In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van het op of omstreeks 15 juni 2012 zich op de Oudebrugsteeg in Amsterdam ophouden met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Tijdens de zitting op 14 februari 2014 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verklaring van de verdachte gehoord. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verbalisanten betrouwbaar waren en de verdachte's ontkenning niet geloofwaardig was.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich inderdaad op de genoemde datum op de Oudebrugsteeg bevond en een voorwerp aan een derde heeft overhandigd. De bewezenverklaring van de overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 werd gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 of 15 dagen hechtenis. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eenzelfde straf gevorderd, maar het hof oordeelde dat gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte, een taakstraf van 30 uren en 15 dagen hechtenis meer passend was. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en legde de nieuwe straf op, waarbij het de verdachte ook de mogelijkheid bood om de taakstraf te vervangen door hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht.