ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ8559

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.099.671/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koop van een gestolen tweedehands auto en de bescherming van de derde-verkrijger te goeder trouw

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de koop van een gestolen tweedehands auto. De appellant, een professionele autohandelaar, had de auto gekocht van een persoon die zich voordeed als particulier. De auto was eerder gestolen en had een vervalst chassisnummer en kentekenbewijs. De verzekeringsmaatschappij, National Academic, had de dagwaarde van de auto vastgesteld op € 13.125,- en had een schadevergoeding aan de oorspronkelijke eigenaar uitgekeerd. Na de terugvinding van de auto door de politie, werd deze aan de RDW aangeboden voor keuring. De appellant had de auto gekocht zonder de verkoper om legitimatie te vragen, wat leidde tot de vraag of hij te goeder trouw was in de aankoop.

Het hof oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was, omdat hij zijn onderzoeksplicht had verzaakt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant een onrechtmatige daad had gepleegd door de auto door te verkopen aan een derde, zonder te verifiëren of de verkoper bevoegd was om de auto te verkopen. Het hof bevestigde deze beslissing en stelde dat de appellant, als professionele koper, een zorgvuldiger onderzoek had moeten doen naar de identiteit van de verkoper. Het hof concludeerde dat de appellant niet aan zijn onderzoeksplicht had voldaan, waardoor hij niet kon worden beschouwd als een goede trouw verkrijger in de zin van artikel 3:86 lid 1 BW.

De vordering van National Academic tot schadevergoeding werd in eerste instantie toegewezen door de rechtbank, maar het hof hield de verdere beslissing aan om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten over de waarde van de auto in omgekatte staat ten tijde van de verkoop door de appellant. De zaak werd verwezen naar de rol voor verdere behandeling.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.099.671/01
zaak/rolnummer rechtbank Alkmaar : 127772 / HA ZA 11-232
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 maart 2013
inzake
[ APPELLANT ], h.o.d.n. [ X ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANT,
advocaat: mr. M.H.J. Miltenburg te Leeuwarden,
tegen:
de naamloze vennootschap
NATIONAL ACADEMIC VERZEKERINGSMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Dordrecht,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A.F. Ammerlaan te Dordrecht.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Partijen worden hierna [ appellant ] en National Academic genoemd.
1.2 [ appellant ] is bij dagvaarding van 20 december 2011 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Alkmaar van 23 november 2011, onder bovengenoemd zaak/rolnummer gewezen tussen National Academic als eiseres en [ appellant ] als gedaagde.
1.3 Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord met een productie;
- akte;
- antwoordakte met een productie;
- akte uitlating productie.
Ten slotte is arrest op de stukken gevraagd.
1.4 [ appellant ] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog rechtdoende de vorderingen van National Academic zal afwijzen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van National Academic tot terugbetaling van hetgeen hij op grond van het genoemde vonnis aan National Academic heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van National Academic in de kosten van beide instanties.
National Academic heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep, met veroordeling van [ appellant ] in de kosten van (het hof begrijpt:) het hoger beroep.
1.5 Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder rov. 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat in deze zaak om het volgende.
(a) In december 2008 is de auto van een verzekerde van National Academic gestolen. Het betrof een blauwe Volkswagen Golf, bouwjaar 2005.
(b) Het expertisebureau CED Bergweg B.V. heeft de dagwaarde van de auto gesteld op een bedrag van € 13.125,- inclusief btw. Uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst heeft National Academic een bedrag van € 13.330,- aan haar verzekerde uitgekeerd (de dagwaarde, verminderd met het eigen risico van € 135,- en vermeerderd met de wachtgeldvergoeding bij diefstal van € 340,-). Op 17 januari 2009 is de eigendom van de auto door haar verzekerde aan National Academic overgedragen.
(c) Op 11 februari 2009 heeft de politie de auto teruggevonden. De auto was voorzien van een vervalst chassisnummer, een vervalst kentekenbewijs en vervalste kentekenplaten. De auto bleek te zijn “omgekat”.
(d) De auto is op 11 februari 2009 ter keuring aangeboden aan de RDW door [ Y ]. [ Y ] had de auto op 1 januari 2009 gekocht van [ appellant ] voor een bedrag van € 7.995,-.
(e) [ appellant ] had op zijn beurt de auto op 30 december 2008 voor een bedrag van € 7.000,- gekocht van iemand die zich [ Q ] noemde. De ter zake van deze koop opgemaakte inkoopfactuur, vermeldt als verkoper [ Q ] met een adres in Den Haag. De factuur is niet door de verkoper ondertekend.
