ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ4054
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.P.A. Boersma
- A.P.M. van Rijn
- J.P. Kruimel
- Rechtspraak.nl
Heffing binnenhavengeld en verzuimboete in het bestuursrecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de heffing van binnenhavengeld en een verzuimboete. De belanghebbende, eigenaar van een schip, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag voor binnenhavengeld die was opgelegd door de gemeente Zaanstad. De rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep ging. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat het binnenhavengeld niet gelijkgesteld kan worden aan het eerder afgeschafte liggeld. De rechtbank had vastgesteld dat de aanslag in overeenstemming was met de bepalingen van de Verordening Binnenhavengeld 2010, en dat de vrijstelling van binnenhavengeld die eerder gold, was komen te vervallen.
Het Hof vernietigde echter de verzuimboete die aan de belanghebbende was opgelegd, omdat er geen sprake was van schuld. De belanghebbende had in de veronderstelling verkeerd dat hij geen binnenhavengeld verschuldigd was op basis van de koopovereenkomst uit 1996, waarin stond dat er geen liggeld verschuldigd was. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende geen verwijt kon worden gemaakt voor het niet doen van aangifte, en dat de boete daarom niet gerechtvaardigd was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover het de verzuimboete betrof, maar de naheffingsaanslag voor binnenhavengeld bleef gehandhaafd. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende, die in totaal € 1.034 bedroegen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot cassatie bij de Hoge Raad.