ECLI:NL:GHAMS:2014:1334

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
200.102.482-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens het niet stellen van zekerheid

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is het hoger beroep van [appellant sub 2] niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen zekerheid heeft gesteld zoals bevolen door het hof. Het hof had eerder in een arrest in het incident op 22 oktober 2013 vastgesteld dat [appellant sub 2] geen woonplaats of bekende verblijfplaats in Nederland had. Hij werd bevolen om uiterlijk op 19 november 2013 een bankgarantie van € 2.644,50 te stellen. Het hof oordeelde dat [appellant sub 2] niet tijdig had aangetoond dat hij weer in Nederland woonde en de gevraagde zekerheid niet had gesteld. Hierdoor kon hij niet ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.

[Appellante sub 1] blijft in het hoger beroep, en haar zaak is verwezen naar de rol van 29 april 2014 voor beraad. Het hof heeft aangegeven dat als [appellante sub 1] pleidooi wenst, zij de benodigde stukken moet indienen en de verhinderdata van beide partijen moet opgeven. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 15 april 2014 door de meervoudige burgerlijke kamer, bestaande uit de rechters M.M.M. Tillema, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en M.J.J. de Bontridder.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.102.482/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 480617/HA ZA 11-237
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 15 april 2014
inzake

1.[APPELLANTE SUB 1],

wonend te [woonplaats],
2.
[APPELLANT SUB 2],
(voorheen) wonend te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. R. Zwiers te Schiedam,
tegen:
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. D.K. Greveling te Hilversum.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna gezamenlijk [appellanten] genoemd en afzonderlijk [appellante sub 1] en [appellant sub 2]. Geïntimeerde wordt hierna ABN AMRO genoemd.
Voor het verloop van het geding in hoger beroep tot 22 oktober 2013 verwijst het hof naar het op die datum uitgesproken arrest in het incident ex art. 224 lid 1 Rv.
Na dat arrest heeft ABN AMRO een akte in de hoofdzaak houdende uitlating genomen en hebben [appellanten] een antwoordakte genomen.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1.
In genoemd arrest heeft het hof in het incident overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat [appellant sub 2] geen woonplaats of bekende verblijfplaats heeft in Nederland en dat, nu onbekend is gebleven in welk land [appellant sub 2] wel een woonplaats of bekende verblijfplaats heeft, niet is gebleken dat zich één van de in art. 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen voordoet. Het hof heeft [appellant sub 2] vervolgens bevolen uiterlijk op 19 november 2013 voor een bedrag van € 2.644,50 - in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie - zekerheid te stellen ter zake van de proceskosten waarin [appellant sub 2] in hoger beroep veroordeeld zou kunnen worden. In de hoofdzaak is de zaak naar de rol verwezen voor beraad.
2.2.
ABN AMRO heeft in haar akte laten weten dat [appellant sub 2] de bankgarantie niet heeft doen stellen en evenmin op andere wijze gereageerd heeft ten aanzien van het arrest in het incident. [appellanten] hebben in antwoord daarop aangevoerd dat hun ten onrechte is gevraagd een borgsom of bankgarantie te stellen want dat zij afdoende bereikbaar zijn in Nederland. Zij staan nog steeds ingeschreven op het adres in [plaats], althans zijn daar aanspreekbaar, aldus [appellanten] Daarnaast stellen zij dat de termijn om een bankgarantie te stellen voor hen te kort was.
2.3.
Het hof stelt voorop dat het bevel een bankgarantie te stellen zich alleen richtte tot [appellant sub 2], niet tot [appellante sub 1]. [appellant sub 2] heeft zich kennelijk op enig moment laten uitschrijven uit de GBA. [appellant sub 2] stelt thans (overigens zonder ter zake een bewijsstuk over te leggen) dat hij staat ingeschreven bij de GBA in Amsterdam. Wat hiervan zij, [appellant sub 2] heeft niet tijdig op 17 september 2013 (de datum waarop hij kon antwoorden in het incident) aangetoond dat hij (weer) in Nederland woont en heeft vervolgens niet tijdig de door het hof bevolen zekerheid gesteld. Het hof heeft in het arrest in het incident bepaald dat de zekerheid uiterlijk op 19 november 2013 moest zijn gesteld, op straffe van niet-ontvankelijkheid van [appellant sub 2] in de hoofdzaak. Nu [appellant sub 2] deze termijn heeft laten verstrijken, dient hij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn hoger beroep.
2.4.
In het hoger beroep van [appellante sub 1] zal de zaak worden verwezen naar de rol van 29 april 2014 voor beraad. Indien [appellante sub 1] pleidooi wenst, zoals zij in haar akte heeft laten weten, dient zij de stukken te fourneren voor pleidooi en opgave te doen van de verhinderdata van beide partijen.

3.Beslissing

Het hof:
In de hoofdzaak
verklaart [appellant sub 2] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep;
verwijst in het hoger beroep van [appellante sub 1] de zaak naar de rol van 29 april 2014 voor beraad;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 15 april 2014.