Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
”
3.Het oordeel van de rechtbank
4.Geschil in hoger beroep
5.Relevante wet- en regelgeving
a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. […]
a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, werpen van geld in parkeerapparatuur […].
a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen bij besluit van het college van burgemeester en wethouders, gehoord de stadsdelen. […]
6.Beoordeling van het geschil
op de locatie waar hij de parkeerkaart aanwendtom de ter plekke verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
telkensin de Regeling duidt erop dat één parkeerkaart voor meerdere malen parkeren kan worden gebruikt. Door geld in parkeerapparatuur te werpen koopt een belanghebbende als het ware minuten ‘parkeerbelasting-tegoed’, dat voor zover niet aangewend in ieder geval vervalt op het moment dat de geldigheidsduur van de parkeerkaart verstrijkt.
gedurende een aaneengesloten periodedoen of laten staan van een voertuig” (cursivering Hof). Dit betekent dat zodra een geparkeerd voertuig wordt verplaatst en daarbij heeft deelgenomen aan het verkeer, het ‘parkeren’ stopt. Een ‘nieuw parkeren’ begint vervolgens zodra het voertuig op een plek waar op dat moment parkeerbelasting is verschuldigd wordt stilgezet en blijft staan. Omdat parkeerbelasting is verschuldigd zodra er daadwerkelijk wordt geparkeerd (artikel 4, eerste lid, van de Verordening) is voor het ‘tweede’ parkeren (opnieuw) parkeerbelasting verschuldigd. De Gemeentewet en de Verordening voorzien niet in de mogelijkheid om niet verbruikte parkeertijd als het ware mee te nemen naar een volgende parkeerplaats.
telkens’aanwenden van het tegoed in strijd is met de Gemeentewet en de Verordening, en (2) dat gelet op onderdeel III van de Regeling, waarin - zonder dat daarvoor een basis is te vinden in de Gemeentewet en de Verordening - staat dat de heffingsambtenaar in geval van parkeren binnen tien minuten na het verstrijken van de geldigheidsduur van de parkeerkaart geen naheffingsaanslag mag opleggen, is het Hof van oordeel dat de Regeling expliciet - mede - tot doel heeft, goedkeurend beleid van de Gemeente Amsterdam vast te leggen, welk beleid op door publicatie in het Gemeenteblad, dat wil zeggen op een behoorlijke wijze, is bekendgemaakt. Dat sprake is van goedkeurend beleid heeft de heffingsambtenaar ter zitting van het Hof ook bevestigd.
omgerekendnaar het tarief, zoals bedoeld in de [Verordening]” (cursivering Hof), en wel aldus dat het ‘omrekenen’ niet alleen het aantal minuten ‘parkeerbelasting-tegoed’ betreft, maar ook betekent dat de geldigheidsduur van de parkeerkaart wordt ‘omgerekend’, in die zin dat de op de parkeerkaart afgedrukte geldigheidsduur vervalt en wordt vervangen door een geldigheidsduur die gegolden zou hebben indien de belastingplichtige dezelfde parkeerkaart op dezelfde dag en hetzelfde tijdstip aangeschaft zou hebben, zij het met de fictie dat die aanschaf plaatsvond op de locatie waar hij de parkeerkaart aanwendt om de ter plekke verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
de op de parkeerkaart aangegeven geldigheidsduur” (cursivering Hof) een aanwijzing dat de op de parkeerkaart afgedrukte geldigheidsduur niet verandert enkel omdat een belanghebbende minuten ‘parkeerbelasting-tegoed’ meeneemt naar een volgende parkeerplek. Als de besluitgever de geldigheidsduur conform het tweede standpunt van de heffingsambtenaar had willen wijzigen, dan had het in de rede gelegen dat hij onder III van het Besluit een andere tekst had gekozen.
7.Kosten
8.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 41 (beroep bij de rechtbank) en € 115 (hoger beroep bij het Hof), in totaal € 156 te vergoeden.