ECLI:NL:GHAMS:2013:CA2209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.127.253/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van raadsheer in strafzaak wegens schijn van vooringenomenheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 mei 2013 een wrakingsverzoek toegewezen dat was ingediend door mr. C.J. Nierop namens de verzoeker. Het verzoek was gegrond op nieuwe feiten en omstandigheden die de objectieve vrees voor vooringenomenheid van de raadsheer, mr. M. Gonggrijp-van Mourik, rechtvaardigden. De verzoeker stelde dat de raadsheer niet had ingegrepen toen bleek dat getuigen in strijd met de beslissing van het hof waren gehoord door de politie, zonder dat de verdediging hiervan op de hoogte was gesteld. Dit leidde tot de conclusie dat de raadsheer, door kennis te nemen van deze situatie, betrokken was geraakt bij een verweer dat haar eigen optreden als raadsheer-commissaris betrof. Het hof oordeelde dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was, en dat de raadsheer niet in staat was om onbevooroordeeld te oordelen over het verweer van de verdediging. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking tijdig was ingediend en dat de verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek. De beslissing werd genomen in het openbaar, waarbij de verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.127.253/01
beschikking van de wrakingskamer van 28 mei 2013
inzake het op 23 mei 2013 ter griffie van dit hof door mr. C.J. Nierop ingediende verzoekschrift namens
[Verzoeker],
geboren te [plaats] op [datum],
VERZOEKER,
raadsman: mr. C.J. Nierop te Amsterdam.
1. Het procesverloop
Het onderhavige verzoek tot wraking is door mr. Nierop namens verzoeker schriftelijk, met producties, ingediend in de strafzaak met parketnummer 23-005460-10. Het betreft het verzoek tot wraking van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, raadsheer bij de afdeling strafrecht van dit hof.
Mr. Gonggrijp-van Mourik heeft niet berust in de wraking. Bij brief, binnengekomen ter griffie van het hof op 23 mei 2013, heeft mr. Gonggrijp-van Mourik gereageerd op het wrakingsverzoek.
Op 24 mei 2013 heeft de wrakingskamer het verzoek, met instemming van betrokkenen en
na daartoe strekkende beslissing, in het openbaar behandeld. Daarbij is verzoeker in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Nierop, die het verzoek nader heeft toegelicht aan de hand van door hem aan het hof overgelegde pleitnotities. Aan verzoeker, die verdachte is in de hierboven vermelde strafzaak, is meegedeeld dat hij niet tot antwoorden is verplicht en hem
is de mogelijkheid gegeven als laatste het woord te voeren.
Mr. Gonggrijp-van Mourik is ter zitting verschenen en heeft het woord gevoerd.
Tevens is verschenen de advocaat-generaal mr. P. Everaars, die het standpunt van het openbaar minsiterie naar voren heeft gebracht. Hij heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.
2. Beoordeling
2.1. Het gaat hier, samengevat en voor zover relevant, om het volgende.
2.1.1. Ter terechtzitting van 4 maart 2013 heeft de meervoudige strafkamer van dit hof, waarin mr. Gonggrijp-van Mourik voorzitter was, in de hoofdzaak (onder meer) beslist tot het horen van twee medewerkers van [bedrijf] - wier (achter)namen eerst later bekend zijn geworden, te weten [getuige 1] en [getuige 2] - door de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris. Mr. Gonggrijp-van Mourik is als zodanig aangewezen.
2.1.2. [Getuige 1] is - in strijd met voornoemde beslissing van het hof en zonder dat het hof daarvan op de hoogte was - op 26 maart 2013 gehoord door verbalisant van politie [verbalisant]. De verdediging was niet op de hoogte van het plaatsvinden van dit verhoor. Bij e-mailbericht van woensdag 17 april 2013 15:05 uur heeft verbalisant [verbalisant] het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] aan mr. Markus van het openbaar ministerie toegezonden met de vermelding dat zij op maandag getuige [getuige 2] zou gaan horen. Dit e-mailbericht is hierna op 17 april 15:32 uur (onder meer) aan mr. Gonggrijp-van Mourik (door)gestuurd.
