arrest
___________________________________________________________________ _ _
afdeling civiel recht en belasting recht, team II
zaaknummer : 200.116.566/01 KG
zaak-/rolnummer rechtbank Haarlem : 572208 vv 107/12
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 mei 2013
[ APPELLANT ],
wonend te [ woonplaats ],
APPELLANT,
advocaat: mr. E. Doornbos te Amsterdam,
de stichting STICHTING PARTEON,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. D. de Vries te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [ appellant ] en Parteon genoemd.
[ appellant ] is bij dagvaarding van 29 oktober 2012, verbeterd bij exploot van 31 oktober 2012, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Haarlem, sector kanton, locatie Zaandam (hierna: de kantonrechter) van 3 oktober 2012, in kort geding gewezen tussen hem als gedaagde en Parteon als eiseres. De appeldagvaarding bevat de grieven. Voorts heeft [ appellant ] daarbij producties overgelegd.
Parteon heeft vervolgens een memorie van antwoord, met producties, ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[ appellant ] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van Parteon zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten. Parteon heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, waaronder ook de nakosten.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘Feitelijke vaststellingen’ de feiten vastgesteld die hij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Voor zover grief 1, die onder meer ziet op het gebruik door de kantonrechter van het proces-verbaal, moet worden opgevat als (mede) te zijn gericht tegen de feitenvaststelling, zal het hof daarmee in het onderstaande rekening houden.
3.1 Het gaat in deze zaak, voor zover in hoger beroep relevant, om het volgende.
3.1.1 [ appellant ] huurt vanaf april 2005 van Parteon een woning in [ plaatsnaam ] voor een huurprijs van laatstelijk € 381,18 per maand.
3.1.2 Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de algemene huurvoorwaarden van 1 augustus 2003, die de huurder verplichten de woning zelf te bewonen en (behoudens schriftelijke toestemming van de verhuurder) onderverhuur en ingebruikgeving verbieden.
3.1.3 Artikel 6.8 van de algemene huurvoorwaarden bepaalt:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te kweken, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de wet strafbaar zijn gesteld.”
3.1.4 Blijkens een proces-verbaal van de politie Zaanstreek-Waterland van 5 augustus 2012 (hierna: het proces-verbaal):
– is op 2 augustus 2012 een arrestatieteam van de politie Amsterdam/Amstelland de woning binnengetreden om de zoon van [ appellant ] aan te houden in verband met het bezit van één of meer vuurwapens;
– bleek de zoon niet aanwezig maar werd in de woning op de eerste verdieping een tabletteermachine en diverse stoffen/middelen aangetroffen ten behoeve van de vermoedelijke illegale vervaardiging van tabletten met zeer waarschijnlijk XTC;
– werden bij huiszoeking vervolgens aangetroffen en in beslag genomen: een geldbedrag van € 27.670,--, een hoeveelheid munitie voor een vuurwapen en schriftelijke gegevens en documenten voor de vervaardiging van XTC.
3.1.5 [ appellant ] is op 2 augustus 2012 aangehouden en in voorlopige hechtenis genomen.
3.1.6 Parteon heeft [ appellant ] bij brief van 3 augustus 2012 gesommeerd binnen zeven dagen de huur van de woning op te zeggen in verband met de inval van de politie op 2 augustus 2012 waarbij “(…) door hen een compleet XTC laboratorium [is] aangetroffen waar XTC wordt bereidt en verwerkt en is er munitie aangetroffen.(…)”. Tevens maakt Parteon in deze brief aanspraak op een boete van € 3.811,80 – tien maal de bruto huur – welk bedrag binnen zeven dagen dient te worden voldaan.
3.1.7 Op 9 augustus 2012, de datum waarop [ appellant ] voor verhoor op het politiebureau Zaanstad was, hebben twee medewerkers van Parteon met hem over de huurovereenkomst gesproken buiten aanwezigheid van politiefunctionarissen. Tijdens dat gesprek heeft [ appellant ] door ondertekening van een ‘verklaring huuropzegging en boete’ bevestigd voornoemde brief van 3 augustus 2012 te hebben ontvangen, een door hemzelf ingevuld formulier ‘Huur opzeggen’ ondertekend en in een eigen handgeschreven en ondertekend briefje een nicht van hem gemachtigd zijn zaak waar te nemen en de huur af te handelen.
3.1.8 Bij brief van zijn gemachtigde van 16 augustus 2012 heeft [ appellant ] te kennen gegeven dat hij een verklaring tot vrijwillige beëindiging van de huurovereenkomst nooit heeft willen tekenen en dat zijn wil daarop niet gericht is geweest.
3.2 Parteon heeft in kort geding ontruiming van het gehuurde gevorderd, met nevenvorderingen, alsmede betaling van de som van € 381,18 per maand als huur of gebruiksvergoeding tot aan de dag van ontruiming. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [ appellant ] de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd maar weigert de woning te verlaten. Voor zover de huurovereenkomst nog zou bestaan, is het standpunt van Parteon dat de tekortkomingen aan de zijde van [ appellant ] ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming rechtvaardigen.
3.3 Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vorderingen van Parteon toegewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering komt [ appellant ] op.
3.4 Met grief 1 betoogt [ appellant ] dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat de bij hem door de politie aangetroffen zaken moeten worden gekwalificeerd als een tabletteermachine en grondstoffen voor XTC. De kantonrechter had geen acht mogen slaan op het proces-verbaal omdat Parteon hierover op onrechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen. Voor zover de kantonrechter al van het proces-verbaal gebruik had mogen maken, had hij niet tot het oordeel kunnen komen dat voorshands moet worden aangenomen dat [ appellant ] zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen van XTC, aldus [ appellant ].
