Parketnummer: 23-000047-12
Datum uitspraak: 27 mei 2013
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-529108-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken:
-van hetgeen aan hem onder 1 en onder 7 primair en subsidiair is ten laste gelegd;
-van hetgeen aan hem onder 2 ten laste is gelegd, voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 1] en andere personen genoemd in de zaaksdossiers 7, 8 en 18 tot en met 20;
-van hetgeen aan hem onder 3 ten laste is gelegd, voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 2] en andere personen genoemd in de zaaksdossiers 7, 8 en 18 tot en met 20;
-van het onder 6 ten laste gelegde, voor zover dit betrekking heeft op een computer van het merk Dell Inspiron 9300 met serienummer DL98X1J en een computer van het merk Targa Visionary met serienummer A2204035251C231 en een computer van het merk Fuji-Siemens met serienummer 02211381S01 en een computer van het merk Apple Imac met serienummer W85310USDZ.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5, 8, 10 en 16 april en 13 mei 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof ter terechtzitting van 5 en 16 april 2013 toegelaten wijzigingen is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 8 december 2009 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Rotterdam en/of Zandvoort, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 435.380,70 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een of meer bank(en) (onder meer de ING-Bank) en/of aan
- [slachtoffer 3] (ZD2) en/of
- [slachtoffer 4] (ZD3) en/of
- [slachtoffer 5] (ZD3) en/of
- [slachtoffer 6] (ZD9) en/of
- [slachtoffer 7] (ZD10) en/of
- [slachtoffer 8] (ZD11) en/of
- [slachtoffer 9] (ZD12) en/of
- [slachtoffer 10] (ZD14) en/of
- [slachtoffer 11] (ZD 16) en/of
- [slachtoffer 12] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 13] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 14] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 15] (ZD 35) en/of
- [slachtoffer 16] (ZD36) en/of
een of meer andere personen (ZD3, 4, 6, 10, 11 en 12), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), te weten een of meer valse en/of vervalste betaalpassen en/of (de daarbij behorende) pincode(s);
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 8 december 2009 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Rotterdam en/of Zandvoort en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of meer banken (onder meer de ING-Bank) en/of een of meer casinobedrijven en/of een of meer winkelbedrijven heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen (van in totaal ongeveer 435.380,70 euro) en/of een of meer goederen, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als de rechthebbende(n) van een of meer bankrekeningen door middels gebruikmaking van een valse en/of vervalste betaalpas en/of de bijbehorende pincode geld op te nemen en/of betalingen te verrichten bij een/of meer geldautomaten en/of een of meer casinobedrijven en/of een of meer winkelbedrijven, waardoor een of meer banken (onder meer de ING-bank) en/of een of meer casinobedrijven en/of een of meer winkelbedrijven werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 8 december 2009 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Eindhoven en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk een of meer betaalpassen en/of een of meer waardekaarten en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer bankpassen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst (met behulp van skimapparatuur) met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van (een) originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens (van
- [slachtoffer 3] (ZD2) en/of
- slachtoffer 4] (ZD3) en/of
- [slachtoffer 5] (ZD3) en/of
- [slachtoffer 1] (ZD5) en/of
- [slachtoffer 6] (ZD9) en/of
- [slachtoffer 7] (ZD10) en/of
- [slachtoffer 8] (ZD11) en/of
- [slachtoffer 17] (ZD11) en/of
- [slachtoffer 9] (ZD12) en/of
- [slachtoffer 18] (ZD 13) en/of
- [slachtoffer 10] (ZD14) en/of
- [slachtoffer 11] (ZD 16) en/of
- [slachtoffer 12] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 13] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 14] (ZD18) en/of
- [slachtoffer 15] (ZD 35) en/of
- [slachtoffer 16] (ZD36) en/of
een of meer andere personen (ZD3, 4, 6, 10, 11, 12)) heeft/hebben gekopieerd/geladen naar/op (een) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, welke zijn/is voorzien van een magneetstrip (tengevolge waarvan met die laatstgenoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens elektronische betalingen ten laste van de rechtmatige eigena(a)r(en) van die originele betaalpas(sen) en/of waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens mogelijk worden;
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 8 december 2009 te Amsterdam en/of Amstelveen en/of Rotterdam en/of Eindhoven en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een stof(fen) en/of voorwerp(en), te weten electronica voor het kopiëren van magneetstrippen, althans skimmingdevice en/of skimapparatuur, en/of gegeven(s) heeft/hebben vervaardigd en/of heeft/hebben ontvangen en/of zich heeft/hebben verschaft en/of heeft/hebben verkocht en/of heeft/hebben overgedragen en/of voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die bestemd was/waren voor het opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van (een) betaalpas(sen) en/of(een) waardekaart(en) en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) en/of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen;
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 april 2008 tot en met 8 december 2009, te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte, en/of zijn mededader(s) telkens een of meer voorwerpen, waaronder een BMW met kenteken [kentekennummer] en/of geldbedragen (ter hoogte van in ieder geval 149.950,00 euro, althans 135.200,00 euro), althans enig geldbedrag, heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad, althans hiervan gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
hij op of omstreeks 08 december 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer computers (te weten een computer van het merk Dell Latitude D620 met Service Tag F9LJ2J) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde en tot een andere bewezenverklaring en motivering daarvan ten aanzien van het onder 5 en 6 ten laste gelegde. Tot slot komt het hof tot een andere strafoplegging en motivering daarvan dan de rechtbank.
Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft betoogd dat de tenlastelegging voor zover deze feit 4 betreft nietig is omdat deze geen inzicht biedt in de personen met wie het feit zou zijn gepleegd en voorts onvoldoende feitelijk is uitgewerkt wat betreft de voorwerpen, gegevens en plaatsen van aantreffen waar deze het oog op heeft.
Wat betreft het eerste onderdeel is het hof van oordeel dat de raadsman een eis stelt die geen steun vindt in het recht. Voor het overige is het hof van oordeel dat de tenlastelegging, bezien in samenhang met de onderliggende stukken van het dossier, voldoende duidelijk is.
Het verweer wordt daarom, nu de conclusie moet zijn dat de tenlastelegging voldoet aan de eisen die artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering daaraan stelt, verworpen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de tenlastelegging voor zover deze feit 5 betreft nietig is omdat deze onvoldoende feitelijke bewoordingen bevat.
Wat betreft de term "gebruik maken" overweegt het hof dat de raadsman de door hem aangehaalde rechtspraak van de Hoge Raad onjuist leest omdat de Hoge Raad juist van oordeel is dat deze term wél mede feitelijke betekenis heeft. In zoverre faalt de klacht reeds op die grond.
Wat betreft de woorden "voorwerpen" en "geldbedragen" is het hof van oordeel dat deze in het licht van hetgeen in het dossier is gerelateerd met betrekking tot de in de tenlastelegging vermelde pleegplaatsen voldoende inzicht bieden in de inhoudelijke strekking van de tenlastelegging.
Op deze grond faalt het verweer voor het overige en wordt het daarom in al zijn onderdelen verworpen.
Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt het hof dat de omstandigheid dat er stringgegevens van enkele aangevers op een laptop zijn aangetroffen die door de verdachte werd gebruikt en dat er kennelijk met valse of vervalste betaalpassen geld is opgenomen van de bankrekeningen van die aangevers, onvoldoende is voor een bewezenverklaring van dit ten laste gelegde feit. Naar het oordeel van het hof moet de verdachte daarom ook van dit feit worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 december 2009 te Amsterdam voorwerpen, te weten electronica voor het kopiëren van magneetstrippen en gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren voor het opzettelijk valselijk opmaken en/of vervalsen van betaalpassen en/of waardekaarten en/of enige andere voor het publiek beschikbare kaarten en/of voor het publiek beschikbare dragers van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten en/of verkrijgen van betalingen en/of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, zulks met het oogmerk om zichzelf of een ander te bevoordelen;
hij in de periode van 22 april 2009 tot en met 8 december 2009, te Amsterdam en/of elders in Nederland, een voorwerp, te weten een BMW met kenteken [kentekennummer] en op 8 december 2009 te Amsterdam geldbedragen (ter hoogte van 101.500,- euro) heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte wist, dat dit voorwerp en deze geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
hij op 8 december 2009 te Amsterdam een computer van het merk Dell Latitude D620 met Service Tag F9LJ2J voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde overweegt het hof als volgt.
Op 8 december 2009 is bij een doorzoeking van de woning aan de [A-straat nr. X] te Amsterdam in een slaapkamer in gebruik bij verdachte aldaar een laptop van het merk Dell, type Latitude D620 (servicetagnummer F9LJG2J) aangetroffen en in beslag genomen. Op die laptop is onder meer software aangetroffen met betrekking tot een kleine draagbare magneetkaartlezer (Mini400) en een aantal tekstbestanden, inhoudende stringgegevens van diverse personen die aangifte hebben gedaan van skimmen (zaaksdossier 18, pagina 10081 tot en met 100101).
Gelet op die aangetroffen software en die bestanden is het hof van oordeel dat deze laptop is aan te merken als een voorwerp als bedoeld in artikel 234 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2013 verklaard dat het klopt dat deze laptop zijn eigendom was, maar dat hij geen wetenschap had van de hiervoor omschreven software en tekstbestanden die daarop zijn aangetroffen. Deze zouden – naar zijn zeggen – door anderen op zijn laptop zijn geïnstalleerd en gebruikt, in het bijzonder door [medeverdachte R].