3.2. In dit geding heeft National Academic gevorderd dat [ appellant ] wordt veroordeeld tot primair betaling van € 13.465,- en subsidiair tot betaling van € 7.995,-, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten van € 1.164,72 en proceskosten. National Academic stelt zich primair op het standpunt dat [ appellant ] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens haar waardoor zij schade heeft geleden en subsidiair dat [ appellant ] ten koste van haar ongerechtvaardigd is verrijkt. De rechtbank heeft de vordering van National Academic op de primaire grondslag toegewezen.
3.3. De rechtbank heeft overwogen dat [ appellant ] ten tijde van de verkrijging van de auto niet te goeder trouw was en dat daarmee vast staat dat hem een verwijt treft ter zake van het doorverkopen van de auto aan [ Y ]. De stelling van [ appellant ] dat het causaal verband ontbreekt tussen de schade en het onrechtmatig handelen volgde de rechtbank niet. De grieven 1 en 2, die het hof gezamenlijk zal behandelen, zijn tegen deze beslissingen gericht.
3.4. Ingevolge artikel 3:86 lid 1 BW is de overdracht van een roerende zaak, niet registergoed, geldig ondanks de onbevoegdheid van de vervreemder, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is. Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad dat voor goede trouw niet alleen nodig is dat de verkrijger ten tijde van de levering de onbevoegdheid van zijn voorman niet kende, maar ook dat niet gezegd kan worden dat hij die onbevoegdheid toen behoorde te kennen en dat hij met het oog op dat laatste naar de bevoegdheid van zijn voorman het onderzoek dient in te stellen dat in de gegeven omstandigheden van hem kan worden verlangd. Dit brengt mee dat de verkrijger van een tweedehands auto ten minste de autopapieren (het kentekenbewijs, met inbegrip van het overschrijvingsbewijs) moet hebben onderzocht, wil hij ten tijde van de verkrijging te goeder trouw zijn. Dit door de Hoge Raad aangenomen minimumvereiste neemt niet weg dat onder omstandigheden van een koper van een tweedehands auto, ook indien het kentekenbewijs, waaronder het overschrijvingsbewijs, aanwezig lijkt te zijn, aanvullend onderzoek mag worden verwacht naar de beschikkingsbevoegdheid van de verkoper.
3.5. Met betrekking tot de omstandigheden waaronder hij de auto heeft gekocht en het onderzoek dat hij heeft verricht, heeft [ appellant ] het volgende gesteld. [ appellant ] heeft gereageerd op een advertentie op www.marktplaats.nl en telefonisch een zekere [ Q ] gesproken. Het door [ Q ] opgegeven kenteken heeft hij in de registers van de RDW gecontroleerd en uit de omstandigheid dat de tenaamstelling van de auto van latere datum was dan het bouwjaar heeft hij geconcludeerd dat de auto was geïmporteerd. De auto stond niet als gestolen geregistreerd. [ appellant ] heeft de auto bekeken op een parkeerplaats bij een woonadres te Rotterdam, waar hij [ Q ] heeft ontmoet. Bij de auto zaten twee werkende sleutels en alle instructieboekjes. De auto verkeerde in goede staat en had geen zichtbare beschadigingen. [ appellant ] heeft de zichtbare chassisnummers van de auto gecontroleerd aan de hand van het kentekenbewijs dat hem door [ Q ] is getoond. [ Q ] was in het bezit van een overschrijvingsbewijs. Ter comparitie in eerste aanleg heeft [ appellant ] verklaard dat hij zich niet met zekerheid kon herinneren of de kentekenpapieren op naam van [ Q ] stonden. Bij akte in hoger beroep heeft [ appellant ] laten weten dat hij het kentekenbewijs en het overschrijvingsbewijs heeft bekeken en heeft vastgesteld dat deze papieren op naam van [ Q ] stonden. Bij de overschrijving van de auto bij het postkantoor is niets bijzonders naar voren gekomen. [ appellant ] is van mening dat er geen aanleiding was tot nader onderzoek en dat er geen enkele reden was te veronderstellen dat van een gestolen auto sprake zou zijn. Hij merkt nog op dat het fenomeen omkatten pas na december 2008/januari 2009 ruchtbaarheid kreeg in de media.
