4.10 Bij de beoordeling van die grieven stelt het hof voorop dat [appellante] geen grief heeft gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat gesteld noch gebleken is dat Dexia niet heeft voldaan aan de voorwaarden, die in de beschikking van 25 januari 2007 zijn opgenomen voor kennisgeving overeenkomst artikel 1017 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv). Bij de verdere beoordeling dient hiervan dan ook te worden uitgegaan.
De grieven falen naar het oordeel van het hof voor zover [appellante] zich beroept op onbekendheid met het wettelijke vereiste dat een gerechtigde, indien een overeenkomst als daar bedoeld door de rechter verbindend is verklaard, tijdig een opt out-verklaring indient, wil hij niet aan de vaststellingsovereenkomst gebonden zijn.
In de beschikking van dit gerechtshof van 25 januari 2007 (LJN AZ7033) is in de overwegingen 10.2 tot en met 10.6 bepaald hoe ingevolge artikel 1017 lid 3 Rv de aankondiging van de algemeenverbindendverklaring van de WCAM-overeenomst met de mogelijkheid tot en de termijn waarbinnen een opt out-verklaring dient te geschieden.
Het hof heeft in dat verband, voor zover thans van belang, overwogen:
(i) dat aanvaardbaar is dat Dexia afschrift (op papier) van de beschikking alleen op aanvraag behoeft te verstrekken, nu de beschikking al meteen op diverse websites zal worden gepubliceerd;
(ii) dat Dexia mededeling dient te doen van:
- de verbindendverklaring van de WCAM-overeenkomst;
- een korte omschrijving van de WCAM-overeenkomst en in het bijzonder van de wijze waarop vergoeding kan worden verkregen en de termijn waarbinnen daarop aanspraak dient te worden gemaakt;
- de gevolgen van de verbindendverklaring;
- de termijn waarbinnen en de wijze waarop de ‘‘gerechtigden’’ zich van de gevolgen van de verbindendverklaring kunnen bevrijden;
- de mogelijkheid de beschikking en de WCAM-overeenkomst in te zien op diverse websites en op aanvraag een afschrift te verkrijgen;
(iii) dat deze mededelingen zo spoedig mogelijk nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, moeten worden gedaan:
- bij gewone brief aan de bij de verzoeksters bekende ‘‘gerechtigden’’ tot een vergoeding (in de zin van artikel 1017, lid 3, Rv), alsmede aan de verweersters-rechtspersonen 1, 2, 3 en 5;
- bij advertentie in de nieuwsbladen De Volkskrant, De Telegraaf en Het Financieele Dagblad;
- bij bericht op de website van de verzoeksters;
(iv) dat de tekst van deze beschikking en die van de WCAM-overeenkomst op de website van onder andere Dexia moet worden geplaatst.
Het hof is van oordeel, dat nu ervan moet worden uitgegaan dat Dexia [appellante] deugdelijk in kennis heeft gesteld van de algemeen verbindverklaring en de mogelijkheid om zich van de werking daarvan te onttrekken, de onbekendheid met de opt out mogelijkheid voor haar rekening en risico komt. Haar status van zeer jonge vrouw destijds, haar beperkte ontwikkeling in het algemeen en haar beperkte kennis van de Nederlandse taal maken dit - zelfs indien wordt aangenomen dat deze laatste twee omstandigheden juist zijn, nu Varde dit heeft betwist - niet anders. Bovendien beschikte zij toendertijd over rechtskundige bijstand (zie de memorie van grieven onder 20).
Voor zover zij meende dat de wettelijk noodzakelijke opt out-verklaring in haar geval overbodig was, omdat zij geen gebruik had gemaakt van de bij brief van 30 juni 2005 via de Stichting Leaseverlies door Dexia geboden mogelijkheid om vrijwillig een vaststellingsovereenkomst overeenkomstig de Duisenberg-regeling met Dexia te sluiten, berust dit op een misverstand dat voor haar rekening moet blijven. Dat zij na het verbindend verklaren van de WCAM-overeenkomst zelf het initiatief moest nemen om zich aan de werking van die overeenkomst te onttrekken, berust immers op de wet.
Voorts heeft te gelden dat de brief van 30 juni 2005 geen informatie bevat op grond waarvan [appellante] mocht denken dat zij, na een verbindend verklaring van de Duisenberg-regeling door de rechter, niets meer behoefde te ondernemen, wilde zij in dat opzicht ongebonden blijven.