parketnummer: 23-004578-12
datum uitspraak: 7 mei 2013
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 15 oktober 2012 in de strafzaak onder parketnummer 15-005843-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [straat, huisnummer, woonplaats].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 april 2013, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 augustus 2011 te [plaats, aan boord van een luchtvaartuig of op een luchthaven, aangewezen krachtens artikel 52, vierde lid Wet wapens en munitie, één of meer wapens van categorie I, onder 6, te weten (3) katapult(s), voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte gesteld dat zij de vervolgingsbeslissing ter zake het onderhavige feit onbegrijpelijk en onredelijk acht. Zo komt het ook voor dat het overheidsoptreden in andere bagatelzaken beperkt blijft tot inbeslagneming van het voorwerp waarmee het feit is begaan, aldus zakelijk weergegeven de verdachte. Het hof merkt dit onderdeel van het betoog van de verdachte aan als een verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging wegens schending van het gelijkheidsbeginsel.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Aan het openbaar ministerie komt op grond van in artikel 167, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering een beoordelingsvrijheid toe ten aanzien van de vraag of al dan niet strafrechtelijke vervolging moet plaatshebben. Voor een geslaagd beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel met betrekking tot die vervolgingsbeslissing, is vereist dat sprake is van zaken die - op punten als haalbaarheid en opportuniteit - (nagenoeg) geheel met elkaar overeenstemmen. Het verweer van de verdachte is dienaangaande onvoldoende onderbouwd en kan om die reden niet slagen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 26 augustus 2011 te [plaats] op een luchtvaartterrein, als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet, wapens van categorie I, onder 6, te weten 3 katapulten, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, op een luchtvaartterrein, als omschreven in artikel 1 van de Luchtvaartwet.
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een verweer gevoerd dat ertoe strekt dat zij heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de haar verweten gedraging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat katapulten in het algemeen vrij verkrijgbaar zijn, dat de onderhavige katapulten speelgoed van haar kinderen betroffen en dat zij niet wist dat een katapult in beginsel een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie is.
Het hof is van oordeel dat dit beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling de verdachte niet toekomt en overweegt daartoe het volgende.
In artikel 2 lid 4 van de Wet Wapens en Munitie zijn van het begrip “wapens” in de zin van deze wet uitgezonderd voorwerpen die klaarblijkelijk zijn bestemd om als speelgoed te worden gebruikt en die redelijkerwijs niet geschikt kunnen worden geacht om daarmee personen ernstig lichamelijk letsel toe te brengen.
De onderhavige katapulten zijn onderzocht en de resultaten daarvan zijn in het proces-verbaal van de verbalisant M. van den Berg neergelegd. Als zijn bevindingen heeft hij gerelateerd dat de katapulten gemaakt zijn van onbuigzaam materiaal (mogelijk bamboe) en zijn voorzien van een erg sterk breed elastiek (onderscheidenlijk 16 mm, 28 mm en 32 mm) (met in het midden daarvan een stukje leer waarin het te verschieten projectiel kan worden gevat), en als zijn conclusie dat met de katapulten ernstig letsel aan personen kan worden toegebracht. Hetgeen door de verdachte ten aanzien van de katapulten en de bestemming daarvan ter terechtzitting naar voren is gebracht is ontoereikend om voorbij te gaan aan de juistheid van de bevindingen en conclusie als vervat in het eerder bedoelde proces-verbaal. Het hof heeft bij dit oordeel betrokken dat ook de leek -en derhalve: de verdachte- moet worden geacht reeds bij globale inspectie van de uiterlijke verschijningsvorm van de onderhavige katapulten tot dezelfde slotsom te komen als de verbalisant in zijn evenbedoelde proces-verbaal.
Voor een geslaagd beroep op afwezigheid van alle schuld wegens rechtsdwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen geachte feit is vereist dat aannemelijk is dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. Het hof is van oordeel dat hetgeen door de verdachte ter verontschuldiging is aangevoerd –een katapult is speelgoed en om die reden niet een verboden voorwerp, terwijl voor vertrek naar [land] en terugkomst in Nederland diverse websites zijn geraadpleegd wat wel en wat niet vanuit [land] mocht worden meegenomen – voor een geslaagd beroep op rechtsdwaling ontoereikend is.
Het hof heeft bij dit oordeel betrokken hetgeen hierboven is overwogen ten aanzien van de uiterlijke verschijningsvorm van de katapulten en de vaststellingen die bij behoorlijke inspectie daarvan worden gedaan. Het had op de weg van de verdachte gelegen om zich voorafgaand aan het vervoer van de katapulten behoorlijk te (doen) informeren, bijvoorbeeld door de autoriteiten die zijn belast met de handhaving van de betreffende wet- en regelgeving.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof is er van overtuigd dat de verdachte geen kwade bedoelingen -in de zin van wetsovertreding- heeft gehad toen zij de katapulten in haar koffer heeft meegenomen voor haar kinderen. Aannemelijk is geworden dat de verdachte in de veronderstelling heeft verkeerd dat het vervoer van de onderhavige katapulten wegens de bestemming daarvan niet ook wetsovertreding inhield, en dat zij in het tegenovergestelde geval niet tot dat vervoer zou zijn overgegaan.
Daarbij komt, dat uit het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister van 16 april 2013 blijkt dat zij niet eerder en ook niet nadien door de strafrechter is veroordeeld. Het hof onderkent bovendien het gewicht van het door de verdachte benadrukte belang -een zakelijk belang daaronder mede begrepen- bij het verschoond blijven van een strafrechtelijke veroordeling.
Al het voorgaande in verband en samenhang beschouwd acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. A.E.M. Röttgering, in tegenwoordigheid van
mr. D. Ket, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 mei 2013.
Mr. H.S.G. Verhoeff is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.