ECLI:NL:GHAMS:2014:1485

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2014
Publicatiedatum
28 april 2014
Zaaknummer
200.133.134-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 en afgifte van stukken door de VVE

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appartementseigenaar tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die lid is van de vereniging van eigenaars (VVE) van het appartementencomplex Toren B, heeft verzocht om afgifte van bepaalde stukken op grond van artikel 41 lid 6 van het Modelreglement 1983. Dit artikel verplicht het bestuur van de VVE om aan iedere eigenaar inlichtingen te verstrekken en inzage te geven in de administratie. De rechtbank had in een tussenvonnis de feiten vastgesteld en in het eindvonnis de vorderingen van de appellante afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

De kern van het geschil betreft de uitleg van artikel 41 lid 6 en de vraag of de VVE verplicht is om kopieën van documenten te verstrekken. De appellante stelt dat zij recht heeft op afgifte van een eindofferte en een geactualiseerde ledenlijst, terwijl de VVE en de bestuurders van de VVE betogen dat de appellante niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Het hof oordeelt dat de rechtbank de uitleg van het artikel correct heeft toegepast en dat de VVE niet verplicht is om kopieën van de gevraagde stukken te verstrekken. Het hof bevestigt dat de appellante voldoende informatie kan verkrijgen door inzage in de administratie.

Het hof verklaart de appellante niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen een van de geïntimeerden en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De kosten van het geding in hoger beroep worden aan de appellante opgelegd. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 22 april 2014.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.133.134/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/504609 / HA ZA 11-2752
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 april 2014
inzake
[APPELLANTE],
wonend te [woonplaats],
appellante,
advocaat:
mr. N. de Voste Amsterdam,
tegen:
1.
de vereniging van eigenaars VERENIGING VAN EIGENAARS ‘TOREN B A/D GROTE BEER 117 T/M 231’,
2.
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
3.
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
4.
[GEÏNTIMEERDE SUB 4],
5.
[GEÏNTIMEERDE SUB 5],
6.
[GEÏNTIMEERDE SUB 6],
alle gevestigd respectievelijk wonend te [plaats],
geïntimeerden,
advocaat:
mr. E. van Riette Arnhem.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [appellante] genoemd en geïntimeerden 1 tot en met 5 gezamenlijk VVE Grote Beer. Afzonderlijk zullen geïntimeerden (ook) als volgt worden aangeduid: geïntimeerde 1 als de VVE, geïntimeerden 2 tot en met 5 als de bestuurders van de VVE en geïntimeerde 6 als [geïntimeerde sub 6].
[appellante] is bij dagvaarding van 16 april 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2013, onder bovengenoemd zaak-/ rolnummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en VVE Grote Beer (geïntimeerden 1 tot en met 5) als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord;
- antwoordakte inzake verzoek tot niet-ontvankelijkheid ten aanzien van hoger beroep tegen tussenvonnis d.d. 26 september 2012;
- antwoordakte.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis (hierna het eindvonnis), alsmede het tussenvonnis van 26 september 2013 (hierna: het tussenvonnis), zal vernietigen en haar in eerste aanleg ingestelde vordering, die in hoger beroep op enige onderdelen is aangepast/gewijzigd zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
VVE Grote Beer en [geïntimeerde sub 6] hebben geconcludeerd dat het hof [appellante] niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep tegen het tussenvonnis, dan wel dat vonnis, alsmede het eindvonnis zal bekrachtigen, met – uitvoerbaar bij voorraad – beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het tussenvonnis onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
[appellante] heeft een appartementsrecht in het appartementencomplex Toren B, gelegen aan Grote Beer 117 tot en met 231 te Amstelveen. Zij is in die hoedanigheid lid van de vereniging van eigenaars van dat complex (hiervoor reeds aangeduid als de VVE) en heeft de onderhavige procedure aanhangig gemaakt tegen de VVE en de bestuurders van de VVE. Ten tijde van de splitsing van Toren B in appartementsrechten – in 1985 – zijn de bepalingen van het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten van 1983 (hierna: Modelreglement 1983) in de splitsingsakte van toepassing verklaard.