Het hof overweegt dienaangaande dat [medeverdachte R] ter terechtzitting in hoger beroep van 8 april 2013 als getuige is gehoord. Weliswaar heeft [medeverdachte R] bij die gelegenheid verklaard dat hij de laptop van de verdachte wel eens heeft gebruikt voor het kopiëren van bankpasgegevens, maar hij heeft echter onvoldoende blijk gegeven over de kennis te beschikken met betrekking tot de werkwijze dienaangaande. Over relevante details zoals de naam van de software die daarbij is gebruikt, heeft hij desgevraagd niet kunnen verklaren. Bovendien heeft hij verklaard dat hij de laptop in ieder geval vanaf een aantal weken voorafgaand aan de inbeslagname daarvan op 8 december 2009 niet heeft gebruikt, terwijl uit onderzoek naar de harde schijf van die laptop is gebleken dat verschillende tekstbestanden, inhoudende stringgegevens, daags voor de inbeslagname nog zijn geplaatst, bewerkt en/of geraadpleegd (zaaksdossier 18, pagina’s 100091 tot en met 100100).
Gelet op het voorgaande acht het hof het niet geloofwaardig dat [medeverdachte R] degene is geweest die voornoemde software en tekstbestanden heeft geïnstalleerd en/of geraadpleegd.
Ook overigens zijn er onvoldoende aanknopingspunten dat deze software en tekstbestanden door iemand anders zijn geïnstalleerd of geraadpleegd, nu het zusje van de verdachte, [medeverdachte L], over de laptop heeft verklaard dat deze alleen bij de verdachte in gebruik was en dat deze was beveiligd met een wachtwoord (zaaksdossier 18, pagina 200076). Ook diens andere zusje, [medeverdachte H], heeft verklaard dat men die laptop niet mocht gebruiken en dat men niet op de kamer van de verdachte mocht komen (persoonsdossier 9d, pagina 200021).
De raadsman heeft bij pleidooi nog aangevoerd dat naast [medeverdachte R] ook [medeverdachte S] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de laptop van de verdachte. Dit mist echter voldoende feitelijke grondslag, nu [medeverdachte S] ter terechtzitting van 10 april 2013 niet meer heeft verklaard dan dat hij mogelijk een keer gebruik heeft gemaakt van die laptop. Gelet hierop en gezien de verklaringen van [medeverdachte L] en [medeverdachte H] voornoemd is het onvoldoende aannemelijk geworden dat [medeverdachte S] daadwerkelijk van die laptop gebruik heeft gemaakt.
Bovendien geldt dat, zoals hiervoor is overwogen, de betreffende bestanden op 7 december 2009 nog zijn benaderd en dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard op genoemde datum nog in de woning te zijn geweest. Aanknopingspunten voor de aanwezigheid van [medeverdachte R] of [medeverdachte S] in de woning op die datum ontbreken.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde
De verdachte was blijkens de inhoud van de bewijsmiddelen in het bezit van een BMW, type 5 serie, kenteken [kentekennummer]. Over de aanschaf van deze auto heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2013 verklaard en herhaald dat hij hiervoor € 15.000,- heeft betaald.
Dit stemt overeen met hetgeen zijn vader, [medeverdachte A], als getuige tegenover het hof heeft verklaard. In het licht van hetgeen uit het dossier blijkt over het inkomen en het vermogen van de verdachte ten tijde van de aanschaf levert de aanschaf van deze auto na betaling van een dergelijk aanzienlijk contant geldbedrag het vermoeden op dat sprake is van witwassen.
Bij deze stand van zaken mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit die verklaring van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De verdachte heeft over de herkomst van de betaalde geldsom voor genoemde auto verklaard dat hij deze met kluswerkzaamheden zou hebben verdiend.
Naar het oordeel van het hof voldoet deze verklaring niet aan de hiervoor geformuleerde vereisten en acht het hof bewezen dat de verdachte gedurende de in de bewezenverklaring vermelde periode zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van die auto.
Tijdens de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef, te weten de [A-straat nr. X] te Amsterdam, is gebleken dat de moeder van de verdachte en diens twee zussen grote geldbedragen onder hun kleding droegen. Blijkens de verklaring van diens moeder gebeurde dit om het geld, dat volgens haar vermoedelijk aan haar zoons dan wel aan iemand anders toebehoorde, aan de waarneming van de aanwezige politieambtenaren te onttrekken. Volgens [medeverdachte N], de jongere broer van de verdachte, waren reeds eerder grote geldbedragen in de woning van de [familie van de verdachte] aanwezig. [medeverdachte N] heeft verklaard onder meer aan verdachte te hebben gevraagd waar het geld vandaan kwam.