3.4.1 Het hof oordeelt als volgt. Daargelaten dat het leerstuk van het onrechtmatig verkregen bewijs waarop [ appellant ] doelt primair is ontwikkeld ten behoeve van het strafrecht en niet zonder meer toepasbaar is op een voorlopige voorziening in een civielrechtelijke procedure, laat [ appellant ] na toe te lichten waaruit zou blijken dat Parteon het proces-verbaal op onrechtmatige wijze heeft verkregen. De kantonrechter mocht bij het vaststellen van de feiten derhalve acht slaan op het proces-verbaal dat Parteon in deze procedure heeft overgelegd. In zoverre faalt de grief.
3.4.2 Uit het proces-verbaal kan worden opgemaakt dat in de woning een tabletteermachine en schriftelijke gegevens en documenten met betrekking tot de vervaardiging van XTC zijn aangetroffen. Of op basis daarvan voorshands moet worden aangenomen dat [ appellant ] zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen van XTC kan in het midden blijven, gelet op de uitkomst van de hierna te bespreken grieven.
3.5 Grief 2 heeft als strekking dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan het beroep van [ appellant ] op het ontbreken van zijn wil bij het ondertekenen van de verklaring dat hij vrijwillig afstand deed van zijn huurovereenkomst. Ter toelichting voert [ appellant ] aan – samengevat – dat hij onder enorme druk stond. Verrast door de aanwezigheid van de medewerkers van Parteon en de dreiging dat hij zijn woning sowieso kwijt zou raken met hoge kosten als gevolg, heeft hij in de toch al zeer precaire situatie waar hij in zat – in detentie – zijn handtekening gezet onder een stuk waarvan hij de inhoud niet begreep. Die verklaring liep uiteen met zijn wil: het behouden van zijn woning. Op basis van dezelfde argumentatie
voert [ appellant ] aan dat Parteon zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van omstandigheden.
3.5.1 Deze grief kan niet slagen. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volgehouden dat [ appellant ] niet zou hebben begrepen wat hij heeft ondertekend. [ appellant ] heeft niet alleen voornoemde door hemzelf ingevulde schriftelijke huuropzegging ondertekend maar ook, ter bevestiging van de ontvangst van de brief van Parteon van 3 augustus 2012, een ‘verklaring huuropzegging en boete’. In voornoemde brief wordt voldoende duidelijk uiteengezet wat voor [ appellant ] de gevolgen zijn van het niet door hem opzeggen van de huurovereenkomst, terwijl in het gesprek – naar [ appellant ] zelf aanvoert – is gewezen op de daaruit voor hem voortvloeiende hoge kosten. Voorts heeft [ appellant ] een handgeschreven en ondertekend briefje opgesteld waarin hij een nicht van hem heeft gemachtigd zijn zaak waar te nemen en de huur af te handelen en waarin hij ook het woord ‘eindinspectie’ vermeldt. Uit het handgeschreven briefje alsmede de overige stukken, in onderling verband en samenhang bezien, moet worden opgemaakt dat [ appellant ] zich er voldoende van bewust was dat hiermee de huurovereenkomst door hem was opgezegd en dat zijn nicht als zaakwaarneemster voor afhandeling en eindinspectie zou zorg dragen. In het licht van het vorenstaande is onvoldoende aannemelijk geworden dat de verklaring van [ appellant ] afweek van zijn wil. Het beroep op dwaling gaat naar het voorlopige oordeel van het hof daarom niet op. Ten aanzien van het gestelde misbruik van omstandigheden geldt voorts dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat [ appellant ] tot de opzegging is gekomen onder invloed van het feit dat hij zich in voorlopige hechtenis bevond. Wel is aannemelijk dat [ appellant ] is beïnvloed door de voorspelling van de zijde van Parteon dat een beëindigingsprocedure voor hem tot hoge kosten zou leiden maar een dergelijk argumenteren door Parteon kan niet als misbruik worden aangemerkt. Derhalve heeft de kantonrechter terecht geoordeeld het niet aannemelijk te achten dat de bodemrechter het beroep op vernietiging van de huuropzegging zal honoreren.
3.6 Aangezien de huurovereenkomst naar ’s hofs voorlopig oordeel rechtsgeldig is opgezegd, heeft [ appellant ] niet langer recht op of titel voor het gebruik van de woning. Daarmee, en met het belang om de woning van [ appellant ] aan een woningzoekende te kunnen verhuren, is het spoedeisend belang van Parteon bij de gevraagde voorlopige voorziening tot ontruiming gegeven. Grief 4, die hiertegen opkomt, faalt derhalve.
3.7 Aan de beoordeling van grief 3, waarin [ appellant ] betoogt dat de kantonrechter het voorhanden hebben van middelen om XTC-tabletten te produceren ten onrechte als voldoende ernstig kwalificeert om de gevraagde voorzieningen toe te wijzen, komt het hof bij deze stand van zaken niet meer toe.
3.8 De conclusie is dat de grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [ appellant ] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [ appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Parteon begroot op € 666,-- aan verschotten en € 894,-- voor salaris alsmede in het nasalaris ad € 131,-- te vermeerderen met € 68,-- ingeval van betekening;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.C. Toorman en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2013.