ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ9659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.117.445/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken bij Aannemersbedrijf Pardoel B.V.

In deze zaak heeft P.C.E. Pardoel B.V. (verzoekster) een verzoek ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij Aannemersbedrijf Pardoel B.V. (verweerster). Dit verzoek is ingediend op 27 november 2012, met als argument dat er in de afgelopen jaren niet-zakelijke transacties hebben plaatsgevonden die Aannemersbedrijf Pardoel en indirect P.C.E. Pardoel B.V. hebben benadeeld. De verzoekster heeft verschillende punten aangevoerd, waaronder onterecht in rekening gebrachte kosten en het niet vergoeden van uren voor makelaarsactiviteiten door een van de bestuurders.

De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 10 januari 2013, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoekster heeft aangegeven bereid te zijn de kosten van een eventueel onderzoek te betalen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat Aannemersbedrijf Pardoel, opgericht op 3 maart 1993, failliet is verklaard op 11 december 2012. De aandelen in Aannemersbedrijf Pardoel worden gehouden door P.C.E. Pardoel B.V., A.J. Pardoel B.V. en A.H. Pardoel B.V., die gezamenlijk het bestuur vormden.

Na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van beide partijen, heeft de Ondernemingskamer geconcludeerd dat de verzoekster niet voldoende heeft aangetoond dat er een aanvullend onderzoek nodig is. De Ondernemingskamer heeft daarbij in aanmerking genomen dat er al eerder onderzoek is gedaan naar de gestelde redenen voor twijfel en dat de vennootschap inmiddels failliet is. De verzoekster heeft haar bezwaren niet tijdig geuit en de Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat de omstandigheden geen onderzoek rechtvaardigen. Het verzoek is afgewezen en de verzoekster is veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
BESCHIKKING in de zaak met zaaknummer 200.117.445/01 OK van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
P.C.E. PARDOEL B.V.,
gevestigd te Benschop,
VERZOEKSTER,
advocaat: mr. J.C. Dorrepaal, kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMERSBEDRIJF PARDOEL B.V.,
gevestigd te Benschop,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. Antonius Johannes PARDOEL,
wonende te Benschop,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.J. PARDOEL B.V.,
gevestigd te Benschop,
3. Antonius Hendrikus PARDOEL,
wonende te Benschop,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.H. PARDOEL B.V.,
gevestigd te Benschop,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. C. van Meines, kantoorhoudende te Woerden.
1. Het verloop van het geding
1.1 Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
verzoekster als PCE Pardoel BV;
verweerster als Aannemersbedrijf Pardoel;
de verschenen belanghebbenden als Ton sr., AJ Pardoel BV, Ton jr. en AH Pardoel BV en gezamenlijk ook als Ton c.s.
1.2 Bij verzoekschrift met producties, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 27 november 2012 heeft PCE Pardoel BV de Ondernemingskamer verzocht – kort gezegd – bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken bij Aannemersbedrijf Pardoel.
1.3 Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 2 januari 2013, hebben Ton c.s. de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van PCE Pardoel BV af te wijzen.
1.4 Bij brief van 9 januari 2013 heeft de curator in het faillissement van Aannemersbedrijf Pardoel, mr. R. Reumkes, de Ondernemingskamer bericht dat Aannemersbedrijf Pardoel over onvoldoende actief beschikt om de kosten van een eventueel te bevelen onderzoek te betalen.
1.5 Het verzoek van PCE Pardoel BV is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 10 januari 2013. Bij die gelegenheid hebben mr. Dorrepaal en mr. Van Meines de standpunten van PCE Pardoel BV respectievelijk Ton c.s. toegelicht. Partijen hebben op vragen van de Ondernemingskamer nadere inlichtingen verschaft. PCE Pardoel BV heeft ter mondelinge behandeling toegezegd dat zij bereid is de kosten van een eventueel onderzoek te betalen.
2. De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Aannemersbedrijf Pardoel is opgericht op 3 maart 1993. Zij drijft, althans dreef tot haar faillissement, een onderneming op het gebied van burgerlijke utiliteitsbouw.
2.2 Sinds de oprichting houden PCE Pardoel BV, AJ Pardoel BV en AH Pardoel BV – ieder voor 1/3 deel – de aandelen in Aannemersbedrijf Pardoel en vorm(d)en zij gezamenlijk het bestuur, AJ Pardoel BV tot 15 december 2011 en PCE Pardoel BV tot 22 november 2012.
