ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6839

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
23-002747-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan mishandeling en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan mishandeling en openlijke geweldpleging, gepleegd op 10 januari 2010 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld tegen twee slachtoffers, waarbij de verdachte zou hebben bijgedragen door adresgegevens te verstrekken en de slachtoffers aan te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de geweldsdelicten en dat er geen gezamenlijk plan was waaraan hij deelnam. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. Het hof oordeelde dat de verdachte weliswaar aanwezig was bij de voorbereidingen van het geweld, maar dat zijn acties niet als medeplichtigheid konden worden gekwalificeerd. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden, en heeft de verdachte een taakstraf opgelegd.

Uitspraak

parketnummer: 23-002747-10
datum uitspraak: 10 april 2013
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-670038-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres] [woonplaats]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2011, 31 mei 2011 en 27 maart 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer 1] een of meermalen
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt en/of
- bij de nek (vast)pakken en/of (vast)houden en/of (vast)klemmen en/of
- met een houten balk, althans een (hard en/of zwaar) voorwerp, tegen het hoofd slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [persoon 1]en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [persoon 2] op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft/hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk die [slachtoffer 1] een of meermalen
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam slaan en/of stompen en/of
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt en/of
- bij de nek (vast)pakken en/of (vast)houden en/of (vast)klemmen en/of
- met een houten balk, althans een (hard en/of zwaar) voorwerp, tegen het hoofd slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen
tot en/of bij welk misdrijf verdachte op 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte 1] en/of [persoon 1]en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [persoon 2] het adres van voornoemde [slachtoffer l] te geven en/of de woning van voornoemde [slachtoffer 1] aan te wijzen en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 1] toe te gaan en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in te grijpen;
en/of
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het een of meermalen
- slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en/of
- bij de nek (vast)pakken en/of (vast)houden en/of (vast)klemmen van die [slachtoffer l] en/of
- met een houten balk, althans een (hard en/of zwaar) voorwerp, tegen het hoofd slaan van die [slachtoffer 1];
2 primair:
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of stompen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2 subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [persoon 1]en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [persoon 2] op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft/hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk een of meermalen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of stompen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft bekomen tot en/of bij welk misdrijf verdachte op 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of (een) middel(en) en/of inlichtingen heeft verschaft door
- [medeverdachte 1] en/of [persoon 1]en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [persoon 2] het adres van voornoemde [slachtoffer 2] te geven en/of de woning van voornoemde [slachtoffer 2] aan te wijzen en/of
- naar de woning van die [slachtoffer 2] toe te gaan en/of
- zich niet van het plegen van voornoemd feit te distantiëren, althans niet in te grijpen;
en/of
hij op of omstreeks 10 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het een of meermalen slaan en/of stompen tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt met betrekking tot de bewezenverklaring dan de rechtbank.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat de verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan de mishandeling met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge en de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1], noch aan de mishandeling en openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2]. Evenmin is er sprake geweest van een gezamenlijk plan waarbij de verdachte betrokken was om tot de ten laste gelegde feiten te komen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de door anderen gepleegde geweldsdelicten, dat er sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin is het hof van oordeel dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd om bewezen te kunnen achten dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Naar het oordeel van het hof is deswege niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 als eerste cumulatief/alternatief primair en als tweede cumulatief/alternatief en onder 2 als eerste cumulatief/alternatief primair en als tweede cumulatief/alternatief is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 als eerste cumulatief/alternatief subsidiair en het onder 2 als eerste cumulatief/alternatief subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair:
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [persoon 2] op 10 januari 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer l] meermalen
- tegen het hoofd en tegen het lichaam slaan en/of stompen en
- tegen het hoofd en tegen het lichaam schoppen, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag en
- bij de nek vastpakken en/of vasthouden en/of vastklemmen en
- met een houten balk tegen het hoofd slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen
tot welk misdrijf verdachte op 10 januari 2010 te Amsterdam, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [persoon 2] het adres van voornoemde [slachtoffer l] te geven en de woning van voornoemde [slachtoffer 1] aan te wijzen en
- naar de woning van die [slachtoffer 1] toe te gaan;
2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair:
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [persoon 2] op 10 januari 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het na kalm beraad en rustig overleg tegen het hoofd en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] slaan en/of stompen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft bekomen tot welk misdrijf verdachte op 10 januari 2010 te Amsterdam, opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door
