ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ6676

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.073.373/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over bewoning en onderverhuur van een woning met stadsvernieuwingsurgentie

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [ Appellant ] en de stichting Woningstichting Eigen Haard. [ Appellant ] huurde een woning van Eigen Haard, maar de woning werd niet door hem zelf bewoond. In plaats daarvan werd de woning bewoond door vijf Bulgaren. Eigen Haard heeft de huurovereenkomst op grond van dwaling vernietigd en vorderde betaling van contractuele boetes. Het hof heeft op 19 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep. De feiten zijn als volgt: [ Appellant ] huurde de woning op 14 januari 2008, met een huurprijs van € 349,39 per maand. In de huurovereenkomst stond dat de woning uitsluitend bestemd was voor gebruik door [ Appellant ] en zijn gezin. Onderverhuur was verboden en er stond een boete van € 4.500,00 op. Eigen Haard heeft een deurwaarder ingeschakeld vanwege onregelmatige huurbetalingen door [ Appellant ]. Op 10 november 2008 kreeg [ Appellant ] stadsvernieuwingsurgentie en verhuisde naar een andere woning. In augustus 2009 werd vastgesteld dat de woning door meerdere Bulgaren werd bewoond, en niet door [ Appellant ] en zijn gezin. Het hof oordeelde dat Eigen Haard voldoende bewijs had geleverd dat [ Appellant ] de woning had onderverhuurd en dat hij de contractuele boetes verschuldigd was. De vordering tot vernietiging van de stadsvernieuwingsurgentie werd afgewezen, omdat deze alleen door de gemeente kon worden verleend en ingetrokken. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het de stadsvernieuwingsurgentie betrof, maar bekrachtigde het vonnis voor het overige. [ Appellant ] werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer: 200.073.373/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam, sector kanton: CV 09-31197
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 februari 2013
inzake
[ APPELLANT ],
wonende te [ woonplaats ],
APPELLANT,
advocaat: mr. A.P.W. Tonen te Amsterdam,
tegen:
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het verdere geding in hoger beroep
Partijen worden hierna weer [ Appellant ] en Eigen Haard genoemd.
Het hof heeft op 22 februari 2011 een arrest gewezen en daarin de incidentele vordering van [ Appellant ] tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in eerste aanleg afgewezen. Voor het eerdere verloop van het geding verwijst het hof naar dat arrest.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met een producties.
[ Appellant ] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Eigen Haard zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Eigen Haard heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.
2. Feiten
2.1 De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.10 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.1 [ Appellant ] heeft van Eigen Haard op 14 januari 2008 de woning aan de [ adres ] te [ plaatsnaam ] gehuurd (verder ook: woning 1). De huurprijs bedroeg € 349,39 per maand.
2.1.2 In de huurovereenkomst staat vermeld dat het gehuurde uitsluitend bestemd is om te worden gebruikt door [ Appellant ] en leden van zijn gezin. In de bijbehorende voorwaarden is bepaald dat onderverhuur en in gebruik geven aan derden verboden is en dat daarop een contractuele boete staat van € 4.500,00.
2.1.3 Eigen Haard heeft een deurwaarder moeten inschakelen om de huur, die [ Appellant ] onregelmatig betaalde, te incasseren.
2.1.4 Omdat woning 1 gesloopt zou worden, heeft [ Appellant ] op 10 november 2008 stadsvernieuwingsurgentie gekregen. Hij heeft vervangende woonruimte van Eigen Haard gekregen in de [ adres ] (verder ook: woning 2).
2.1.5 Op 12 mei 2009 heeft [ Appellant ] een huurovereenkomst voor woning 2 getekend. De huur van woning 1 heeft hij per 1 september 2009 opgezegd.
2.1.6 In mei 2009 heeft Eigen Haard aan [ Appellant ], na verrekening van onder meer een huurachterstand, een bedrag van € 2.061,51 betaald voor verhuis- en herinrichtingskosten.
2.1.7 Op 1 augustus 2009 heeft Eigen Haard een melding ontvangen dat de Belastingdienst/FIOD-ECD woning 1 was binnengegaan ter aanhouding van [ Appellant ] en zijn vriendin, [ vriendin ], inzake overtreding van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen. Daar werden niet [ Appellant ] en [ vriendin ], maar zeven personen van Bulgaarse nationaliteit aangetroffen. Een van de aanwezigen was [ Y ]. Volgens het proces-verbaal heeft [ Y ] onder meer verklaard dat hij de namen [ Appellant ] en [ vriendin ] niet kende, dat hij in de woning verbleef en dat zich in de woning nog een aantal personen bevond. Verder heeft [ Y ] de verbalisant een telefoonnummer gegeven van zijn contactpersoon, genaamd [ B ].
2.1.8 Op 10 augustus 2009 hebben [ V ] en [ H ], medewerksters van Eigen Haard, een huisbezoek gebracht aan woning 1. Daar werden vijf personen van Bulgaarse nationaliteit aangetroffen, niet zijnde [ Appellant ] en [ vriendin ]. [ V ] en [ H ] werd medegedeeld dat er zeven Bulgaarse mensen in de woning wonen die de woning huren van een Bulgaarse man en dat zij de heer [ Appellant ] niet kennen. [ Y ] was niet aanwezig. [ V ] en [ H ] hebben verzocht of [ Y ] de volgende dag naar het kantoor van Eigen Haard kon komen.
2.1.9 Op 11 augustus 2009 is [ Y ] op het kantoor van Eigen Haard verschenen. Hij had als tolk I. Kurtulmug meegenomen. De verklaring van [ Y ] is op schrift gesteld door Eigen Haard en vertaald voor [ Y ] door Kurtulmug. De verklaring luidt:
Mijn naam is [ Y ]. Ik geef een verklaring die geschreven wordt door [ V ] van Eigen Haard. Ik ben in gezelschap van Ibrahim Kurtulmug. Deze heer vertaalt iedere zin die mv. [ V ] opschrijft.
Ik verklaar dat ik vanaf maart 2008 in de [ adres ] woon. Ik woon daar met mijn vrouw plus 3 kinderen. Verder woont er nog 1 vrouw met haar dochter. Ik betaal € 600,- per maand. En die andere vrouw betaalt € 400,- p.m. Ik heb samen met mijn partner 1 slaapkamer. Mijn 3 kinderen slapen in de woonkamer.
Die andere vrouw heeft de andere slaapkamer samen met haar dochter. Deze wonen 4 maanden op dit adres. sinds april 2009.
Toen ik in mrt 2008 de woning betrok woonde daar een Bulgaarse man met zijn vrouw. Ik huur de woning nu van deze Bulgaarse man. Deze man heet [ B ]. [ B ] komt iedere maand cashen. € 1000,-- van die vrouw (aantekening onleesbaar) En van mijn gezin (aantekening onleesbaar). Toen [ B ] in mrt 2008 wegging kwamen er een andere Bulgaarse man en vrouw wonen. Deze man heet [ N ]. Hij woonde met zijn vrouw in 1 kamer en betaalde € 400,-- per maand.
[ N ] vertrok in april 2009. Toen kwamen de vrouw en dochter die er nu nog wonen.
Ik moet [ B ] in totaal € 1000,-- p.m. betalen. Dat bedrag is voor mij te duur. Daarom regelt [ B ] extra bewoners voor de andere slaapkamer. Zo komt het dat ik € 600,- betaal en andere bewoners € 400,-.
Als er geen bewoners voor de andere kamer zijn dan moet ik € 1000,-- aan [ B ] betalen. maar dat kan ik alleen niet betalen.
De heer [ Appellant ] ken ik niet. Er komt wel altijd post met deze naam. Dat ligt dan in de brievenbus maar wanneer en wie dit haalt weet ik niet.
Ik heb geen sleutel van de brievenbus. Sinds een maand zit de brievenbus helemaal vol.
De postbode heeft mij aangesproken dat de brievenbus leeg moet anders belt de postbode de politie. Maar ik heb geen sleutel en weet ook niet waar de post naar toe moet.
Mijn vrouw heeft [ B ] gebeld en hem verteld dat de brievenbus helemaal vol is.
Ik kijk bijna nooit in de brievenbus want ik heb toch geen sleutel.
Alles wat hier staat beschreven heb ik begrepen.
Ik heb dit verhaald naar waarheid verteld.
Deze verklaring bestaat uit 3 pagina’s
(handtekening)
[ Y ]
2.1.10 In door [ V ] en [ H ] van Eigen Haard ondertekende notities d.d. 14 januari 2010 staat vermeld, voor zover van belang:
(…)
05-08-09 gesproken met de heer [ S ] van de FIOD. Deze vertelt dat er inderdaad 7 Bulgaren op de woning zijn aangetroffen en dat deze € 1100,- huur betalen. Zij hebben ook vertelt dat de hoofdhuurder daar niet woont. De heer [ Appellant ] zou een vriendin hebben. Deze woont in de [ adres ].. Deze woning is ook van Eigen Haard en verhuren wij aan [ Z ]. Dit is een dame uit 1947.
(…)
11-08-09 [ V ] en [ H ] op huisbezoek in [ adres ]. Daar hoort mevrouw [ Z ] te wonen. Er wordt open gedaan door een heer. De hoofdhuurster is even weg, maar die komt er zo aan meldt deze heer.
De naam van deze heer is [ Appellant ].
Hij legitimeerde zich. En ja, het bleek onze huurder uit de [ adres ] en [ adres ] te zijn. De heer [ Appellant ] vertelt dat hij nu 1 maand op het adres [ adres ] verblijft. Zijn vriendin, mevrouw [ vriendin ], zorgt voor de bewoonster. (…) Zij heeft mantelzorg voor deze dame. (…) Overal, maar dan ook overal lagen kleren. Verder stonden er diverse fitniss apparaten in de woonkamer. De heer [ Appellant ] toonde ons het huis. In de slaapkamer stond een 2 persoonsbed. Daar was het ook een enorme bende met veel kleding overal en een onopgemaakt bed. (…) Achter het bed stond een kinderledikantje. De heer [ Appellant ] vertelde dat dit de slaapkamer was van [ Z ]. Hij en zijn vriendin sliepen in de andere slaapkamer. Daar stonden wel enkele dames toiletartikelen. In de kast hing ook wat dameskleding. Niet veel, maar de heer [ Appellant ] zei dat dit kleding was van [ Z ] en zijn vriendin. Hij zei dat alle kleding overal verspreidt lag. Dat klopt, maar wat er verspreidt lag was herenkleding. (…)
2.1.11 Op 9 december 2009 heeft de heer [ K ] de volgende schriftelijke verklaring afgelegd:
Ik ben de heer [ K ] wonende aan de [ adres ]. Ongeveer 4 jaar sinds 2005 vanaf ik hier woon heb ik geconstateerd dat mijn buren boven 8 II een jong echtpaar is wonende met een oudere dame. Sinds een paar jaar hebben zij ook een kind.
2.1.12 Bij faxbericht van 16 november 2009 heeft de FIOD Amsterdam [ V ] van Eigen haard het volgende bericht:
Bijgaande dagrapportage van de politie geeft onder meer aan dat [ Appellant ] en [ vriendin ] in 2007 aangifte van inbraak woning hebben gedaan. Het gaat om de woning op het adres [ adres ] in [ plaatsnaam ].(…)
3. De verdere beoordeling
3.1 In dit geding heeft Eigen Haard zowel ter zake van woning 1 als van woning 2 verschillende vorderingen tegen [ Appellant ] ingesteld. Deze strekken, kort gezegd, tot terugbetaling van hetgeen Eigen Haard aan [ Appellant ] heeft betaald, tot betaling van de huurachterstand c.q. verschuldigde huurpenningen, schadevergoeding en contractuele boete en tot ontruiming, met rente en kosten. Wat betreft woning 2 heeft Eigen Haard tevens vernietiging dan wel ontbinding gevorderd van de huurovereenkomst alsmede vernietiging van de afgegeven stadsvernieuwingsurgentie. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen, behoudens de gevorderde ontruiming van woning 1: die woning was reeds leeg opgeleverd zodat bij toewijzing geen belang bestond. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [ Appellant ] met zijn grieven op.
3.2 De grieven van [ Appellant ] betreffen het oordeel van de kantonrechter dat [ Appellant ] woning 1 niet dan wel beperkt zelf heeft bewoond en dat [ Appellant ] de woning heeft onderverhuurd. Bij de beoordeling van de grieven stelt het hof het volgende voorop.
3.3 Eigen Haard heeft in dit geding gesteld dat [ Appellant ] woning 1 niet dan wel beperkt met zijn gezin heeft bewoond en dat hij het aan derden heeft onderverhuurd. Deze stellingen heeft Eigen Haard als volgt onderbouwd. Allereerst is gewezen op het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD waaruit blijkt dat op 27 juli 2009 [ Appellant ] en zijn gezin niet in de woning verbleven, maar zeven personen met Bulgaarse nationaliteit, waaronder [ Y ]. In een telefoongesprek op 5 augustus 2009 heeft [ S] van de FIOD Eigen Haard verder meegedeeld dat de zeven aangetroffen Bulgaren hadden gezegd € 1100,-- huur te betalen, dat de hoofdhuurder er niet woont en dat de heer [ Appellant ] een vriendin zou hebben die in de [ adres ] woont. Vervolgens heeft Eigen Haard gewezen op het huisbezoek aan woning 1 dat haar medewerksters op 10 augustus 2009 hebben afgelegd. Ook toen waren [ Appellant ] en zijn gezin niet in de woning, maar wel vijf Bulgaren. [ Y ] bleek niet aanwezig, waarop met de aanwezige Bulgaren is afgesproken dat hij de volgende dag naar het kantoor van Eigen Haard zou komen. Op 11 augustus 2009 heeft [ Y ] op het kantoor van Eigen Haard, in het bijzijn van een door hem zelf meegebrachte tolk, een uitgebreide verklaring afgelegd. Daaruit blijkt dat [ Y ] reeds vanaf maart 2008 met zijn vrouw en drie kinderen in woning 1 woonde, dat voor de woning € 1.000,- per maand moest worden betaald en dat er verder andere personen woonden, maar nimmer (ook niet voor maart 2008) [ Appellant ] en zijn partner. Eigen Haard heeft verder nog gewezen op de constatering van haar medewerksters [ H ] en [ V ] op 11 augustus 2009 dat [ Appellant ] op het adres [ adres ] aanwezig was, en toen tegenover hen verklaarde dat hij daar nu een maand verbleef. Ten slotte verwees Eigen Haard naar de verklaring van [ K ], bewoner van nummer 8-1 (zie ro 2.1.11), en een bericht van de FIOD (zie ro. 2.1.12).
3.4 Met dit een en ander heeft Eigen Haard voldoende onderbouwd dat [ Appellant ] gedurende langere tijd niet met zijn gezin in woning 1 heeft gewoond, maar dat hij die woning heeft onderverhuurd.
3.5 [ Appellant ] heeft deze stellingen van Eigen Haard betwist. Het hof acht de betwisting van [ Appellant ] echter onvoldoende concreet tegenover de hiervoor gerelateerde onderbouwing door Eigen Haard. Het volgende is daartoe redengevend.