3.6. Het betoog van [ appellant ] kan hem niet baten. Het onderhavige geval kenmerkt zich daardoor dat de auto naar aanleiding van een advertentie is gekocht van iemand die zich voordeed als particulier en die geen andere informatie over zijn identiteit verstrekte dan een naam, waarbij partijen hebben afgesproken elkaar te ontmoeten in een andere plaats (Rotterdam) dan de door de verkoper opgegeven woonplaats (Den Haag). Gelet op die omstandigheden is het hof is van oordeel dat [ appellant ] als professionele koper van tweedehands auto's in dit geval een onderzoek naar de identiteit van de verkoper niet achterwege had mogen laten. Indien uit een zodanig onderzoek zou zijn gebleken dat de aldus verkregen gegevens betreffende de identiteit van de verkoper en de geregistreerde naam op het kentekenbewijs (tenaamstellingsbewijs) niet overeenstemden, had het op zijn weg gelegen verder te onderzoeken waaraan de verkoper zijn bevoegdheid tot verkoop ontleende. In het onderhavige geval heeft [ appellant ] elk onderzoek naar de identiteit van de verkoper achterwege gelaten. Hij heeft immers niet verzocht om enige vorm van legitimatie. Van de juistheid van zijn veronderstelling dat de verkoper hem desgevraagd vast wel een identiteitsbewijs met de naam [ Q ] zou hebben getoond, kan in dit geding niet worden uitgegaan.
3.7. Voor zover [ appellant ] met zijn beroep op het feit dat hij destijds nog weinig ervaring had als autohandelaar heeft willen betogen dat voor hem minder zware eisen gelden voor wat betreft zijn onderzoeksplicht, verwerpt het hof dit betoog Naar het oordeel van het hof mag ook van een beginnende autohandelaar het hiervoor bedoelde onderzoek worden gevraagd en was dit ook al eind 2008/begin 2009 het geval.
3.8. Uit het vorenstaande volgt dat [ appellant ] niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, zodat hij niet te goeder trouw kan worden geacht in de zin van artikel 3:86 lid 1 BW. Dit brengt tevens mee dat hem er een verwijt van kan worden gemaakt dat hij de auto heeft doorverkocht aan [ Y ], een natuurlijke persoon die niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelde. Door deze doorverkoop ontnam hij National Academic de mogelijkheid om de auto als haar eigendom op te eisen (art. 3:86 lid 3 BW), waardoor deze schade leed. Daarmee is het causaal verband tussen de - als onrechtmatig jegens National Academic als rechthebbende te bestempelen - verkoop en de schade gegeven.
3.9. National Academic vordert vergoeding van de schade vanwege de inbreuk op haar eigendomsrecht. Het hof oordeelt dat de omvang van de schade die National Academic lijdt, moet worden bepaald naar het moment van de onrechtmatige gedraging, te weten het moment waarop [ appellant ] de auto heeft doorverkocht. Daarbij is relevant dat de auto is omgekat voorafgaand aan de verkrijging door [ appellant ]. Voorshands is aannemelijk dat de auto door het omkatten, derhalve voorafgaand aan de verkrijging door [ appellant ] in waarde is gedaald. De voor vergoeding in aanmerking komende schade wegens verlies van de mogelijkheid van opeising, bestaat in beginsel uit de werkelijke dagwaarde van de auto in de werkelijke staat op het moment van verkoop door [ appellant ], dus in omgekatte staat.
3.10. De stelling van National Academic dat moet worden aangesloten bij de door het expertisebureau vastgestelde dagwaarde van de auto ad € 13.125,- volgt het hof op grond van het voorgaande voorshands niet. Het betreft hier immers een begroting van de dagwaarde vóór de diefstal (schadedatum 16 december 2008), zonder dat rekening is gehouden met de omgekatte staat. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om partijen de gelegenheid te bieden zich uit te laten over de waarde van de auto in omgekatte staat ten tijde van de verkoop door [ appellant ], te beginnen door National Academic.
3.11. Grief 3 van [ appellant ] betreft de toewijzing van de door National Academic gevorderde buitengerechtelijke kosten. Deze grief is gegrond. Het hof kan zonder nadere toelichting, die ontbreekt, uit de door National Academic overgelegde productie 15 niet afleiden dat de gemaakte kosten andere verrichtingen betreffen dan verrichtingen waarvoor de in de artt. 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.
4. Beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 9 april 2013 voor akte uitlating door National Academic als bedoeld in rechtsoverweging 3.10;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, G.C.C. Lewin en G.M. ter Huurne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2013.