3.2.
Partijen hebben in essentie een geschil over de uitleg van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 en de daaruit, respectievelijk uit het bepaalde in artikel 843a Rv, al dan niet voortvloeiende verplichting van VVE Grote Beer tot afgifte van door [appellante] gewenste stukken (meer in het bijzonder een eindofferte van Gasservice en een geactualiseerde ledenlijst) alsmede over de geldigheid van een tweetal, na te noemen, besluiten van de VVE. [appellante] heeft de onderhavige procedure aanhangig gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] in het bestreden eindvonnis afgewezen en haar belast met de kosten van het geding. Tegen deze beslissing en de daaraan in het tussenvonnis en het eindvonnis ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.
3.3.
De ontvankelijkheid in hoger beroep
3.3.1.
Het hof constateert dat [geïntimeerde sub 6] in eerste aanleg geen partij was. [appellante] is daarom niet-ontvankelijk in het tegen [geïntimeerde sub 6] ingestelde hoger beroep.
3.3.2.
Het hof volgt VVE Grote Beer niet in haar betoog dat het hoger beroep tegen het tussenvonnis te laat is ingesteld. Dat tussenvonnis bevat immers geen beslissingen in het dictum waarbij enig deel van het gevorderde is afgedaan. [appellante] kon dat tussenvonnis dan ook betrekken in het tegen het eindvonnis ingestelde hoger beroep. Daaraan doet niet af dat pas uit de memorie van grieven bleek dat het hoger beroep ook het tussenvonnis omvatte. [appellante] is derhalve ontvankelijk in het tegen beide vonnissen ingestelde hoger beroep.
3.4.
De afgifte van stukken uit de administratie van de VVE
3.4.1.
Grief Ibetreft de uitleg door de rechtbank van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983. Dit artikel luidt als volgt:
‘Het bestuur is verplicht aan iedere eigenaar alle inlichtingen te verstrekken betreffende de administratie van het gebouw en het beheer van de fondsen, welke die eigenaar mocht verlangen, en hem op zijn verzoek inzage te verstrekken van alle op die administratie en dat beheer betrekking hebbende boeken, registers en bescheiden; het houdt de eigenaars op de hoogte van het adres en het telefoonnummer van het bestuur.’
3.4.2.
[appellante] stelt zich op het standpunt dat deze bepaling – anders dan VVE Grote Beer meent en de rechtbank heeft overwogen – niet slechts een inzagerecht omvat, maar tevens het recht van een eigenaar op het verstrekken door het bestuur van een kopie van door de eigenaar gewenste stukken die de administratie van het gebouw en het beheer van de fondsen betreffen.
3.4.3.
Het hof is van oordeel dat [appellante] zich terecht niet heeft gekeerd tegen de door de rechtbank bij de uitleg van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 gehanteerde maatstaf, inhoudende dat dit artikellid in de context van de totale splitsingsakte grammaticaal dient te worden uitgelegd. Met de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat deze bepaling, naar de letter en de context genomen, niet noopt tot het ter beschikking stellen aan eigenaren van een afschrift van stukken. De door [appellante] aangehaalde omschrijving van het woord verstrekken in Van Dale (‘uitreiken aan = overhandigen/verschaffen, bezorgen = zorgen dat iemand iets krijgt’) kan gelet op de inhoud van voornoemde bepaling, waarbij het woord ‘verstrekken’ wordt gebezigd in relatie tot de woorden ‘van inlichtingen’ en ‘van inzage’ niet tot een ander oordeel leiden. Het woord verstrekken wordt aldus immers onmiskenbaar gebruikt in de betekenis van het geven van inlichtingen over en het verlenen van inzage in de administratie door het bestuur, niet op het ter beschikking stellen van afschriften van stukken uit die administratie. Anders dan [appellante] stelt (MvG, randnummer 18) komt het woord ‘afschrift’ niet voor in artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983. De splitsingsakte en het Modelreglement 1983 bieden ook overigens geen aanknopingspunten voor de door haar voorgestane uitleg. Niet valt immers in te zien waarom de controle op het bestuur van de VVE door de appartementseigenaars niet afdoende zou kunnen worden uitgeoefend door middel van de door artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 geboden mogelijkheid tot het verkrijgen van informatie, zonder afgifte van kopieën van stukken uit de administratie. Het hof verwijst voorts naar hetgeen in het kader van grief III wordt overwogen over het beroep van [appellante] op artikel 33 lid 4 Modelreglement 1983. De omstandigheden dat (i) het bestuur van de VVE in het verleden bereid is geweest een afschrift van de ledenlijst aan [appellante] te verschaffen en daarover – abusievelijk – aan de andere appartementseigenaars heeft geschreven dat dit is gebeurd ‘conform artikel 41 lid 6 van het splitsingsreglement’ en (ii) een bestuurslid ook onlangs de (adres)gegevens van een buiten Toren B wonende appartementseigenaar aan [appellante] heeft gegeven, vormen geen ‘precedenten’ die aanleiding geven tot een andere uitleg of feitelijke toepassing van dit artikel.
