ECLI:NL:GHAMS:2014:1207

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
7 april 2014
Zaaknummer
23-002097-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling en bedreiging van een slachtoffer tijdens haar werkzaamheden voor een woningbouwvereniging op 4 juli 2012 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk vastpakken van de pols van het slachtoffer, wat zou hebben geleid tot pijn en letsel, en het dreigen met een snijdende beweging langs de keel van het slachtoffer, vergezeld van de woorden: 'jouw kop gaat eraf'.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 februari 2014 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat de gedraging van de verdachte pijn of letsel heeft veroorzaakt. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, aangezien de aangeefster slechts een lichte pijnscheut had ervaren en er geen getuigen waren die bevestigden dat er letsel was opgetreden. Het hof concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld met de intentie om te mishandelen, maar eerder om documenten terug te krijgen die hij had afgegeven.

Wat betreft de bedreiging verwierp het hof het verweer van noodweerexces, omdat de verdediging van de verdachte niet opging. De uitspraak concludeerde dat de verdachte wel degelijk de woorden had geuit die als bedreiging konden worden opgevat, en dat dit strafbaar was. Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van de mishandeling, maar werd hij wel schuldig bevonden aan de bedreiging, wat resulteerde in een geldboete van €250 en vijf dagen hechtenis, bij gebreke van betaling.

Uitspraak

parketnummer: 23-002097-13
datum uitspraak: 5 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2013 in de strafzaak onder parketnummer 13-177707-12 tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats][geboortedatum] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 februari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij op of omstreeks 4 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] (tijdens haar werkzaamheden voor de woningbouwvereniging) heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen (met kracht) (vast)pakken en/of (vast)grijpen en/of (vast)gepakt houden en/of (vast)gegrepen houden van de (rechter)pols/arm, in elk geval van het lichaam van voornoemde[slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 4 juli 2012 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] (tijdens haar werkzaamheden voor de woningbouwvereniging) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn vinger/hand een snijdende beweging langs zijn keel gemaakt (terwijl hij in de richting van voornoemde[slachtoffer] keek) en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "jouw kop gaat eraf", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking van de verweren

Mishandeling
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat de verdachte van de tenlastegelegde mishandeling dient te worden vrijgesproken. Hij heeft naar voren gebracht dat niet vast is komen te staan dat de gedraging van de verdachte, bestaande uit het vastpakken van de pols van aangeefster[slachtoffer], heeft geleid tot pijn en/of letsel. Voorts zou de verdachte geen opzet hebben gehad op het toebrengen van pijn bij de aangeefster.
Het hof overweegt als volgt. Er is geen omstandigheid naar voren gekomen waaruit blijkt dat de aangeefster letsel aan de gedraging van de verdachte heeft overgehouden. Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar rechterpols “met kracht” vastgreep, waardoor zij “een lichte pijnscheut” voelde en dat zij bang was dat de verdachte haar daadwerkelijk zou gaan mishandelen (proces-verbaal aangifte, nummer 2012174571-1). Getuigen [getuige 1] en[getuige 2] (proces-verbaal getuige, nummer 2012174571-6 respectievelijk -7) verklaren beiden te hebben gezien dat de verdachte de arm van[slachtoffer] heeft vastgepakt. De aangeefster noch de getuigen spreken over het slaan van een kreet door de aangeefster na de gedraging van de verdachte. Het hof overweegt voorts dat het vastpakken van een pols naar de algemene ervaringsregels niet zonder meer pijn oplevert. Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat, hoewel de verdachte weliswaar overtrokken heeft gereageerd, onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte aangeefster opzettelijk heeft mishandeld, waardoor zij pijn heeft ervaren. Wel acht het hof aannemelijk dat de verdachte na een klaarblijkelijk vergeefse bezichtiging van een aangeboden huurwoning waaromtrent van meet af aan vaststond dat de verdachte daarvoor niet in aanmerking kwam, de aangeefster bij de pols heeft vastgepakt omdat hij de documenten die hij in het kader van de mogelijke (ver)huur had afgegeven, wilde terugkrijgen. Het opzet van de verdachte was derhalve niet op een mishandeling maar op het terugkrijgen van de documenten gericht. Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, oordeelt het hof dat de tenlastegelegde mishandeling niet wettig en overtuigend is bewezen.
Bedreiging
Ten aanzien van de tenlastegelegde bedreiging heeft de raadsman met een beroep op noodweerexces betoogd dat verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. De verdachte zou zijn goede eer en naam, die door uitlatingen van aangeefster zouden zijn aangerand, hebben verdedigd, waarbij hij de grenzen van de noodzakelijke verdediging zou hebben overschreden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. De aangeefster heeft de verdachte voor ‘terrorist’ uitgemaakt en hem toegevoegd dat hij een tweede Bin Laden zou zijn. Het beschermde rechtsgoed ‘eerbaarheid’, waartegen verdediging in situaties van ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding kan zijn geboden, omvat echter niet de eer of goede naam, zodat de verdachte een beroep op noodweer niet toekomt. Nu hem geen beroep op noodweer toekomt, kan hem evenmin een beroep op noodweerexces toekomen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op of omstreeks 4 juli 2012 te Amsterdam, [slachtoffer] (tijdens haar werkzaamheden voor de woningbouwvereniging) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met zijn hand een snijdende beweging langs zijn keel gemaakt terwijl hij in de richting van voornoemde[slachtoffer] keek en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "jouw kop gaat eraf".
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft de woorden “jouw kop gaat eraf” tegen aangeefster gezegd en hierbij een dreigend gebaar gemaakt, waardoor het slachtoffer zich bedreigd heeft gevoeld. Een dergelijk feit brengt de betrokkene schade toe en draagt bovendien bij aan het in de maatschappij levende gevoel van onrust en onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 februari 2014 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. C. Waling en mr. N.F. van Manen, in tegenwoordigheid van H.J. van Woudenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 maart 2014.
Mr. C. Waling en mr. N.F. van Manen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[...]