2.1.3. Bij e-mailbericht van 17 april 2013 17:31 uur heeft mr. Gonggrijp-van Mourik het kabinet RHC, zakelijk weergegeven en voor zover van belang voor de te nemen beslissing, bericht dat als de raadsman de processen-verbaal van verhoor door de politie van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zal hebben ontvangen, deze gebeld zou kunnen worden met de vraag of hij het nog noodzakelijk vindt dat [getuige 1] en [getuige 2] door de raadsheer-commissaris worden gehoord.
2.1.4. Op maandag 22 april 2013 is [getuige 2] - buiten aanwezigheid van de verdediging - door verbalisant [verbalisant] gehoord. Niet gebleken is dat de verdediging over het te houden verhoor is geïnformeerd dan wel anderszins daarvan op de hoogte was.
2.1.5. Op 6 mei 2013 zijn [getuige 1] en [getuige 2] gehoord door mr. Gonggrijp-van Mourik, in haar hoedanigheid van raadsheer-commissaris en in aanwezigheid van de verdediging. Naar aanleiding van een opmerking “en marge de getuigenverhoren” (aldus aangeduid in het wrakingsverzoek onder 13) van mr. Gonggrijp-van Mourik, inhoudende dat het (wellicht) niet onbegrijpelijk is dat de politie de getuigen heeft gehoord, heeft mr. Nierop namens verzoeker op 7 mei 2013 een (schriftelijk) verzoek tot wraking van mr. Gonggrijp-van Mourik ingediend ter griffie van het hof. Bij beschikking van 17 mei 2013 is dit verzoek afgewezen.
2.1.6. Op 22 mei 2013 heeft de verdediging het originele dossier in de hoofdzaak ingezien ter griffie van het hof. Daarbij heeft de raadsman van verzoeker kennis genomen van de e-mailwisseling als hiervoor onder 2.1.2 en 2.1.3 aangegeven.
2.1.7 Vervolgens heeft mr. Nierop op 23 mei 2013 het onderhavige wrakingsverzoek namens verzoeker ingediend.
2.2. In de kern komt het onderhavige wrakingsverzoek, samengevat, op het volgende neer.
Uit de e-mailwisseling van 17 april 2013 blijkt dat mr. Gonggrijp-Van Mourik wist van het verzuim van verbalisant [verbalisant] om de getuigen buiten aanwezigheid van de verdediging en in strijd met de beslissing van het hof te horen. Ten tijde van de behandeling van het eerste wrakingsverzoek was dit de verdediging nog niet bekend. Mr. Gonggrijp-van Mourik heeft het aan haar (door)gestuurde e-mailbericht van 17 april 2013 van verbalisant [verbalisant] niet aangegrepen om de advocaat-generaal te bevelen af te zien van het verhoor van [getuige 2]. Evenmin heeft zij het e-mailbericht met bijgevoegd proces-verbaal van het verhoor van [getuige 1] doorgestuurd c.q. laten doorsturen naar de verdediging of anderszins de verdediging ervan op de hoogte gesteld c.q. laten stellen dat het verhoor van [getuige 1] reeds had plaatsgevonden en het verhoor van [getuige 2] door de politie op 22 april 2013 zou plaatsvinden. In plaats daarvan heeft mr Gonggrijp-van Mourik op 17 april 2013 een e-mailbericht naar het kabinet RHC gestuurd, waaruit op zijn minst moet worden afgeleid dat zij instemde met de gang van zaken. Als gevolg van deze gang van zaken is de verdediging pas op de hoogte geraakt van de verhoren van [getuige 1] en [getuige 2] door de politie nadat deze verhoren hadden plaatsgevonden. De verdediging is hierdoor in haar rechten geschaad. De verdediging zal in verband met deze gang van zaken in de hoofdzaak verzoeken verbalisant [verbalisant] als getuige te horen om uit te leggen waarom en in opdracht van wie zij in strijd met de beslissing van het hof getuigen heeft gehoord. Voorts zal de verdediging het verweer voeren dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging door getuigen te doen horen in strijd met de beslissing van het hof en buiten aanwezigheid van de verdediging. Door het openbaar ministerie er niet van te weerhouden de getuigen te horen en door bewust de verdediging pas op de hoogte te stellen van de verhoren nadat deze hadden plaatsgevonden heeft mr. Gonggrijp-van Mourik haar fiat gegeven aan de handelwijze van politie en justitie. Mr. Gonggrijp-van Mourik is door haar handelwijze tevens onderwerp van discussie geworden en onderdeel van het te voeren niet-ontvankelijkheidsverweer van de verdediging. Hierdoor bestaat de schijn van vooringenomenheid. De verdediging kan er niet op vertrouwen dat mr. Gonggrijp-van Mourik onbevooroordeeld gaat oordelen over het verzoek verbalisant [verbalisant] te horen en op het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging, aldus nog steeds mr. Nierop in zijn toelichting op het wrakingsverzoek.