3.6 [ Appellant ] heeft aangevoerd dat [ Y ] slechts - zonder vergoeding - in woning 1 heeft gelogeerd en dat dat relatief kort duurde, namelijk vanaf twee weken voor [ Appellant ]’s vakantie - die plaatshad van 24 juli tot en met 6 augustus 2009 - tot 21 augustus 2009 (par. 3 conclusie van antwoord). Daaraan hecht het hof geen geloof. [ Y ] heeft namelijk noch op 27 juli 2009 tegenover de Belastingdienst/FIOD-ECD, noch op 11 augustus 2009 tegenover Eigen Haard, verklaard dat hij en zijn gezin tijdelijk in het huis van [ Appellant ] logeerden. Integendeel, hij heeft op 11 augustus 2009 gedetailleerd verklaard (zie r.o. 2.1.9) dat hij daar vanaf maart 2008 met zijn gezin woonde, wie er daarvoor en gelijktijdig met hem woonden en dat er tijdens de inval ook een moeder met haar dochter woonden. Verder heeft hij bedragen genoemd die voor de woning werden betaald en gezegd dat hij [ Appellant ] niet kende.
3.6.1 [ Appellant ] heeft daar tegenover aangevoerd dat [ Y ] zijn verklaring van 11 augustus 2009 heeft ingetrokken en dat diens verklaring van 3 september 2009 (productie 1 bij conclusie van antwoord), waarin [ Y ] zegt dat hij tijdelijk bij [ Appellant ] logeerde, de juiste is. In dat verband heeft [ Appellant ] in hoger beroep nog een nieuwe verklaring van [ Y ] overgelegd, gedateerd 20 september 2010. Het hof ziet in deze in algemene bewoordingen gestelde verklaringen geen aanleiding om de gedetailleerde verklaring van [ Y ] van 11 augustus 2009 buiten beschouwing te laten. Laatstgenoemde verklaring van [ Y ] is namelijk consistent met de op ambtseed vastgelegde bevindingen van de Belastingdienst/FIOD-ECD dat op 27 juli 2009 niet alleen [ Y ] en (blijkbaar) zijn gezin in woning 1 werden aangetroffen, maar ook twee andere personen. [ Appellant ] heeft ook niet betwist dat op 27 juli 2009 ook twee niet tot het gezin van [ Y ] behorende personen in woning 1 verbleven. Wie die personen waren en wat de reden was voor hun aanwezigheid heeft [ Appellant ] echter niet verklaard.
3.6.2 Tegen die achtergrond is niet aannemelijk dat de verklaring van [ Y ] van 11 augustus 2009 onjuist is en, dat - zoals in de verklaringen van 3 september 2009 en 20 september 2010 is vermeld - de tolk [ Y ] tot een onjuiste verklaring over zijn verblijf in woning 1 zou hebben bewogen. Het was immers [ Y ]s eigen keuze deze tolk mee te nemen naar het gesprek bij Eigen Haard.
3.6.3 Dat [ Y ] zijn verklaring van 11 augustus 2009 heeft afgegeven omdat – zoals in de verklaring van 20 september 2010 is vermeld - E. [ V ] van Eigen Haard hem in het nauw had gedreven en hem deed veronderstellen dat hij de woning op zijn naam zou krijgen, acht het hof reeds ongeloofwaardig nu zijn eerdere verklaring van 3 september 2009 daarover in het geheel niet rept. Uit het feit dat [ Y ] in zijn verklaring van 3 september 2009 beweert met [ Appellant ] bevriend te zijn, leidt het hof veeleer af dat het [ Y ] er kennelijk steeds om te doen is voor [ Appellant ] gunstige verklaringen af te geven.
3.6.4 Het hof constateert verder dat [ Y ] in zijn verklaringen van 3 september 2009 en 20 september 2010 niet verklaart waarom de twee niet tot zijn gezin behorende personen in woning 1 verbleven. Ten slotte valt op dat de periode waarin [ Y ] volgens zijn verklaring van 20 september 2010 in woning 1 heeft verbleven niet overeenstemt met hetgeen [ Appellant ] daarover heeft aangevoerd; volgens [ Y ] verbleef hij daar drie weken, van eind juli 2009 tot en met 15 augustus 2009, volgens [ Appellant ] was dat van 10 juli 2009 tot en met 21 augustus 2009.
