2.primair
zij op 6 december 2008 te Egmond aan Zee, in de gemeente Bergen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk consumentenvuurwerk met een totaalgewicht van 245,72 kilogram, bestaande uit onder andere 2 flowerbeds, 121 mortieren, 4 vuurpijlen en 36 fonteinen, voorhanden heeft gehad, terwijl niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van genoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
-waren de flowerbeds, vuurpijlen en fontijnen niet voorzien van een in de Nederlandse taal gestelde gebruiksaanwijzing,
en
waren de aard, samenstelling, constructie en eigenschappen van meer stuks van genoemd vuurwerk niet conform het gestelde in de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 voor dat vuurwerk immers:
-bedroeg het gewicht van genoemde flowerbeds meer dan 10 kilogram per stuk en
-waren genoemde mortieren herlaadbaar.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd - voor zover thans nog van belang - dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, op de grond dat in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van illegaal vuurwerk. De raadsman heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotities dienaangaande is weergegeven - kort gezegd en zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - het volgende inhoudend.
Er is geen sprake geweest van een nauwe en volledige samenwerking met haar zoon(s) gericht op het voorhanden hebben van het illegale vuurwerk. Haar zoon(s) opereerden immers volstrekt op eigen houtje en zonder dat zij haar toestemming hebben gevraagd of gekregen voor de opslag van het vuurwerk op haar zolder. Dit wordt bevestigd door de samenvatting van het afgeluisterde telefoongesprek tussen haar zoons op 6 december 2008 te 12.42 uur (politiedossierpagina 710) dat inhoudt dat: “pa en ma er erg mee zitten dat er boven nog een hele partij bommen staat”. Het enkele feit dat zij, nadat zij had ontdekt dat er illegaal vuurwerk in haar woning op de zolder stond opgeslagen, niet actie heeft ondernomen om dit vuurwerk uit haar woning te (doen) verwijderen, is onvoldoende om te kunnen spreken van een nauwe en volledige samenwerking die voor medeplegen nodig is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - het volgende gebleken.
Het proces-verbaal van bevindingen en inbeslagneming [adres 1] Egmond aan Zee van 8 december 2008 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (politiedossier pagina 437 tot en met 438) houdt het volgende in. Uit een inkomend gesprek van een telefoonnummer in gebruik bij [naam 1], één van de zoons van de verdachte, blijkt dat in de woning van de ouders van [naam 1] en [medeverdachte 1], mogelijk illegaal vuurwerk ligt opgeslagen. Vanuit de Gemeentelijke Basisadministratie is bekend geworden dat de ouders van [medeverdachte 1] woonachtig zijn op het adres [adres 1].
Op 6 december 2008 omstreeks 14.30 uur begeven verbalisanten zich naar het adres van de ouders van [medeverdachte 1], alwaar na aanbellen, door de verdachte (de moeder van [medeverdachte 1]) de voordeur wordt opengedaan en verbalisanten vrijwillig worden binnengelaten. Op mededeling van de verbalisant [verbalisant 2] dat de politie reden heeft te vermoeden dat op haar woonadres vuurwerk ligt opgeslagen, deelt de verdachte direct mede dat er inderdaad vuurwerk op haar zolder ligt opgeslagen en zij wijst verbalisanten vervolgens naar het op de zolderverdieping van de woning opgeslagen vuurwerk. Verbalisanten zien dat op de zolderverdieping diverse dozen staan waarop zichtbaar de kenmerken van vuurwerk aanwezig zijn. Op 6 december 2008 nemen verbalisanten uit handen van de verdachte deze dozen met vuurwerk in beslag.
De verdachte heeft in hoger beroep omtrent haar rol en wetenschap bij het voorhanden hebben van dit vuurwerk het volgende verklaard.
Ik woon samen met mijn man in een eengezinswoning aan de[adres 1]. Mijn zoon [medeverdachte 1] woonde eind 2008 tijdelijk in een vakantiehuisje achter onze woning. Omstreeks die tijd heeft [medeverdachte 1], buiten mijn medeweten om illegaal vuurwerk bij ons op zolder neergezet. Ik heb daar op dat moment geen wetenschap van gehad en ik heb daar ook geen toestemming voor gegeven. Ik ben daar op enig moment wel achter gekomen, omdat ik toevallig op zolder moest zijn en daar de dozen met vuurwerk zag staan. Dat was omstreeks oktober 2008. Ik heb toen tegen mijn zoon [medeverdachte 1] gezegd dat dit vuurwerk onmiddellijk mijn woning uit moest. Dit heeft hij echter niet gedaan. Het klopt dat [medeverdachte 1] een keer een doosje met vuurwerk in de gang bij de voordeur heeft neergezet en dat ik dit doosje toen heb meegegeven aan de persoon die dit kwam ophalen. Toen op 6 december 2008 de politie aanbelde stond het vuurwerk nog steeds op zolder. Ik heb de politie direct verteld dat er vuurwerk op zolder stond en ik heb hen dit vuurwerk aangewezen. Het is toen in beslag genomen. Het bleek om 245 kg illegaal vuurwerk te gaan.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen dat de verdachte al vanaf oktober 2008 wist dat dit vuurwerk zich in haar huis bevond en ook dat dit vuurwerk er nog steeds lag op 6 december 2008, toen zij verbalisanten het vuurwerk heeft aangewezen.
Uit de inhoud van het dossier bewijsmiddelen blijkt voorts dat dit vuurwerk door haar zoon [medeverdachte 1], die inmiddels niet meer in het huis van de verdachte woonde, daar was neergezet, en dat de verdachte dit wist. Toen zij er in oktober 2008 achter kwam dat dit vuurwerk bij haar op zolder stond, heeft zij zich hiervan niet dan wel onvoldoende gedistantieerd, door geen dan wel onvoldoende maatregelen te treffen om aan deze situatie een einde te maken. Zij heeft daarentegen deze situatie laten voortduren. Van de verdachte, die hoofdbewoner was van het huis en in wiens machtssfeer het vuurwerk zich bevond, had anders verwacht mogen worden, niet in de laatste plaats gezien - naar algemeen bekend is - de gevaarlijke situatie die door de opslag van zogenaamd illegaal vuurwerk in een woning in het leven wordt geroepen. Aldus heeft zij als medepleger dit vuurwerk voorhanden gehad en is wettig en overtuigend bewezen dat zij het bewezen verklaarde heeft begaan.