Zoals onder 4 bewezen zal worden verklaard, zijn in de slaapkamer van de verdachte voorwerpen aangetroffen welke in verband kunnen worden gebracht met het skimmen van bankgegevens en het gebruik maken daarvan voor diefstal met behulp van valse of vervalste betaalpassen.
Voorts bevatten deze voorwerpen, voor zover het gegevensdragers betreft, aanzienlijke aantallen gegevens van personen die aangifte hebben gedaan van oplichting in de vorm van skimmen van hun bankpasgegevens en van daarop gevolgde diefstal met gebruikmaking van een valse of vervalste betaalpas. Deze misdrijven hebben tot omvangrijke financiële opbrengsten geleid.
Voorgaande feiten en omstandigheden in hun onderling verband en samenhang beschouwd leveren, gezien de uiteenlopende verbanden met personen die zich bezighielden met diefstallen ten nadele van personen van wie de verdachte over de gegevens beschikte, het vermoeden op dat de verdachte de in de woning bij zijn moeder en zussen gevonden geldbedragen voorhanden heeft gehad en dat die afkomstig zijn van door anderen gepleegde diefstallen.
Ook in dit geval mag naar het oordeel van het hof van de verdachte worden verlangd dat deze een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
De verdachte heeft in dit verband verklaard dat het geld niet van hem was en dat hij ook niet wist dat dit in de woning lag.
Bezwaarlijk kan worden geoordeeld dat deze toelichting van de verdachte toereikend is om het witwasvermoeden aan te tasten.
Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte op 8 december 2009 contante geldbedragen ter hoogte van 101.500,- euro voorhanden heeft gehad. Dat hij zelf op dat moment niet thuis was doet daaraan niet af.
Ten aanzien van de overige geldbedragen waar de tenlastelegging op ziet, acht het hof onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden.
Van medeplegen is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken. Het handelen van de moeder en de zussen van de verdachte met genoemde geldbedragen op die 8e december 2009 kan niet worden aangemerkt als te hebben plaatsgevonden in het kader van een nauwe of bewuste samenwerking met de op dat moment niet aanwezige verdachte.
Het bezit van de BMW acht het hof voorts onvoldoende om de ten laste gelegde gewoonte bewezen te verklaren.
Ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2013 ten aanzien van de hiervoor genoemde Dell laptop, type Latitude D620 (servicetagnummer F9LJG2J), verklaard dat hij deze heeft gekocht van een voor hem onbekende persoon op straat die meerdere laptops had liggen. Deze persoon heeft niets over de herkomst van die laptop meegedeeld, zo heeft de verdachte voorts verklaard.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden een onderzoeksplicht naar de herkomst van deze laptop rustte op de verdachte. De verdachte heeft dit nagelaten. Hij heeft zelfs niet naar de herkomst gevraagd, zo heeft hij zelf verklaard. Nu uit het dossier blijkt dat de laptop inderdaad is gestolen, is naar het oordeel van het hof sprake van schuldheling.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
een voorwerp en gegevens voorhanden hebben waarvan hij weet dat deze bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
schuldheling
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 39 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een laptop waarmee magneetstripgegevens konden worden gekopieerd. Deze zogenaamde stringgegevens zijn eveneens op die laptop aangetroffen. Een aantal slachtoffers waarvan deze gegevens afkomstig waren, heeft aangifte gedaan van skimming. De verdachte heeft met het voorhanden hebben van die laptop en die gegevens daarin kennelijk een belangrijke rol gespeeld. De verdachte heeft door zijn handelen ook het vertrouwen in het betalingsverkeer in zijn algemeenheid geschaad.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van aanzienlijke geldbedragen en van een personenauto. Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de schuldheling van een laptop. Door dit handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige voorwerpen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 20 maart 2013 is de verdachte eerder veroordeeld. Het hof betrekt dit gegeven ten nadele van de verdachte bij de strafoplegging.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Overweging ten aanzien van het beslag
Het onder 5 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is onder andere begaan met betrekking tot de onder 1 en 10 in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Voor de overige voorwerpen biedt de beslaglijst in samenhang met de achterliggende stukken van het dossier onvoldoende aanknopingspunten die verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer daarvan rechtvaardigen. Deze voorwerpen zullen dan ook worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende dan wel worden teruggegeven aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 234, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 7 primair en subsidiair ten laste gelegde en de partiële vrijspraken ter zake van het onder 2, 3 en 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde, voor zover nog aan de orde, heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4, 5 en 6, voor zover nog aan de orde, ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van feit 5:
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerpen, te weten:
de nummers 1 en 10 van de aangehechte beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 4 tot en met 9, 11 tot en met 19 en 21 tot en met 44 van de aangehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de nummers 2 (paspoort), 3 (identiteitsbewijs) en 20 (geldbedrag van 265 euro) van de aangehechte beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 mei 2013.