In deze zaak gaat het om de vraag of de bemiddelaar, LZI Vastgoed Ontwikkeling B.V., recht heeft op een bemiddelingsfee van € 1.000.000,00 van Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. voor het vinden van een locatie voor een supermarkt. De bemiddelingsfee was overeengekomen onder de voorwaarde dat er een onherroepelijke bouwvergunning zou worden verleend. Echter, deze bouwvergunning is nooit verleend. Tien jaar na de overeenkomst huurt Ahold bedrijfsruimte op de locatie, maar LZI stelt dat zij recht heeft op de fee omdat Ahold zich uiteindelijk op de door LZI aangedragen locatie heeft gevestigd.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 22 april 2014 geoordeeld dat LZI geen aanspraak kan maken op de bemiddelingsfee. Het hof overweegt dat de voorwaarden voor de betaling van de fee niet zijn vervuld, aangezien de bouwvergunning niet is verleend. LZI heeft niet aangetoond dat Ahold zich in voldoende mate heeft ingespannen om de vergunning te verkrijgen. Bovendien heeft LZI geen feiten of omstandigheden aangedragen die een andere uitleg van de afspraken tussen partijen rechtvaardigen.
LZI heeft ook een beroep gedaan op ongerechtvaardigde verrijking en artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, maar het hof oordeelt dat er geen sprake is van een overeenkomst van opdracht waarbij het loon afhankelijk is van de verlening van de bouwvergunning. De grieven van LZI worden verworpen en het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd. LZI wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.