2.3. Mr. Gonggrijp-van Mourik heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Aan de hand van het aan haar doorgestuurde e-mailbericht van verbalisant [verbalisant] kon zij slechts constateren dat de politie [getuige 1] had gehoord en voornemens was [getuige 2] op korte termijn te horen. Het past een raadsheer niet de advocaat-generaal daarop aan te spreken of te zeggen wat hij dient te doen. Het is aan het parket om daar binnengekomen stukken door te sturen naar betrokkenen. Zij kon slechts vaststellen dat de originele verhoren op enig moment aan het parket zouden worden aangeboden en zij is ervan uitgegaan dat die verhoren ten spoedigste aan de raadsman zouden worden doorgestuurd. Vanuit haar verantwoordelijkheid voor een efficiënte voortgang van de behandeling van de zaak – in het belang van de verdachte en gelet op de schaarse zittingsruimte van het hof – heeft zij in het door haar geschreven e-mailbericht van 17 april 2013 de griffier van het bureau RHC op de ontwikkeling geattendeerd en daarbij de suggestie gedaan dat wellicht, als de raadsman daarmee genoegen zou nemen en zijns inziens de bij hem levende vragen voldoende waren beantwoord, de verhoren door de gedelegeerd raadsheer-commissaris geen doorgang behoefden te vinden. Dat zij de kans daarop niet groot achtte blijkt ook uit dit e-mailbericht. Het is de raadsman waarschijnlijk niet bekend dat gedelegeerd raadsheer-commissarissen niet worden vrijgesteld van zittingen noch van andere verplichtingen, zodat deze verhoren een extra belasting vormen. De gedelegeerd raadsheer-commissarissen nemen die belasting op zich in het belang van de voortgang van de zaak, maar als die verhoren niet noodzakelijk zouden zijn, dan kan die tijd aan zittingsvoorbereiding, aan arresten of aan cassaties worden besteed. Gezien de reactie van de raadsman van 23 april 2013 was duidelijk dat de verhoren van [getuige 1] en [getuige 2] door de gedelegeerd raadsheer-commissaris doorgang zouden vinden. Zij heeft de raadsman telkenmale erop gewezen dat verweren en verzoeken naar aanleiding van de gang van zaken ter terechtzitting moeten worden gedaan en alsdan na hoor en wederhoor door het hof zullen worden beoordeeld. Van de schijn van vooringenomenheid dan ook niet kan worden gesproken, aldus mr. Gonggrijp-van Mourik.
2.4. De advocaat-generaal heeft zich, kort gezegd, primair op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat de verdediging door inzage in het dossier reeds eerder, althans ten tijde van de indiening van het eerste wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Gonggrijp-van Mourik, van het bestaan van bedoelde e-mailberichten op de hoogte had kunnen zijn. Het wrakingsverzoek is derhalve te laat ingediend, althans er is geen sprake van een novum. Subsidiair heeft de advocaat-generaal zich aangesloten bij de reactie van mr. Gonggrijp-van Mourik op het onderhavige wrakings¬verzoek en geconcludeerd tot afwijzing van dat verzoek. De advocaat-generaal heeft het hof voorts verzocht te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek wegens misbruik niet in behandeling zal worden genomen op grond van artikel 515 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
2.5. De wrakingskamer overweegt als volgt.
2.6. Het onderhavige wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld op grond van de hier toepasselijke artikelen 512 tot en met 515 Sv en artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens ontwikkelde criteria.