3.4.4.
Gesteld noch gebleken is dat het bestuur van de VVE niet bereid is tot het aan [appellante] verstrekken van inlichtingen over en inzage in de eindofferte van Gasservice en de geactualiseerde ledenlijst met de namen en adressen van de overige appartementseigenaren in de zin van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 (zoals hiervoor uitgelegd). Uit de weigering van het bestuur van de VVE om [appellante] een kopie van die stukken te geven kan dat niet worden afgeleid. Onweersproken is dat het bestuur van VVE [appellante] de gelegenheid heeft geboden de stukken in te zien, maar dat zij van die gelegenheid om haar moverende redenen geen gebruik wenst te maken.
3.4.5.
Grief IIis gericht tegen de overwegingen van de rechtbank over artikel 843a Rv als grondslag voor de door [appellante] gevorderde afgifte van de eindofferte van Gasservice. Zij heeft gesteld dat in de aan haar persoonlijk gerichte opdrachtbevestiging van Gasservice van 22 april 2011, betreffende een bij haar te installeren cv-ketel van een ander type en tegen een hogere prijs dan het bestuur van de VVE ten behoeve van alle appartementseigenaren was overeengekomen, is opgenomen dat deze zou worden geïnstalleerd zoals omschreven in de eindofferte van 20 april 2011 die is uitgebracht aan het bestuur van de VVE. In die eindofferte staan, aldus [appellante], de prijs van de cv-ketels die Gasservice in de overige appartementen heeft geïnstalleerd en tevens de voorwaarden/afspraken daaromtrent, zodat deze eindofferte van invloed is op de door [appellante] aan Gasservice betaalde meerprijs. Zij heeft daarom een bijzonder belang bij afgifte van de eindofferte. [appellante] meent dat van haar niet gevergd kan worden de eindofferte slechts in te zien, omdat het ondoenlijk is deze helemaal over te schrijven of uit het hoofd te leren. Bovendien wil zij deze eindofferte in haar bezit hebben ter completering van haar eigen administratie aangaande haar (afwijkende) cv-ketel, omdat de in de eindofferte genoemde voorwaarden ook zien op haar cv-ketel. Ten slotte is de afgifte van de eindofferte van belang voor de controle op de aanwending van de gelden van de VVE door het bestuur. Aldus is volgens [appellante] aan alle vereisten van artikel 843a Rv voldaan.
3.4.6.
De door [appellante] bedoelde opdrachtbevestiging van Gasservice van 22 april 2011 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
‘(…) onderwerp Schriftelijke overeenkomst rechtstreekse levering (…)
Hierbij doen wij u een schriftelijke bevestiging toekomen voor het plaatsen van een afwijkend type Nefit kombiketel t.o.v. de collectieve ketelvervanging zoals omschreven in de door ons uitgebrachte offerte (…) d.d. 20-04-2011 welke wij de VvE Grote Beer 117-231 hebben doen toekomen.
