ECLI:NL:GHAMS:2014:1144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2014
Publicatiedatum
3 april 2014
Zaaknummer
23-000751-13
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot binnentreden woning en de gevolgen voor bewijsuitsluiting in strafzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk telen, aanwezig hebben en stelen van elektriciteit in verband met een hennepkwekerij in zijn woning in Hoorn. De tenlastelegging omvatte drie feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 22 september 2010 betrokken was bij de teelt van 602 hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De verdediging voerde aan dat de machtiging tot binnentreden niet het doel van het binnentreden vermeldde, wat volgens hen een ernstig vormverzuim was dat tot bewijsuitsluiting moest leiden. Het hof verwierp dit verweer, oordelend dat het niet vermelden van het doel in de machtiging een onherstelbaar vormverzuim was, maar niet leidde tot bewijsuitsluiting. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid bij het opstellen van machtigingen en de gevolgen van vormverzuimen in strafzaken.

Uitspraak

parketnummer: 23-000751-13
datum uitspraak: 24 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 februari 2013 in de strafzaak onder parketnummer 14-701105-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 maart 2014 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 21 september 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 21 september 2010, in de gemeente Hoorn (NH), in een woning gelegen aan de Karos, meermalen, althans éénmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of heeft bereid en/of heeft verwerkt en/of heeft bewerkt, een hoeveelheid van (ongeveer) 602 hennepplanten, in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 22 september 2010 in de gemeente Hoorn (NH), in een woning gelegen aan de Karos, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 602 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2009 tot en met 22 september 2010, in elk geval in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 22 september 2010, in de gemeente Hoorn (NH) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning gelegen aan de Karos heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsverweren

Machtiging tot binnentreden
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat in de machtiging tot binnentreden in de woning van de verdachte het doel van het binnentreden niet is vermeld, hetgeen een ernstig vormverzuim is dat tot bewijsuitsluiting van de resultaten van die doorzoeking en de daarna afgelegde verklaringen dient te leiden, zodat de verdachte bij gebrek aan (resterend) bewijs integraal moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daaromtrent het volgende.
In de machtiging tot binnentreden in de woning is het doel van het binnentreden niet vermeld, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim is in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
Uit het dossier blijkt dat verbalisanten in juli 2009 in de omgeving van de woning van de verdachte gelegen aan de [adres 2] in Hoorn, naar aanleiding van een melding van stankoverlast, een hennepgeur roken. Voorts hoorde een verbalisant op 30 juli 2010 het geluid van een afzuiginstallatie aan de achterzijde van voormelde woning en rook hij een lichte hennepgeur. Op 10 en 21 september 2010 zijn vervolgens warmtemetingen uitgevoerd, waaruit bleek dat vanuit het geopende raam aan de voorzijde van de woning warme lucht werd afgevoerd. Aan die voorzijde werd tijdens de warmtemeting op 10 september 2010 wederom het geluid van een afzuiginstallatie gehoord. Op 22 september 2010 zijn de verbalisanten de woning aan de [adres 2] te Hoorn binnengetreden met een machtiging en hebben ze een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Uit bovengenoemde bevindingen volgt naar het oordeel van het hof onmiskenbaar dat het doel van het binnentreden gelegen was in de inbeslagneming van de aan te treffen hennepkwekerij. Daardoor kan niet worden gezegd dat met het niet vermelden van het doel in de machtiging tot binnentreden een belangrijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden. Het vormverzuim hoeft derhalve niet te leiden tot bewijsuitsluiting; ten deze kan worden volstaan met de enkele vaststelling van het verzuim zonder het verbinden van consequenties daaraan.
Toereikendheid bewijs feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende bewijs voorhanden is voor de vaststelling dat de verdachte hennep heeft geteeld, bereid, verwerkt en/of bewerkt, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daaromtrent het volgende.De verdachte heeft bij de politie over de hennepkwekerij in zijn woning aan de [adres 2] in Hoorn onder meer verklaard dat de hennepkwekerij werd onderhouden, ook door hemzelf. Uit deze verklaring leidt het hof af dat de verdachte een zodanige bijdrage heeft geleverd aan het kweken van hennepplanten dat hij als pleger van feit 2 kan worden aangemerkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 21 september 2010 in de gemeente Hoorn (NH) in een woning gelegen aan de Karos meermalen opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid hennepplanten.
2:
hij op 22 september 2010 in de gemeente Hoorn (NH) in een woning gelegen aan de Karos opzettelijk aanwezig heeft gehad 602 hennepplanten.
3:
hij in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 22 september 2010 in de gemeente Hoorn (NH) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in een woning gelegen aan de Karos heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als opgelegd door de politierechter.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat de verdachte in zijn woning een hennepkwekerij heeft gehad met 602 hennepplanten. Daarmee heeft de verdachte voor de gezondheid schadelijke softdrugs geteeld en voorhanden gehad, waarvan het gebruik veelal gepaard gaat met andere criminaliteit. De elektriciteit ten behoeve van die kwekerij werd, na aanpassingen en verbreking aan de elektriciteitsmeter, illegaal afgenomen. Door dergelijk handelen ontstaan gemakkelijk brandgevaarlijke situaties, waardoor naast de verdachte ook omwonenden gevaar lopen. Bovendien is door de diefstal van elektriciteit de energiemaatschappij benadeeld.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf is in aanmerking genomen dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 februari 2014 de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Naar de verdachte heeft verklaard, heeft hij inmiddels de totale vordering van de energiemaatschappij voldaan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. A.M. van Woensel en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 maart 2014.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.