemelijk, en elk scenario had enige onderbouwing in het dossier. Echter, het hof vond onvoldoende harde feiten om een gemotiveerde keuze te maken voor één van deze scenario's. Dit leidde tot de conclusie dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging dat het geld afkomstig was van misdrijf.
Bij de beoordeling van de zaak speelde ook de verklaring van getuige [getuige] een belangrijke rol, die had verklaard dat de gelden geen criminele herkomst hadden, maar uit zijn 'eigen broekzak' kwamen. Gezien deze omstandigheden besloot het hof dat de verdachte niet wettig en overtuigend was bewezen dat hij het ten laste gelegde had begaan, en sprak hem vrij. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen.