ECLI:NL:GHAMS:2014:1440

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
25 april 2014
Zaaknummer
23-4692-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatieve en alternatieve tenlastelegging in strafrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2012. De verdachte, geboren in 1950, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder verduistering en diefstal, met betrekking tot het gebruik van een Visa creditcard die toebehoorde aan een ander. De tenlastelegging omvatte een cumulatieve en alternatieve formulering, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het zich voordoen als de rechtmatige houder van de creditcard en het wederrechtelijk gebruik ervan. Tijdens de zitting op 9 april 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De advocaat-generaal stelde dat alle feiten uit de tenlastelegging opnieuw aan het hof moesten worden voorgelegd, terwijl de verdediging aanvoerde dat het hoger beroep beperkt moest blijven tot de feiten waarvoor de verdachte was veroordeeld. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging niet in strijd was met de wet en dat de politierechter de cumulatieve en alternatieve tenlastelegging correct had geïnterpreteerd. Het hof verklaarde de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep voor de vrijspraak van het eerste feit, maar sprak de verdachte vrij van de ten tweede en ten derde ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze feiten. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof.

Uitspraak

parketnummer: 23-4692-12
datum uitspraak: 23 april 2014
tegenspraak
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-525046-07 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 april 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2006 tot en met 29 september 2006 te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Veghel en/of Leidschendam en/of Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] en/of een of meer medewerkers van - Parkhotel en/of - BP Schimmel en/of - KLM en/of - Shell en/of - Raar eten en drinken en/of - Auberge De Kieviet en/of - Bistro-Mer en/of - Horecaservice Rozenstein heeft/hebben bewogen tot het gebruik van een of meer hotelkamer(s) en/of parkeerplaats(en) en/of de afgifte van een hoeveelheid brandstof en/of een of meer vliegticket(s) en/of een of meer maaltijd(en) en/of drank(en), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de rechtmatige houder/gebruiker van een creditcard (Visa, genummerd [creditcardnummer] ten name van [slachtoffer]) en/of (vervolgens) voornoemde creditcard ter betaling overhandigd en/of (vervolgens) een handtekening geplaatst (als ware deze de handtekening van die [slachtoffer]), waardoor die een of meer medewerker(s) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2006 tot en met 29 september 2006 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een creditcard (Visa, genummerd [creditcardnummer] ten name van [slachtoffer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als geleend goed (uitsluitend te gebruiken voor een hotelreservering), onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 september 2006 tot en met 29 september 2006 te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of Veghel en/of Leidschendam en/of Wassenaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) en/of een creditcard (Visa, genummerd [creditcardnummer] ten name van [slachtoffer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd
lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Interpretatie van de tenlastelegging
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld voor het onder ten tweede en ten derde ten late gelegde verduistering en diefstal en de verdachte vrijgesproken voor het onder ten eerste ten laste gelegde feit.
De raadsvrouw heeft zich desgevraagd – kort samengevat – ter terechtzitting op het standpunt gesteld, onder verwijzing naar artikel 404 lid 4 en 407 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat sprake is van een cumulatieve tenlastelegging met gevoegde zaken zodat het hoger beroep beperkt is tot die feiten waarvoor de verdachte is veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat naar zijn oordeel in hoger beroep alle strafbare feiten zoals opgenomen in de inleidende tenlastelegging voor de terechtzitting van 11 mei 2012 opnieuw aan het oordeel van het hof onderworpen zijn, nu het in deze ten laste legging niet om gevoegde zaken gaat waarvan het hoger beroep kan worden beperkt, maar om een alternatieve tenlastelegging waarvan het hoger beroep niet kan worden beperkt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het Wetboek van Strafvordering staat partieel hoger beroep niet toe, tenzij sprake is van gevoegde zaken (art. 407 Sv). Verdachte kan niet in hoger beroep van een feit waarvan hij is vrij gesproken (art. 404 Sv). Onder gevoegde zaken moet worden verstaan: verschillende, van elkaar te onderscheiden en zelfstandig te beoordelen feiten. De steller van de tenlastelegging heeft grote vrijheid te bepalen hoe hij strafbare feiten aan de rechter voorlegt.
In de onderhavige zaak zijn drie feiten op de tenlastelegging opgenomen, gescheiden door de woorden “en/of”. Het woord “of” wil zeggen dat de steller van de tenlastelegging de keuze aan de rechter overlaat voor welk ten laste gelegd feit hij de verdachte veroordeelt en dat hij uit is op veroordeling voor één van die feiten. Veroordeelt de rechter voor meer van die feiten, dan is dat in strijd met de strekking en het doel van de tenlastelegging. De rechter kan in een alternatieve tenlastelegging dus niet tot twee of meer veroordelingen komen.
Het woord “en” wil zeggen dat de steller van de tenlastelegging cumulatief, naast elkaar verschillende strafbare feiten aan de rechter voorlegt. Hij geeft daarmee aan dat hij voor meer feiten een veroordeling wenst. De rechter heeft de vrijheid voor meer feiten een veroordelingen uit te spreken. De samenloopbepalingen zijn van toepassing.
In de onderhavige zaak is sprake van een zogenaamde “en/of”, dat is een cumulatieve en alternatieve tenlastelegging. De steller van de tenlastelegging heeft derhalve in het midden gelaten of hij uit is op veroordeling voor één feit of voor meer feiten. De politierechter heeft de tenlastelegging kennelijk opgevat als een tenlastelegging waarin cumulatief en derhalve gevoegd drie strafbare feiten zijn opgenomen. Het hof is van oordeel dat die uitleg niet in strijd is met de bewoordingen van de tenlastelegging, evenmin onbegrijpelijk is en verenigt zich met die uitleg, zodat sprake is van een tenlastelegging waarop artikel 404, vierde lid Sv van toepassing is.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het ingestelde hoger beroep