2.3 PCE Pardoel BV, AJ Pardoel BV en AH Pardoel BV zijn persoonlijke houdstermaatschappijen van respectievelijk P.C.E. Pardoel (hierna: Peter), Ton sr. en Ton jr. Peter en Ton jr. zijn broers. Ton sr. is hun vader.
2.4 Binnen Aannemersbedrijf Pardoel bestond tussen Ton sr., Ton jr. en Peter de volgende taakverdeling:
- Ton sr. deed de planning en nam het werk bij de klanten op;
- Ton jr. maakte offertes en calculaties en verzorgde de dagelijkse administratie op kantoor;
- Peter bereidde het werk voor en voerde werk uit.
2.5 Medio 2011 is binnen de vennootschap tussen Peter en Ton jr. een geschil ontstaan over een verschil tussen de management fee van PCE Pardoel BV en die van AH Pardoel BV. Dit geschil is door tussenkomst van een mediator in der minne geregeld. In het kader van deze minnelijke regeling heeft Aannemersbedrijf Pardoel € 87.000 aan PCE Pardoel BV betaald.
2.6 De algemene vergadering van aandeelhouders van Aannemersbedrijf Pardoel heeft op 22 november 2012 besloten tot aanvraag van het faillissement van Aannemersbedrijf Pardoel en ontslag van PCE Pardoel BV als bestuurder. PCE Pardoel BV heeft – als enige – tegen deze besluiten gestemd.
2.7 Bij beschikking van 11 december 2012 heeft de rechtbank Utrecht het faillissement van Aannemersbedrijf Pardoel uitgesproken.
3. De gronden van de beslissing
3.1 PCE Pardoel BV heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd de stelling dat in de afgelopen jaren niet-zakelijke transacties hebben plaatsgevonden waardoor Aannemersbedrijf Pardoel en daarmee indirect PCE Pardoel BV is benadeeld.
Volgens PCE Pardoel BV:
1) zijn bij de bouw van het voormalig bedrijfspand te weinig kosten in rekening gebracht;
2) is jarenlang door Holding Pardoel B.V., waarvan Ton sr. en Ton jr. alle aandelen houden, te veel huur voor een stuk grond in rekening gebracht aan Aannemersbedrijf Pardoel;
3) heeft AJ Pardoel BV in 2000 een bedrag van NLG 90.000 ontvangen, dat als managementfee had moeten worden aangemerkt, maar onjuist in de jaarrekening is verwerkt, als gevolg waarvan de vennootschap voor een zelfde bedrag is benadeeld;
4) heeft Ton jr. tijdens kantooruren makelaarsactiviteiten verricht voor Pyramide Makelaardij BV, waarvan Ton jr. alle aandelen houdt, zonder deze uren en de daarbij gebruikte faciliteiten aan Aannemersbedrijf Pardoel te vergoeden;
5) heeft AJ Pardoel BV van 1996 tot en met 2008 een volledige managementvergoeding ontvangen terwijl Ton sr. gedeeltelijk arbeidsongeschikt was;
6) heeft Aannemersbedrijf Pardoel te weinig in rekening gebracht voor de plaatsing van een nieuwe kap op de privé-woning van Ton sr.;
7) heeft Aannemersbedrijf Pardoel voor de bouw van het nieuwe bedrijfspand, eigendom van Pardoel Beheer BV (waarvan de aandelen worden gehouden door AH Pardoel BV (34,3%), PCE Pardoel BV (34,3%) en AJ Pardoel BV (31,4%)) ten onrechte geen 12% opslag voor algemene kosten in rekening gebracht;
8) heeft Aannemersbedrijf Pardoel renteschade opgelopen doordat facturen voor de verbouwing van de woonboerderij en tuin/schuur van Ton jr. te laat zijn verstuurd;
9) heeft AH Pardoel BV in 2008 voor een te hoog bedrag een auto aan Aannemersbedrijf Pardoel verkocht;
10) heeft Aannemersbedrijf Pardoel ten onrechte de kosten betaald van het afgraven en aanbrengen van stelconplaten op een privéterrein van Ton jr.;
11) heeft Aannemersbedrijf Pardoel bij diverse privé-verbouwingen ten onrechte geen algemene opslag van 10% berekend;
12) is het onderhanden werk van Aannemersbedrijf Pardoel ultimo 1992/begin 1993 op de balans te hoog gewaardeerd.
