ECLI:NL:GHAMS:2013:CA3116

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.105.562
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over economische eigendom van onverdeeld aandeel in pand en contractsoverneming

In deze zaak gaat het om een geschil over de economische eigendom van een onverdeeld aandeel in een pand. [APPELLANTE] heeft in hoger beroep het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2012 aangevochten, waarin haar vordering tot ontruiming was afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat [APPELLANTE] sinds 2 oktober 2008 eigenaresse is van het pand, dat voorheen eigendom was van [X]. Na het overlijden van [X] heeft [notaris] de eigendom van het pand verkregen en de economische eigendom van een onverdeeld aandeel in het pand verkocht aan [geïntimeerde]. De juridische levering van het pand vond plaats via een akte van 1 oktober 2008 aan [APPELLANTE].

De kern van het geschil ligt in de vraag of [geïntimeerde] zijn rechten uit hoofde van de economische eigendomsoverdracht kan uitoefenen jegens [APPELLANTE]. [APPELLANTE] stelt dat voor contractsoverneming een driepartijenovereenkomst vereist is en dat [geïntimeerde] niet bij de overdrachten betrokken was. Het hof oordeelt dat artikel 6:159 BW aan contractsoverneming de voorwaarde verbindt dat er een akte wordt opgemaakt en dat de wederpartij medewerking verleent aan de overdracht. Het hof heeft besloten om een comparitie van partijen te gelasten om meer duidelijkheid te krijgen over de bedoelingen van de partijen en de stand van de lening van [notaris] aan [geïntimeerde].

De comparitie zal ook worden benut om te proberen een minnelijke regeling te treffen. Het hof heeft partijen verzocht om ervoor te zorgen dat [notaris] aanwezig is tijdens de comparitie. De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling en de beslissing over de vorderingen van [APPELLANTE] en [geïntimeerde] zal later worden genomen.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.105.562
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 476413 / HA ZA 10-3785
arrest van de meervoudige kamer van 19 maart 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[ APPELLANTE ],
gevestigd te [ plaatsnaam ],
APPELLANTE,
tevens incidenteel GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen:
[ GEÏNTIMEERDE ],
wonend te [ plaatsnaam ],
GEÏNTIMEERDE,
tevens incidenteel APPELLANT,
advocaat: mr. Hampe te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [ APPELLANTE ] en [ geïntimeerde ] genoemd.
[ APPELLANTE ] is bij dagvaarding van 22 maart 2012 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2012, gewezen tussen [ APPELLANTE ] als eiseres en [ geïntimeerde ] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
[ APPELLANTE ] heeft in het principaal appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog haar vorderingen zoals in de appeldagvaarding verwoord zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
[ geïntimeerde ] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, althans het arrest in geval van bekrachtiging niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, met beslissing over de proceskosten.
In het incidenteel appel heeft [ geïntimeerde ] geconcludeerd dat het hof het vonnis in het incident van 4 mei 2011 zal vernietigen en hem alsnog het gevraagde verlof tot oproeping in vrijwaring zal verlenen, met beslissing over de proceskosten.
[ APPELLANTE ] heeft geconcludeerd tot verwerping van het appel, met beslissing over de proceskosten.
[ APPELLANTE ] heeft bewijs van haar stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Feiten
2.1. De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 4 mei 2011 onder 2.1 tot en met 2.6 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep eveneens zijn komen vast te staan, zijn de volgende.
2.2. [ APPELLANTE ] is sinds 2 oktober 2008 eigenaresse van het perceel met opstal gelegen aan [ adres ] (hierna: het pand). [ geïntimeerde ] woont aan het adres [ adres ] in de woonstudio gelegen op de eerste verdieping van het pand (hierna: de woonstudio).
2.3. Het pand was tot aan zijn overlijden in 1990 eigendom van [ X ] (hierna: [ X ]). [ X ] was eigenaar en bestuurder van een fotografisch laboratorium in de bedrijfsruimte op de begane grond van het pand.