Wij zullen tijdens de collectieve vervangingen in het appartementencomplex in uw woning een Nefit Compact (…) plaatsen tegen een meerprijs van: € 350,00 incl. BTW.
Voor deze meerkosten zullen wij u een factuur doen toekomen nadat de werkzaamheden in uw woning zijn afgerond.
De garantie gedurende 2 jaar op het door ons geplaatste toestel zal rechtstreeks met u afgehandeld worden, mocht er in deze periode een storing aan het toestel of een van de door ons geplaatste componenten optreden dan zullen wij dit binnen deze periode kosteloos verhelpen.
De datum van uitvoering van de werkzaamheden zal conform de planning van deze werkzaamheden binnen het gehele complex geschieden. Indien deze planning definitief is zal ik u hier z.s.m. van op de hoogte stellen.
Uit de stellingen van [appellante] leidt het hof af dat de werkzaamheden in haar woning zijn afgerond en dat zij de gefactureerde meerprijs van € 350,= incl btw aan Gasservice heeft voldaan.
3.4.7.
Gelet op de inhoud van voornoemde opdrachtbevestiging kan het hof [appellante] niet volgen in haar stelling dat zij belang heeft bij afgifte van de eindofferte van Gasservice van 20 april 2011. In de aan haar gerichte opdrachtbevestiging is immers sprake van een onvoorwaardelijk overeengekomen meerprijs, een aparte facturering daarvan en een afzonderlijke afspraak over de garantie voor de bij [appellante] geplaatste cv-ketel. Dat er andere relevante voorwaarden of afspraken in de eindofferte van 20 april 2011 staan, kan uit de opdrachtbevestiging niet worden opgemaakt en [appellante] heeft haar stellingen hierover niet verder toegelicht. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat in de eindofferte geen voorwaarden of afspraken staan die voor [appellante] van belang zijn in verband met de bij haar geplaatste cv-ketel. Aldus staat het belang van [appellante] bij afgifte van de eindofferte onvoldoende vast. Voorts geldt in dit verband dat niet valt in te zien waarom [appellante] door middel van inzage in de eindofferte – waartoe het bestuur van de VVE [appellante] de gelegenheid biedt – geen controle zou kunnen uitoefenen op het bestuur van de VVE, zodat ook daarin onvoldoende belang is gelegen voor [appellante] bij afgifte van de eindofferte. Artikel 843a Rv kan derhalve reeds bij gebreke van een rechtmatig belang niet leiden tot toewijzing van de vordering van [appellante] strekkende tot afgifte van de eindofferte.
3.4.8.
Grief IIIziet op de overwegingen van de rechtbank over artikel 843a Rv als grondslag voor de door [appellante] gevorderde afgifte van de geactualiseerde ledenlijst van de VVE. Zij heeft gesteld dat uit de in artikel 33 lid 4 van het Modelreglement opgenomen mogelijkheid voor een appartementseigenaar om een vergadering van eigenaars bijeen te roepen wanneer het bestuur dat desverzocht zou weigeren, voortvloeit dat een appartementseigenaar moet kunnen beschikken over een geactualiseerde ledenlijst, opdat deze ook de mede-appartementseigenaren kan bereiken die hun appartement verhuren. Het zou, aldus [appellante], naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, een gelijke rechtsbedeling in de weg staan en in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel indien enerzijds een appartementseigenaar via het Kadaster de namen en adressen zou moeten opvragen, met de daaraan verbonden kosten, en anderzijds het bestuur van de VVE alle leden gratis kan en mag aanschrijven. Het ‘bellenbord’ bij het appartementencomplex biedt geen volledige informatie over de namen en adressen van de appartementseigenaars omdat er ook appartementen zijn die worden verhuurd, aldus [appellante].
3.4.9.