- die [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [persoon 2] het adres van voornoemde [slachtoffer 2] te geven en de woning van voornoemde [slachtoffer 2] aan te wijzen en
- naar de woning van die [slachtoffer 2] toe te gaan.
Hetgeen onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bespreking bewijsverweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw gesteld dat er geen sprake kan zijn van medeplichtigheid van de verdachte, omdat het verschaffen van adresgegevens aan de medeverdachten onvoldoende is om aan te merken als ‘hulpverlening aan het misdrijf dat hij ondersteunt’. Daarnaast ontbrak volgens de raadsvrouw iedere wetenschap bij de verdachte dat de andere medeverdachten op deze wijze de aangevers zouden mishandelen en heeft de verdachte zich tijdens de escalatie voor de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedistantieerd van het geweld door hard weg te rennen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte tijdens het verjaardagsfeestje wel degelijk op de hoogte is geraakt van wat de medeverdachten van plan waren toen zij spraken over het bezoeken van de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verschillende uitingen van de medeverdachten die te horen zijn op de uitgekeken en geverbaliseerde filmbeelden, die ook ter zitting in hoger beroep nog zijn bekeken, bevestigen het voornemen tot het plegen van geweld ook, nu de daarop duidende uitingen duidelijk hoorbaar waren, niet voor tweeërlei uitleg vatbaar waren en de verdachte in dezelfde kamer aanwezig was.
Desondanks heeft de verdachte de keuze gemaakt om de adresgegevens van de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], waarover hij als enige de beschikking had, mee te delen aan zijn medeverdachten. Vervolgens is de verdachte meegegaan in de auto en heeft hij de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangewezen. Het hof is van oordeel dat hierdoor sprake is van hulpverlening aan het misdrijf dat hij heeft ondersteund. Daarnaast zijn er in het dossier geen bewijsmiddelen aanwezig die de verklaring van de verdachte, dat hij uit de tuin van de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is weggerend toen sprake was van een escalatie, ondersteunen. Het hof acht deze verklaring van de verdachte dan ook niet aannemelijk. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair en onder 2, eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde het onder toezicht staan van Reclassering Nederland en tot het voldoen van een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair (medeplichtigheid aan het medeplegen van de mishandeling) en de als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] en het onder 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair (medeplichtigheid aan het medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer 2]) en de als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en als de reclassering dat nodig vindt het volgen van een cognitieve vaardigheden training, alsmede tot een werkstraf van 180 uur subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis met aftrek.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, door het adres van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te verstrekken, zich schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij de mishandeling van [slachtoffer 1], met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, en de mishandeling van [slachtoffer 2]. De verdachte was de enige persoon op het verjaardagsfeest van [medeverdachte 1], die wist waar [persoon 3] woonde. Hoewel het hof begrip heeft voor het feit dat er sprake zal zijn geweest van enige groepsdruk op het verjaardagsfeest, nu de verdachte degene was die [persoon 3] daar had geïntroduceerd, had de verdachte een andere keuze kunnen maken dan de bij hem bekende informatie met de aanvallers te delen en zelfs mee te gaan naar de woning van [persoon 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Anderzijds heeft het hof in beschouwing genomen dat de verdachte heeft gezegd dat alles wat er is gebeurd hem zeer spijt.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 7 maart 2013 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Het hof acht, alles afwegende, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 33.339,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.859,74. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.820,02. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.774,95. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het verweer van de raadsvrouwe dat de vorderingen van de benadeelde partijen reeds zijn voldaan door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), en daarmee teniet zijn gegaan, wordt verworpen. Uit de toelichting ter zake van de advocaat-generaal begrijpt het hof dat het CJIB aan slachtoffers van geweldsmisdrijven met een civiele vordering eigenstandig een voorschot verstrekt op de later, indien veroordeling volgt en tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd, door het CJIB te innen vordering. Niet gezegd kan worden dat daarmee de vordering van de benadeelde partij is komen te vervallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 48, 57 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, primair en 2, eerste cumulatief/alternatief, primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 32.161,99 (tweeëndertigduizend honderdeenenzestig euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 575,99 (vijfhonderdvijfenzeventig euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 31.586,00 (eenendertigduizend vijfhonderdzesentachtig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 1.166,20 (duizend honderdzesenzestig euro en twintig cent).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair en 2, eerste cumulatief/alternatief, subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.713,34 (vijfduizend zevenhonderddertien euro en vierendertig cent) bestaande uit € 713,34 (zevenhonderddertien euro en vierendertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 595,00 (vijfhonderdvijfennegentig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P. Greve en mr. T. Blom, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Veldheer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 april 2013.
Mr. T. Blom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.