2.7. Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.8. Op grond van het eerste lid van artikel 513 Sv dient dit verzoek schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn.
2.9. Nu de verdediging niet op enigerlei wijze actief in kennis is gesteld van de inhoud van genoemde e-mailberichten van 17 april 2013, kan het de verdediging niet worden verweten dat de gronden voor het onderhavige wrakingsverzoek niet reeds ten tijde van de indiening van het (eerste) wrakingsverzoek ten aanzien van mr. Gonggrijp-van Mourik, zijn aange-voerd. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het in de rede ligt dat een raadsman het originele dossier pas bekijkt kort voor de (voortgezette) behandeling van de hoofdzaak en dat de indiening van het eerste wrakingsverzoek - gelet op de aangevoerde gronden - niet noopte tot het inzien van het dossier om te onderzoeken of daarin (nadere) redenen te vinden zouden zijn. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de wrakingskamer sprake van nieuwe feiten en omstandigheden waarop het onderhavige wrakingsverzoek is gegrond. Dit betekent dat dit verzoek tijdig is gedaan en dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
De wrakingskamer komt derhalve toe aan een inhoudelijke behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek.
2.10. Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling daarvan voorop te staan dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
2.11. Vast staat dat het hof in de hoofdzaak heeft beoogd dat de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris de twee getuigen zou horen. Deze beslissing impliceert dat deze getuigen in het bijzijn van de verdediging zouden worden gehoord. Door het aan haar doorgestuurde e-mail-bericht van 17 april 2013 van verbalisant [verbalisant] was mr. Gonggrijp-van Mourik er op die datum van op de hoogte dat (reeds) één van de getuigen in strijd met de beslissing van het hof en buiten aanwezigheid van de verdediging was gehoord door de politie en dat enige dagen nadien de andere getuige door de politie zou worden gehoord. Voorts is niet gebleken dat de verdediging vóór het horen van de getuigen door de politie hiervan op de hoogte is gesteld. Geconstateerd kan worden dat mr. Gonggrijp-van Mourik, om redenen als door haar aangevoerd en hiervoor weergegeven, ervoor heeft gekozen niet in te grijpen, bijvoorbeeld door het (doen) consulteren van de behandelend advocaat-generaal en/of het (doen) informeren van de verdediging over de ontstane situatie. Wat daarvan verder ook zij, vast staat dat zij alleen al door kennisname van de stand van zaken onderdeel is geworden van een door de verdediging in de hoofdzaak aan te voeren niet-ontvankelijkheidsverweer, waarvan niet op voorhand kan worden aangenomen dat het van iedere grond is ontbloot. Het hof is van oordeel dat dit reeds aanleiding is het wrakingsverzoek toe te wijzen, nu mr. Gonggrijp-van Mourik als voorzitter van de meervoudige strafkamer in de hoofdzaak een verweer zou moeten (gaan) beoordelen waarin haar eigen optreden als gedelegeerd raadsheer-commissaris een rol speelt. De thans door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van mr. Gonggrijp-van Mourik is dan ook objectief gerechtvaardigd. De overige redenen van het verzoek tot wraking van mr. Gonggrijp-van Mourik behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking.
2.12. Uit het vorenstaande volgt dat het onderhavige wrakingsverzoek zal worden toegewezen en dat het op artikel 515 lid 4 Sv gebaseerde verzoek van de advocaat-generaal niet voor toewijzing in aanmerking komt.
3. Beslissing
De wrakingskamer:
wijst toe het verzoek tot wraking van mr. M. Gonggrijp-van Mourik.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Clement, D. Kingma en C. Uriot in tegenwoordigheid van mr. J.G.E.Y. Lok als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 28 mei 2013.