Daargelaten de beantwoording van de – door VVE Grote Beer opgeworpen – vraag of afgifte van de ledenlijst met alle namen en adressen van de appartementseigenaars in strijd is met de Wet bescherming persoonsgegevens, is het hof van oordeel dat de stellingen van [appellante] de vordering tot afgifte van een geactualiseerde ledenlijst niet kunnen dragen. Daarbij constateert het hof dat de rechtbank onbestreden heeft overwogen (tussenvonnis, r.o. 4.11) dat [appellante] in haar aanvullende verweerschrift/brief van 26 september 2011 zelf heeft gesteld dat de verlangde gegevens tevens kenbaar zijn van de brievenbussen in het appartementencomplex. [appellante] kan zo nodig door middel van een vergelijking van de namen bij de brievenbussen/op het bellenbord met de actuele ledenlijst, die zij op grond van artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983 (zoals hiervoor uitgelegd), kan inzien een volledig overzicht krijgen van de namen en adressen van de appartementseigenaren. De weigering van het bestuur van de VVE om een afschrift van een geactualiseerde ledenlijst aan [appellante] beschikbaar te stellen is daarom naar het oordeel van het hof niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, noch in strijd met een goede rechtsbedeling of het gelijkheidsbeginsel. Tegen deze achtergrond biedt de context van artikel 41 lid 6 van het Modelreglement 1983, zoals hiervoor al is overwogen, geen aanknopingspunten voor een andere uitleg van dat artikel, ook niet indien het bepaalde in artikel 33 lid 4 van dat Modelreglement daarbij in aanmerking wordt genomen. Evenmin heeft [appellante] een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a Rv bij afgifte van een afschrift van een geactualiseerde ledenlijst.
3.4.10.
De door [appellante] geuite bereidheid om, indien nodig, € 0,05 per door haar gewenste kopie te betalen, kan in het licht van het voorgaande niet leiden tot een ander oordeel over de grieven I tot en met III dan hiervoor gegeven.
3.4.11.
In het kader van grief III heeft [appellante] nog een extra vordering en subsidiaire grondslag geformuleerd inhoudende dat VVE Grote Beer gehouden is tot afgifte van een geactualiseerde ledenlijst op grond van (analoge toepassing van) artikel 54 van het Modelreglement 2006, waarin – kort gezegd – is opgenomen dat het bestuur van een vereniging van eigenaars desverzocht een ledenlijst ter beschikking stelt aan een appartementseigenaar indien deze andere appartementseigenaren of stemgerechtigden in een juridische procedure wenst te betrekken.
3.4.12.
Deze stelling kan [appellante] evenmin baten. Het Modelreglement 2006 is niet van toepassing op de VVE en leent zich niet voor analoge toepassing, omdat voor de VVE Modelreglement 1983 geldt met de daarin voorziene en door het hof, met de rechtbank, afdoende geoordeelde mogelijkheid om aan de noodzakelijke informatie te komen. De in hoger beroep voor het eerst ingestelde vordering is derhalve niet toewijsbaar.
3.4.13.
Grief IVbetreft tenslotte het niet toewijzen door de rechtbank van de door [appellante], op straffe van verbeurte van een dwangsom, gevorderde veroordeling van VVE en/of de organen van de VVE om in de toekomst artikel 41 lid 6 van het Modelreglement 1983 na te leven door alle inlichtingen te verstrekken betreffende de administratie van het gebouw en het beheer van de fondsen, en behoorlijk inzage te verstrekken (indien verzocht door middel van kopieën) van alle op die administratie en dat beheer betrekking hebbende boeken, registers en bescheiden.
3.4.14.
Voor zover de vordering het ter beschikking stellen van kopieën van stukken uit de administratie betreft, is deze niet toewijsbaar, zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen. Voor een veroordeling die er in feite toe strekt artikel 41 lid 6 van het Modelreglement 1983 na te komen zoals dit artikel door de rechtbank en het hof, in overeenstemming met het standpunt van VVE Grote Beer, is uitgelegd, is evenmin plaats. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie leiden dat VVE Grote Beer haar verplichtingen op grond van artikel 41 lid 6 van het Modelreglement 1983 niet zal nakomen. Het hof is dan ook van oordeel dat de rechtbank deze vordering in het eindvonnis terecht heeft afgewezen. Daaraan doet niet af dat de rechtbank in het tussenvonnis (r.o. 4.12) had overwogen dat de vordering in zoverre als onweersproken toewijsbaar was, maar deze desondanks zonder nadere motivering in het eindvonnis heeft afgewezen.