3.6.5 Het voorgaande leidt ertoe, dat de verklaringen van [ Y ] van 3 september 2009 en 20 september 2010 naar ’s hofs oordeel de betwisting van [ Appellant ] niet dan wel onvoldoende onderbouwen. Hetzelfde geldt voor de door [ Appellant ] overgelegde verklaring d.d. 20 september 2010 van de partner van [ Y ] nu deze, voor zover de verklaring van [ Y ] niet wordt bevestigd, vanwege tegenstrijdigheden met de verklaringen van [ Appellant ] dan wel [ Y ] tot verdere twijfel aan de geloofwaardigheid van die verklaringen aanleiding geeft. Zo verklaart de partner van [ Y ] afwijkend over de duur van hun verblijf in woning 1 en de gang van zaken rondom het al dan niet intrekken van [ Y ]’s verklaring bij Eigen Haard. Bovendien geeft ook de partner van [ Y ] geen verklaring voor de aanwezigheid van twee niet tot hun gezin behorende personen in woning 1. Het hof constateert ten slotte dat noch [ Appellant ] noch [ Y ] en zijn vrouw hebben verklaard waar [ Y ] en zijn gezin dan wel hebben verbleven van maart 2008 tot 1 augustus 2009, als dat niet in woning 1 is geweest.
3.7 Bewijs van betalingen in winkels gelegen in het stadsdeel van woning 1 – ook als die blijken uit de bankafschriften van de partner van [ Appellant ] – volstaat niet ter onderbouwing dat [ Appellant ] woning 1 steeds heeft bewoond en niet heeft onderverhuurd. Evenmin kan dat volgen uit het feit dat poststukken voor [ Appellant ] en/of zijn partner aan het adres van woning 1 zijn gericht.
3.8 [ Appellant ] heeft ten slotte nagelaten zijn betwisting, dat hij op 11 augustus 2009 tegen medewerksters van Eigen Haard heeft gezegd dat hij al een maand op het adres [ adres ] woonde, te onderbouwen. Dat had op zijn weg gelegen, temeer nu de door die medewerksters aantroffen goederen in die (door een alleenstaande oudere vrouw bewoonde) woning, in het bijzonder herenkleding, duiden op bewoning door een man.
3.9 Gelet op het voorgaande zijn de stellingen van [ Appellant ] onvoldoende concreet. Daarom komt het hof aan (tegen-)bewijslevering niet toe. Grief 5, strekkende tot nadere bewijslevering, faalt daarom.
3.10 Het voorgaande leidt ertoe dat ook grief 2, waarmee werd betoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [ Appellant ] woning 1 op 27 juli 2009 niet zelf bewoonde, faalt.
3.11 Grief 3 treft hetzelfde lot. Weliswaar heeft [ Appellant ] erop gewezen dat uit een brief van Eigen Haard van 10 november 2008 blijkt dat kort voor die datum een bespreking in woning 1 plaatsvond tussen [ Appellant ] en een medewerkster van Eigen Haard, hetgeen een aanwijzing vormt voor bewoning, maar dat weegt niet op tegen al hetgeen Eigen Haard ter onderbouwing van haar stellingen, dat [ Appellant ] niet in woning 1 heeft gewoond, heeft aangevoerd en dat – zoals hiervoor is geoordeeld – door [ Appellant ] onvoldoende gemotiveerd is bestreden.
3.12 Grief 4 houdt in dat de kantonrechter ten onrechte heeft aangenomen dat [ Appellant ] woning 1 (steeds) voor een bedrag van € 1.000,-- per maand aan derden heeft verhuurd. Ter toelichting op deze grief heeft [ Appellant ] aangevoerd dat [ Y ] zijn verklaring waarin melding wordt gemaakt van dat bedrag heeft ingetrokken. Het hof hecht aan die intrekking geen wezenlijke betekenis, zoals blijkt uit de overwegingen 3.5 tot en met 3.8. Naar ’s hofs oordeel is daarom als onvoldoende betwist vast komen te staan dat aan [ Appellant ] (uiteindelijk) de huurinkomsten zijn toegekomen. Ook grief 4 faalt.