2.4. Na het overlijden van [ X ] heeft [ notaris ](hierna: [ notaris ]), als erfgename van [ X ], de eigendom van het pand verkregen. [ geïntimeerde ] heeft in samenspraak met [ notaris ] het bedrijf van [ X ] voortgezet en vervolgens overgenomen.
2.5. Bij notariële akte van 26 april 1991 heeft [ notaris ] aan [ geïntimeerde ] de economische eigendom van een onverdeeld aandeel in het pand verkocht. In de akte is onder meer opgenomen:
“(...) verklaarde bij deze te verkopen en in economische eigendom over te dragen aan koper, die van verkoper koopt en in economische eigendom aanvaardt:
het onverdeeld aandeel in het fabrieksgebouw met studioruimte en bovenwoningen, ondergrond, erf en aanbehoren staande en gelegen te Amsterdam aan de [ straatnaam ] en de [ straatnaam ], kadastraal bekend gemeente Amsterdam, sektie [letter ] nummer [nummer ], groot vier are achtennegentig centiare, welk onverdeeld aandeel recht geeft op het uitsluitend gebruiksrecht van de studio, plaatselijk bekend [ studio ];
hierna aangeduid met: het verkochte.
Verkoper en koper zullen de juridische levering van het verkochte doen plaatsvinden zodra partijen dit wensen, met inachtneming van het hierna bepaalde.
De overdracht in economische eigendom geschiedt voor de koopsom van:
EENHONDERD TWEE EN ZESTIG DUIZEND VIJFHONDERD GULDEN
(f. 162.500,--)
Verkoper heeft de koopsom ontvangen door middel van de hierna te vermelden verrekening. Verkoper verleent mitsdien kwijting aan de koper voor de voldoening van de koopsom. “
2.6. [ notaris ] heeft het pand verkocht aan [ A ] en [ Z ] en [ V ](tezamen hierna: [ Y ]). In de akte van levering van 29 januari 2007 tussen [ notaris ] als lastgeefster en [ Y ] is bepaald:
“VOORGAANDE TITEL
(...) Mitsdien is de lastgeefster, in haar germelde hoedanigheden, bevoegd over gemelde registergoederen te beschikken, behoudens een onverdeeld aandeel in het sub 1. gemelde registergoed rechtgevende op de atelierruimte, plaatselijk genummerd [ studio ], waarvan de economische eigendom bij akte op zesentwintig april negentienhonderd eenennegentig voor genoemde oud-notaris Mr. E.IJ. Spier verleden overgedragen werd aan een derde en derhalve ook niet tot het verkochte behoort. (...)
CESSIE
Tenslotte cedeert verkoper-lastgeefster (...) aan koper, die hierbij aanvaardt, alle rechten tegenover de economische eigenaar van het studiogedeelte (...) in verband met de destijds schuldig gebleven koopsom ad drieënzeventigduizend zevenhonderdnegendertig euro en negenentwintig eurocent (€ 73.739,29)(destijds eenhonderdtweeënzestigduizend vijfhonderd gulden (f. 162.500,00), welke omgezet werd in een geldlening rentende negen acht/tiende procent (9,8%) per jaar, een en ander conform voormelde akte houdende economische eigendomsoverdracht op zesentwintig april negentienhonderd eenennegentig (...) verleden.”
2.7. Bij akte van 1 oktober 2008 is het pand door [ Y ] aan [ APPELLANTE ] geleverd. In de leveringsakte is onder meer bepaald:
“OMSCHRIJVING REGISTERGOEDEREN:
1. de bedrijfsruimte met studio-/atelierruimte, plaatselijk bekend [ adres ] (...) echter met uitzondering van de economische eigendom van de atelierruimte, die bij akte de dato zesentwintig april negentienhonderd eenennegentig voor notaris Mr. E.IJ. Spier te Amsterdam verleden aan een derde is overgedragen en derhalve niet tot het verkochte behoort.