Blijkens de appelakte is het hoger beroep van de verdachte gericht tegen het eindvonnis van de politierechter Amsterdam van 11 mei 2012. Het hoger beroep van de verdachte is blijkens mededeling van de verdediging ter terechtzitting niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing tot vrijspraak van het onder ten eerste van de cumulatief ten laste gelegde feit. Nu de verdachte voor dit feit is vrijgesproken, is hoger beroep daartegen door de verdachte niet toegelaten, zodat het hof de verdachte in zoverre niet ontvankelijk zal verklaren.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de rechter in eerste aanleg.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd – anders dan in de schriftelijke vordering die door hem ter zitting is overgelegd is vermeld - dat de verdachte ter zake van verduistering èn diefstal zal worden veroordeeld, en wel tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Tevens heeft hij toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.562,71 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Vrijspraak

Ten aanzien van het onder ten tweede en ten derde ten laste gelegde verduistering en diefstal overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft, met toestemming van de houder [slachtoffer] een Visa credit card met nummer [creditcardnummer] ten name van [slachtoffer] geleend en daarmee betalingen gedaan in de ten laste gelegde periode. In het dossier bevinden zich, behalve de verklaring van [slachtoffer] zelf, geen, althans onvoldoende aanwijzingen dat aan de verdachte geen toestemming was verleend (enige) andere betalingen met de credit card te doen en daarmee dat de verdachte derhalve de creditcard heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor [slachtoffer] de creditcard aan hem had verstrekt.
Gelet hierop kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is geweest van wederrechtelijke toe-eigening van de credit card, noch van de daarmee door de verdachte verrichte betalingen, zodat de verdachte voor het onder ten tweede en ten derde ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Nu de verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan één van de ten laste gelegde strafbare feiten, dient de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van de onder ten eerste gegeven beslissing tot vrijspraak.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder ten tweede en ten derde ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in het gevorderde.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.C.P. Haentjens, mr. P. Greve en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. F. Hardonk-Kruiswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 april 2014.
[...]
.