3.4.15.
De slotsom is dat de grieven I tot en met IV falen.
3.5
Het besluit van de VVE de ledenlijst niet te verstrekken
3.5.1.
De grieven V en VIIbetreffen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van de VVE van 11 april 2012 om [appellante] de ledenlijst niet te verstrekken nietig, althans vernietigbaar is.
3.5.2.
Deze grieven hebben, gelet op de daarop gegeven toelichting, geen zelfstandige betekenis. Het besluit is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 41 lid 6 Modelreglement 1983, zoals hiervoor uitgelegd. Ook overigens bevat de door [appellante] gegeven toelichting – welke in de kern gelijk is aan die op de hiervoor behandelde grieven, voor zover deze zien op de ledenlijst – geen grond voor de gevorderde verklaring voor recht en de rechtbank heeft deze terecht afgewezen. De grieven falen.
3.6.
Het besluit van de VVE de proceskosten van de bestuursleden te vergoeden
3.6.1.
De grieven VI en VIIIzien op het besluit van de VVE van 11 april 2012 inhoudende dat de bestuursleden van de VVE de persoonlijke kosten die zij eventueel zullen hebben in verband met de onderhavige procedure bij de VVE mogen declareren als de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering deze niet dekt. [appellante] heeft ook een verklaring voor recht gevorderd dat dit besluit nietig, althans vernietigbaar is. De grieven zijn gericht tegen de afwijzing van deze vordering door de rechtbank.
3.6.2.
[appellante] heeft gesteld dat de bestuursleden van de VVE geen persoonlijke kosten hebben omdat zij in hun hoedanigheid van bestuurslid zijn gedagvaard en zij dezelfde advocaat hebben als de VVE en hetzelfde verweer voeren. De eventuele privé-kosten vormen een persoonlijk belang van de bestuurders en behoren niet ten laste van de exploitatie van de VVE te komen (en daarmee mede ten koste van [appellante]). Als de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering van de VVE de kosten niet dekt hebben de bestuursleden geen goede verzekering afgesloten. De proceshouding van de bestuursleden heeft de proceskosten alleen maar hoger gemaakt. De bestuursleden hebben de VVE niet naar behoren over een en ander geïnformeerd, aldus [appellante].
3.6.3.
[appellante] kan niet worden gevolgd in deze stellingen. Zij heeft het bestuur van de VVE naast de VVE gedagvaard en ook jegens deze bestuursleden vorderingen op straffe van verbeurte van een dwangsom ingesteld, alsmede hun hoofdelijke veroordeling in de proceskosten gevorderd. Bij toewijzing van deze vorderingen en de executie daarvan zouden de bestuursleden in hun privévermogen worden aangetast. Reeds daarom is het besluit van de VVE niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar en falen deze grieven.
3.7.
Grief IXfaalt omdat de rechtbank [appellante] terecht als de in het ongelijk gestelde partij heeft belast met de kosten van het geding.
Grief Xheeft geen zelfstandige betekenis en deelt het lot van de andere grieven.
3.8.
Het bewijsaanbod van [appellante] heeft geen betrekking op feiten die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, zodat dit als niet ter zake dienend wordt verworpen.
3.9.
De grieven falen. De vonnissen waarvan beroep zullen worden bekrachtigd en de in hoger beroep voor het eerst ingestelde vordering zal worden afgewezen. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen [geïntimeerde sub 6];
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
wijst de in hoger beroep voor het eerst ingestelde vordering af;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van VVE Grote Beer en [geïntimeerde sub 6] begroot op € 683,= aan verschotten en € 1.341,= voor salaris;
verklaart dit arrest met betrekking tot deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, J.C. Toorman en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 april 2014.