(…)
CESSIE
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van het koopcontract cedeert verkoper hierbij aan koper, die hierbij aanvaardt, alle rechten tegenover de economische eigenaar van de atelierruimte (...) in verband met de ten tijde van de economische eigendomsoverdracht schuldig gebleven koopsom ad drieënzeventig duizend zevenhonderd negendertig euro en negenentwintig eurocent (EUR 73.739,29) of – oorspronkelijk – eenhonderd tweeënzestig duizend vijfhonderd gulden (NLG 162.500,00), welke werd omgezet in een geldlening met een rente van negen acht/tiende procent (9,8%) per jaar, een en ander als vermeld in voormelde akte houdende economische eigendomsoverdracht, op zesentwintig april negentienhonderd eenennegentig (...) verleden.”
3. Beoordeling
3.1. In deze procedure vordert [ APPELLANTE ] veroordeling van [ geïntimeerde ] tot ontruiming. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
3.2. Met grief 2 klaagt [ APPELLANTE ] er over dat de rechtbank zich niet heeft uitgelaten over de vraag of sprake is van voortzetting van de rechten van [ geïntimeerde ] uit hoofde van economische eigendomsoverdracht en de vraag of [ geïntimeerde ] deze rechten jegens [ Y ] en vervolgens [ APPELLANTE ] kan uitoefenen. [ APPELLANTE ] meent dat de rechtbank had moeten oordelen dat een overdracht van bedoelde rechten niet heeft plaatsgevonden. Daaraan legt zij onder meer de stelling ten grondslag dat voor contractsoverneming een driepartijenovereenkomst vereist is. Van contractsoverneming kan gelet op dat vereiste in dit geval geen sprake zijn, aldus [ APPELLANTE ], nu [ geïntimeerde ] bij geen van de genoemde overdrachten partij was. [ geïntimeerde ] kan daarom de rechten die hij had tegenover [ notaris ] niet jegens haar (uiteindelijke) opvolger [ APPELLANTE ] uitoefenen.
3.3. Het hof stelt voorop dat artikel 6:159 BW aan contractsoverneming de voorwaarde verbindt dat tussen de partij die de rechtsverhouding overdraagt enerzijds, en de derde aan wie wordt overgedragen anderzijds, een akte wordt opgemaakt en voorts dat de wederpartij medewerking verleent aan de overdracht. Uit de parlementaire geschiedenis kan worden afgeleid dat de wederpartij haar medewerking in elke vorm kan verlenen, hetzij vooraf, hetzij achteraf (TM, Parlementaire Geschiedenis 6, p. 585) terwijl de medewerking voorts zonder duidelijke verklaring kan geschieden en in een of meer gedragingen besloten kan liggen (artikel 3:37 lid 1 BW en HR 23 april 1999, NJ 1999, 497).
3.4. Het hof acht zich nog onvoldoende door partijen voorgelicht. Het zal daarom een comparitie van partijen gelasten waarin onder meer de volgende vragen aan de orde zullen komen:
a. Wat hebben partijen [ geïntimeerde ] en [ notaris ] in 1991 beoogd met de overdracht van de economische eigendom van de studio ?
b. Was het de bedoeling van de voorwaarde in de overdrachtsakte van [ notaris ] aan [ Y ] en nadien aan [ APPELLANTE ] de positie van [ geïntimeerde ] zeker te stellen ?
c. Heeft [ geïntimeerde ] op enigerlei wijze meegewerkt aan contractsoverneming ?
d. Wat is de stand van de lening van [ notaris ] aan [ geïntimeerde ] nu ? Heeft [ APPELLANTE ] inderdaad het vorderingsrecht uit die lening overgenomen ?
Indien daartoe aanleiding is zal de comparitie tevens worden benut voor het beproeven van een minnelijke regeling.
Het hof verzoekt partijen te bevorderen dat [ notaris ] ter comparitie aanwezig is.
3.5. Ieder verder oordeel zal worden aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
- gelast partijen - [ geïntimeerde ] in persoon, [ APPELLANTE ] vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een regeling te treffen – op een nader te bepalen datum en tijd te verschijnen ter zitting van de meervoudige kamer van dit hof, te houden in het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam, ten einde inlichtingen te geven en een schikking te beproeven;
- verwijst de zaak naar de rol van 2 april 2013 voor opgave door de advocaten van de verhinderdata op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden april, mei en juni 2013;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Huijzer, J.C.W. Rang en J.C. Toorman en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.