3.13 Nu de grief 4 faalt, is [ Appellant ] door de kantonrechter terecht veroordeeld tot vergoeding van schade overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:104 BW. Daarmee is ook grief 8 vergeefs voorgesteld.
3.14 Grief 6 is slechts gericht tegen de kwalificatie van het gedrag van [ Appellant ] door de kantonrechter en faalt op grond van het voorgaande eveneens.
3.15 Nu de onderverhuur door [ Appellant ] als niet voldoende betwist is komen vast te staan, is [ Appellant ] de contractuele boetes verschuldigd geworden tot betaling waarvan hij door de kantonrechter is veroordeeld. Ook grief 7 faalt.
3.16 Grief 9 bouwt voort op de stelling dat [ Appellant ] woning 1 wel zelf heeft bewoond. Nu als onvoldoende betwist is komen vast te staan dat [ Appellant ], anders dan Eigen Haard aannam, de woning niet zelf heeft bewoond, heeft de kantonrechter de huurovereenkomst voor woning 2 terecht op grond van dwaling vernietigd. Ook grief 9 faalt.
3.17 Met grief 10 voert [ Appellant ] aan dat de civiele rechter niet bevoegd is om het (bestuursrechtelijke) besluit dat [ Appellant ] als stadsvernieuwingsurgent wordt aangemerkt te vernietigen. De grief slaagt in zoverre, nu – zoals Eigen Haard in haar conclusie van repliek onder 14 in wezen heeft erkend – deze status slechts door de gemeente kan worden verleend en ingetrokken. Daaraan doet niet af dat het besluit namens de gemeente althans Burgemeester en Wethouders is genomen door de directeur van Eigen Haard. Het bestreden vonnis zal in zoverre worden vernietigd. Waar [ Appellant ] betoogt dat het slagen van de grief op dit onderdeel meebrengt, dat Eigen Haard niet kan terugvorderen wat op grond van dit besluit aan hem is betaald, faalt de grief. Uit de hetgeen in dit arrest is overwogen blijkt immers dat de gronden om [ Appellant ] als stadsvernieuwingsurgent aan te merken ontbraken. Dat brengt mede, dat Eigen Haard bij een juiste voorstelling van zaken de vergoedingen niet betaalbaar zou hebben gesteld. Nu in dit geding vast is komen te staan dat die juiste voorstelling van zaken ontbrak zodat Eigen Haard bij de betaalbaarstelling heeft gedwaald, heeft de kantonrechter [ Appellant ] terecht veroordeeld tot terugbetaling. Grief 10 faalt in zoverre.
3.18 Grief 1 mist ten slotte zelfstandige betekenis en faalt mitsdien.
3.19 De slotsom luidt dat de grieven falen, behoudens grief 10 die ten dele slaagt. Het vonnis waarvan beroep zal in zoverre worden vernietigd en voor het overige worden bekrachtigd. Hetgeen [ Appellant ] in hoger beroep of in eerste aanleg meer of anders heeft aangevoerd kan niet tot andere oordelen leiden. [ Appellant ] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. Tevens zal hij worden veroordeeld in de kosten van het geding in het incident.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van rechtbank Amsterdam, sector kanton, van 9 augustus 2010 met nummer CV 09-31197, voor zover daarbij de afgegeven stadsvernieuwingsurgentie is vernietigd op grond van dwaling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af de vordering tot vernietiging van de stadsvernieuwingsurgentie;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [ Appellant ] in de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder het incident, tot op heden aan de zijde van Eigen Haard begroot op € 263,-- aan verschotten en € 1.788,-- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot alsmede de wettelijke rente over de volledige proceskosten, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.C. Meijer, C. Uriot en R.J.Q. Klomp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2013.