Voorts heeft PCE Pardoel BV aangevoerd dat zij nooit is opgeroepen voor de algemene vergadering van aandeelhouders.
Bovenstaande omstandigheden vormen naar de opvatting van PCE Pardoel BV gegronde redenen om te twijfelen aan het beleid en de gang van zaken bij Aannemersbedrijf Pardoel.
3.2 Ton c.s. hebben verweer gevoerd.
3.3 De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De onderwerpen die ten grondslag liggen aan het verzoek van PCE Pardoel BV en hiervoor onder 3.1 onder de punten 1 tot en met 12 zijn opgesomd, zijn uitgebreid beschreven in het “Rapport benadeling Aannemersbedrijf Pardoel B.V.”. Dit rapport is in opdracht van PCE Pardoel BV opgemaakt. Voor het opstellen van dit rapport zijn “stukken en cijfers gebruikt die in de archieven en op het kantoor van Aannemersbedrijf Pardoel BV (…) aanwezig zijn”, aldus het rapport, dat voorts vermeldt dat Peter en zijn echtgenote de boekhouding van Aannemersbedrijf Pardoel vanaf 1993 tot de datum van het rapport hebben doorgenomen. Ter zitting is gebleken dat PCE Pardoel BV over alle relevante stukken beschikte die voor het onderzoek benodigd waren. Niet gesteld of gebleken is dat haar stukken zijn geweigerd dan wel informatie is achtergehouden.
3.4 Ook indien de in 3.1 onder 1 tot en met 12 weergegeven stellingen moeten worden aangemerkt als gegronde redenen om aan een juist beleid en gang van zaken van Aannemersbedrijf Pardoel te twijfelen, acht de Ondernemingskamer, gelet op de verschillende belangen, het bevelen van een onderzoek niet gerechtvaardigd. De Ondernemingskamer neemt daarbij in aanmerking, dat er reeds onderzoek is gedaan naar de gestelde redenen voor twijfel waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport, dat PCE Pardoel BV over alle relevante informatie beschikt en PCE Pardoel BV in deze procedure niet althans onvoldoende duidelijk heeft gemaakt welk aanvullend onderzoek naar deze feiten nodig is. Daarbij komt, dat de vennootschap thans failliet is en niet duidelijk is waarom het vennootschappelijk belang in de gegeven omstandigheden gediend is bij een onderzoek. Ten slotte heeft de Ondernemingskamer ook in aanmerking genomen dat het overgrote deel van de bezwaren van relatief lang geleden dateert, alsmede dat verzoekster haar bezwaren niet heeft gemeld voor het treffen van de in 2.5 genoemde in het kader van mediation getroffen regeling, terwijl zij toen ter zake wel reeds serieuze vermoedens had.
3.5 Het ter zitting aangevoerde verwijt dat PCE Pardoel BV niet op de voorgeschreven wijze voor de algemene vergadering van aandeelhouders is opgeroepen, rechtvaardigt op zichzelf nog geen onderzoek. Hierbij acht de Ondernemingskamer van belang dat PCE Pardoel BV niet althans onvoldoende heeft betwist dat deze oproeping steeds mondeling geschiedde en Peter tot medio 2011 geen interesse voor de vergaderingen toonde.
3.6 De slotsom is dat hetgeen PCE Pardoel BV naar voren heeft gebracht noch afzonderlijk noch in onderling verband beschouwd het bevelen van een onderzoek rechtvaardigt, zodat het verzoek zal worden afgewezen.
3.7 PCE Pardoel BV zal ten slotte als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek af;
veroordeelt P.C.E. Pardoel B.V. in de kosten van het geding, aan de zijde van Antonius Johannes Pardoel, A.J. Pardoel B.V., Antonius Hendrikus Pardoel en A.H. Pardoel B.V. tezamen tot op heden begroot op € 3.348,--;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.A.G. van der Ouderaa en mr. G.C. Makkink, raadsheren, en E.R. Bunt en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van, mr. H.H.J. Zevenhuijzen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 29 maart 2013.