ECLI:NL:GHAMS:2014:1046
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging effectenleaseovereenkomst en verjaring van de rechtsvordering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en een appellante. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de echtgenoot van de appellante de leaseovereenkomsten kon vernietigen op grond van artikel 1:89 BW, omdat hij geen schriftelijke toestemming had gegeven voor het aangaan van de overeenkomsten. Dexia stelde zich op het standpunt dat de vordering van de appellante was verjaard, omdat de leasetermijnen waren betaald vanuit een en/of-rekening. De kantonrechter had echter een bewijsvermoeden aangenomen, maar de appellante was in staat om tegenbewijs te leveren, wat leidde tot de conclusie dat Dexia niet had aangetoond dat de echtgenoot van de appellante eerder dan drie jaar voor de vernietigingsbrief op de hoogte was van de leaseovereenkomsten.
Dexia ging in hoger beroep en concludeerde dat het hof het vonnis van de kantonrechter moest vernietigen en de vorderingen van de appellante moest afwijzen. De appellante verzocht om verwerping van de grieven van Dexia en handhaafde haar vorderingen. Het hof oordeelde dat Dexia niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de echtgenoot van de appellante eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomsten. De grieven van Dexia faalden, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. Dexia werd veroordeeld in de kosten van het geding in het principaal hoger beroep.