MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEXIA NEDERLAND B.V. (voorheen Dexia Bank Nederland N.V.),
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
1. [ GEÏNTIMEERDE sub 1 ] en
2. [ GEÏNTIMEERDE sub 2 ],
Beiden wonend te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat: mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Dexia, [ Geïntimeerde sub 1 ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] genoemd. De laatste twee worden gezamenlijk aangeduid als [ Geïntimeerden ]
Bij dagvaarding van 15 oktober 2008 is Dexia in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam, hierna: de kantonrechter, van 16 juli 2008, in deze zaak onder zaak-/rolnummer 847648 DX EXPL 07-500 gewezen tussen [ Geïntimeerden ]als eisers in conven¬tie/verweerders in reconventie en Dexia als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie.
Dexia heeft drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, bewijs aangeboden en producties in het geding gebracht, met conclusie als omschreven op bladzijde 10 en 11 van de memorie van grieven.
Vervolgens hebben [ Geïntimeerden ]geantwoord, van hun zijde incidenteel beroep ingesteld, drie grieven tegen het vonnis aangevoerd, hun eis gewijzigd, bewijs aangeboden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd in het principaal beroep, dat het hof dit zal verwerpen, met veroordeling van Dexia in de kosten en in het incidenteel beroep, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen behoudens ten aanzien van de daarbij uitgesproken kostenveroordeling en, bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, primair voor recht zal verklaren dat het beroep op dwaling c.q. bedrog met betrekking tot de leaseovereenkomsten gegrond is, dat de leaseovereenkomsten nietig zijn wegens strijd met de artikelen 7 Wet toezicht effectenverkeer 1995 en artikel 41 Nadere regeling 1999 en wegens strijd met de Wet op de Kansspelen, subsidiair te verklaren voor recht dat Dexia jegens [ Geïntimeerden ]toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld door, kort gezegd, met betrekking tot de leaseovereenkomsten de informatie- en waarschuwingsplicht te schenden alsmede primair en subsidiair Dexia te veroordelen aan [ Geïntimeerden ]te voldoen al hetgeen zij onder de leaseovereen¬komsten aan Dexia hebben betaald, met rente en kosten.
Ten slotte heeft Dexia arrest gevraagd.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de beide memories.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1, 1.1 tot en met 1.5, een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4.1 Bij beschikking van 25 januari 2007 (LJN: AZ7033; NJ 2007, 427) heeft het hof op de voet van artikel 7:907, eerste lid, BW een overeenkomst tussen Dexia en anderen verbindend verklaard die strekt tot (gedeeltelijke) vergoeding van schade zoals onder andere in dit geding aan de orde. [ Geïntimeerden ]hebben door een schrifte¬lijke mededeling zoals bedoeld in artikel 7:908, tweede lid, BW (tij¬dig) laten weten dat zij niet aan de verbindend verklaarde overeenkomst - de zogeheten “Duisenberg”-regeling – gebonden willen zijn. Uitgangspunt voor de beoordeling van het hoger beroep is daarom dat de verbindendverklaring van de overeenkomst ten aanzien van hen geen gevolg heeft, zodat die overeenkomst [ Geïntimeerden ]niet bindt.
4.2 Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.2.1 [ Geïntimeerde sub 1 ] is in februari 2000 twee leaseovereenkomsten met de naam AllRound Sparen met maandbetaling aangegaan met een rechtsvoorgangster van Dexia, hierna eveneens aangeduid als “Dexia”. [ Geïntimeerde sub 2 ] is in februari 2000 met Dexia een leaseovereenkomst met de naam AllRound Sparen met maandbetaling aangegaan. De drie leaseovereenkomsten worden hierna gezamenlijk de leaseovereenkomsten genoemd. De leaseovereenkomsten hebben een looptijd van 240 maanden.
4.2.2 Op grond van de leaseovereenkomsten hebben [ Geïntimeerde sub 1 ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] bedragen van Dexia geleend. Met die bedragen zijn effecten aangekocht die zij van Dexia hebben geleast. Over de geleende bedragen waren zij rente verschuldigd. De leaseovereen¬komsten zijn zogenoemde aflosproducten. Het maandelijkse termijnbedrag van elk van de leaseovereenkomsten bestond uit rente en aflossing.
