Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
- i) [appellante] is werkzaam als huisarts. Met ingang van 1 april 1992 heeft zij samen met [A] (hierna: [A]) in de vorm van een maatschap een huisartsenpraktijk bedreven.
- ii) [A] en [appellante] hebben op 22 juni 1992 gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, de eigendom verkregen van het recht van erfpacht van het perceel grond en opstal aan de [adres] (hierna: het pand). De huisartsenpraktijk werd gevestigd in de bedrijfsruimte op de begane grond van het pand. Op de eerste etage van het pand bevonden zich (verhuurde) woonruimtes.
- iii) Bij maatschapsovereenkomst van 30 september 1998 zijn [appellante] en [A] met ingang van 1 oktober 1998 een maatschap aangegaan met prof. dr. [B] (hierna: [B]). Artikel 18 van de maatschapsovereenkomst houdt in dat het aandeel in de maatschap van een overleden partij door diens rechtverkrijgenden niet anders kan worden vervreemd of overgedragen dan aan de overlevende partijen, dan wel aan een derde omtrent wie de overlevende partijen schriftelijk van hun toestemming hebben blijk gegeven.
- iv) Tegelijk met het aangaan van de maatschap met [B] hebben [appellante] en [A] een huurovereenkomst met de maatschap gesloten met de betrekking tot de bedrijfsruimte op de begane grond die hun in eigendom toebehoorde.
- v) Op 1 januari 2007 is de maatschap middels een vaststellingsovereenkomst ontbonden. [appellante] is haar huisartsenpraktijk in de praktijkruimte op de begane grond aan de [adres] blijven voortzetten. Er heeft vereffening van de maatschap plaatsgevonden.
- vi) Op 24 juni 2009 is het aan [A] en [appellante] in eigendom toebehorende pand gesplitst in vijf appartementsrechten:
- vii) [A] is op 19 september 2010 overleden. [geïntimeerde] is de weduwe en erfgename van [A].
- viii) De praktijkruimte en de berging zijn getaxeerd door [C] (hierna: [C]) van [C] Compagnons, makelaars en taxateurs. In het rapport van 21 september 2010 kent [C] aan de praktijkruimte een waarde toe van € 290.000,--. Aan de berging wordt een waarde toegekend van € 3.000,--.
- ix) Partijen hebben pogingen in het werk gesteld om tot verkoop van de woonruimtes te geraken.[D] Makelaardij B.V./PropInvest I B.V. (hierna: PropInvest I B.V.) heeft zich als geïnteresseerde koper aangediend.
- x) [geïntimeerde] heeft zich tegenover [appellante] op het standpunt gesteld dat een koopovereenkomst, vastgelegd in de hiervoor genoemde schriftelijke (concept) koopovereenkomst tot stand is gekomen. [appellante] heeft bij de notaris die de levering door [geïntimeerde] van haar onverdeelde helft van de woonruimtes en de berging aan PropInvenst I B.V. zou verzorgen (welke onverdeelde helft volgens [geïntimeerde] aan PropInvest I is verkocht), geprotesteerd tegen de levering. De notaris heeft daarop de levering geschorst.
- xi) [appellante] heeft op 7 maart 2012 conservatoir beslag tot levering doen leggen op de onverdeelde helft van [geïntimeerde] in de praktijkruimte, berging en woonruimtes.
primair:
subsidiair:
de tussen [appellante] en [geïntimeerde] bestaande gemeenschap te verdelen althans de verdeling vast te stellen op zodanige wijze dat de praktijkruimte alsmede de berging worden toegescheiden aan [appellante] onder verrekening van de waarde van € 293.000,-- alsmede bevel te geven tot verkoop en levering van de woonruimtes aan de meest biedende;
primair en subsidiair:
op verbeurte van een dwangsom;
primair:
a. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] beschikkingsbevoegd is en is geweest om de onverdeelde helft van de vijf appartementsrechten aan (een) derde(n) te verkopen en te leveren;
b. [appellante] te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst zoals deze op 22 februari 2011 zou worden ondertekend, met dien verstande dat, voor zover noodzakelijk, enkele bepalingen dienen te worden geactualiseerd naar de huidige situatie en te bepalen dat de levering binnen een nader te bepalen redelijke termijn dient plaats te vinden;
c. de tussen [appellante] en [geïntimeerde] bestaande gemeenschap te verdelen met inachtneming van de bepalingen van de voornoemde koopovereenkomst van 22 februari 2011, onder meer inhoudende:
- dat ieder der partijen recht heeft op 50% van de totale waarde c.q. opbrengst van de onroerende zaken in de gemeenschap;
- dat de praktijkruimte aan [appellante] zal worden toegescheiden onder bovenvermelde voorwaarde, waarbij [appellante] een vergoeding ter hoogte van de helft van de nog te taxeren waarde van de praktijkruimte per leveringsdatum van de woonruimtes en berging aan [geïntimeerde] dient te betalen;
d. te bepalen dat de waarde van de praktijkruimte zal worden vastgesteld door (een) onafhankelijke taxateur(s);
e. voor recht te verklaren dat het conservatoir beslag tot levering onrechtmatig is en dient te worden opgeheven en dat [appellante] voor alle daarmee verband houdende kosten aansprakelijk is;
grieven II tot en met IV, VIII en Xbetrekking. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grief V en grief VI.
grief Iop die eventuele verdeling heeft nu [appellante] zich daarmee op het standpunt stelt dat de vijf appartementsrechten als één gemeenschap beschouwd dienen te worden en toedeling van de praktijkruimte aan haar in dat geval alleen kan plaatsvinden tezamen met de woonruimtes en berging. Ook andere punten kunnen ter bespreking worden gebracht.
grief VIIwordt aangehouden.
4.Beslissing
woensdag 7 mei 2014 om 9.30 uur;
15 april 2014schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van mei 2014 tot en met juli 2014 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;