Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1951 en thans gedetineerd, is beschuldigd van het opzettelijk invoeren van cocaïne op 30 april 2013 te Schiphol. Tijdens de zitting op 9 januari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De verdachte heeft verklaard dat hij onder dwang de cocaïne in zijn tas heeft gekregen, maar het hof acht deze verklaring ongeloofwaardig. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank Noord-Holland had de verdachte eerder veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf in stand gehouden, ondanks de ernst van het feit en eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De beslissing van het hof is dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bewezen verklaarde is vastgesteld en de verdachte is vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.