4.2.3 De leaseovereenkomsten zijn inmiddels beëindigd. Na de verkoop van de aandelen bedroeg de restschuld € 1.688,51 (con¬tractnummer 39482076), € 2.214,68 (contractnummer 39482075) en € 1.858,96 (contractnummer 39482068). De restschulden zijn niet voldaan. Gedurende de looptijd hebben [ Geïntimeerde sub 1 ] en [ Geïntimeerde sub 2 ] € 4.152,27 (contractnummer 39482076), € 5.536,36 (contractnummer 39482075) en € 3.267,60 (contractnummer 39482068) aan rente en aflossing betaald (zie productie 14, tabel ‘Berekening vergoe¬ding’ bij memorie van grieven).
4.3 [ Geïntimeerden ]hebben Dexia doen dagvaarden en in conventie gevorderd zoals omschreven in het bestreden vonnis onder 2.1. Dexia heeft in reconventie gevorderd [ Geïntimeerden ]te veroordelen tot betaling van € 5.762,15, het totaal van de restschulden. De kanton¬rechter heeft in het bestreden vonnis in conventie Dexia uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld om aan [ Geïntimeerden ]in totaal € 5.612,10 te betalen, met rente en kosten alsmede Dexia veroordeeld (op straffe van een dwangsom) om het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [ Geïntimeerden ]geen verplichtingen uit de leaseovereenkomsten meer hebben en het meer of anders gevorderde afgewezen. In reconventie heeft de kanton¬rechter de vorderingen van Dexia afgewezen.
4.4 Met grief 1 in incidenteel beroep bestrijden [ Geïntimeerden ]het oordeel van de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 4.2 dat niet voldaan is aan de maatstaf voor dwaling en misbruik van omstandigheden. Grief 2 in incidenteel beroep strekt ten betoge dat de kanton¬rechter in het bestreden vonnis onder 4.5 ten onrechte heeft overwogen dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid Dexia niet voor het volledige nadeel aansprakelijk is en dat naar redelijkheid en billijkheid 40% van het nadeel voor rekening van [ Geïntimeerden ]dient te komen. [ Geïntimeerden ]stellen dat zich in deze zaak geen aan hen toe te rekenen feiten en omstandigheden voordoen die rechtvaardigen dat hun medeschuld in de zin van artikel 6:101 BW zou ‘treffen’. [ Geïntimeerden ]wijzen in dat verband op persoonlijke omstandigheden van [ Geïntimeerden ]en de feitelijke gang van zaken (zie memorie van antwoord onder 3). Daarnaast wijzen zij erop dat de leaseover¬eenkomsten betrekking hebben op zogenoemde certificaat¬producten die zo geraffineerd in elkaar zijn gezet dat de constructie voor Dexia altijd winstgevend is en voor de afnemer bijna altijd verliesgevend (zie memorie van antwoord onder 4). Met grief 3 in incidenteel beroep betogen [ Geïntimeerden ]dat de kantonrechter in het bestreden vonnis ten onrechte de gevorderde verklaringen voor recht voor zover betreffende de wilsgebreken en onrecht¬matige daad heeft afgewezen alsmede de overige vorderin¬gen, waaronder die tot volledige schadevergoeding.
4.5 Nu uit de rolkaart niet blijkt dat de zaak na het nemen van de memorie door [ Geïntimeerden ]op de rol is geplaatst voor memorie van antwoord in incidenteel beroep en Dexia niet heeft gereageerd op de incidentele grieven en op hetgeen [ Geïntimeerden ]ter inleiding en ter toelichting op de grieven heeft aangevoerd en op de producties die zij in het geding hebben gebracht, zal het hof Dexia alsnog in de gelegenheid stellen een memorie van antwoord in incidenteel beroep te nemen. [ Geïntimeerden ]hebben in hoger beroep hun eis gewijzigd, waarop Dexia ook mag reageren.
4.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag xxx 2013 voor het nemen van een akte door Dexia uitsluitend voor het onder 4.6 omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.P. van Achterberg, M.M.M. Tillema en D.J. Oranje en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 april 2013 door de rolraadsheer.