Parketnummer: 23-001645-12
Datum uitspraak: 21 februari 2013
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 maart 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-651006-11 tegen:
[Naam],
geboren te [plaats] op [datum],
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4, 5 en 7 februari 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 02 april 2011 te Aalsmeer in een woning, [adres], in elk geval in Nederland, omstreeks 03.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto [merk] en/of een mobiele telefoon en/of een kluis en/of een geldbedrag van (ongeveer 1200 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [S.S.] en/of [J.W.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [S.S] en/of die [J.W.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (bivak)mutsen en/of donkere kleding droeg(en), teneinde herkenning te voorkomen en/of schrik aan te jagen)
- de slaapkamer van die [S.S] en/of die [J.W.] heeft/hebben betreden en/of
- die [S.S] en/of die [J.W.] (vanuit hun bed) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- (vervolgens) op die [S.S] is/zijn gaan zitten en/of
- (met kracht) met een hard voorwerp (koevoet) meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of de borst en/of de benen, in elk geval het lichaam van die [J.W.] heeft/hebben geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
- tegen de knie en/of (het) be(e)n(en) van die [S.S] heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [S.S] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- de mond van die [J.W.] heeft/hebben dicht getaped en/of
tengevolge van welk feit die [J.W.], zwaar lichamelijk letsel te weten gebitsschade (hetgeen tandheelkundig ingrijpen noodzakelijk maakte) en/of twee gebroken ribben met een klaplong, heeft bekomen;
subsidiair:
[R.A.] en/of [A.S] en/of [R.R.] en/of [C.L.] op of omstreeks 02 april 2011 te Aalsmeer in een woning, [adres], in elk geval in Nederland, (omstreeks 03.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een personenauto [merk] en/of een mobiele telefoon en/of een kluis en/of een geldbedrag van (ongeveer 1200 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [S.S.] en/of [J.W.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [R.A.] en/of [A.S] en/of [R.R.] en/of [C.L.], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [S.S] en/of die [J.W.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat die [R.A.] en/of [A.S] en/of [R.R.] en/of [C.L.] opzettelijk gewelddadig en/of dreigend (zulks terwijl die [R.A.] en/of [A.S] en/of [R.R.] en/of [C.L.] (bivak)mutsen en/of donkere kleding droeg(en), teneinde herkenning te voorkomen en/of schrik aan te jagen)
- de slaapkamer van die [S.S] en/of die [J.W.] heeft/hebben betreden en/of
- die [S.S] en/of die [J.W.] (vanuit hun bed) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- (vervolgens) op die [S.S] is/zijn gaan zitten en/of
- (met kracht) met een hard voorwerp (koevoet) meermalen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of de borst en/of de benen, in elk geval het lichaam van die [J.W.] heeft/hebben geslagen en/of getrapt en/of geschopt en/of
- tegen de knie en/of (het) be(e)n(en) van die [S.S] heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- die [S.S] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- de mond van die [J.W.] heeft/hebben dicht getaped en/of
tengevolge van welk feit die [J.W.], zwaar lichamelijk letsel te weten gebitsschade (hetgeen tandheelkundig ingrijpen noodzakelijk maakte) en/of twee gebroken ribben met een klaplong, heeft bekomen,
welk feit verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 2 april 2011 te Aalsmeer en/of [...] gemeente Uithoorn en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk heeft uitgelokt door giften, beloften en/of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen en/of tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 maart 2011 tot en met 2 april 2011 te Aalsmeer en/of [...] (gemeente Uithoorn en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
welke uitlokking en/of medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- aan die [R.A.] en/of die [A.S] en/of die [R.R.] heeft/hebben verteld dat bij het slachtoffer [J.W.] (veel) geld te halen was en/of
- samen met die [R.A.] en/of die [A.S] en/of die [R.R.] de overval heeft/hebben gepland en/of besproken en/of
- samen met die [R.A.] en/of die [A.S] en/of die [R.R.] de plaats van de overval heeft/hebben verkend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
Het hof stelt vast dat de op 4 februari 2013 door het hof toegelaten wijziging van de tenlastelegging in de onderhavige zaak gelijkluidend is aan de eveneens op genoemde datum toegelaten wijziging van de tenlastelegging in de strafzaak tegen medeverdachte [R.E.].
Daar waar in de tenlastelegging over "hij" en "zijn" en "[C.L.]" gesproken wordt zal het hof respectievelijk "zij" en "haar" en "[R.E.]" lezen, hetgeen gelet op de nauwe samenhang in de beschuldiging als het kennelijke doel van de tenlastelegging wordt beschouwd.
De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Zij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Hoewel de verdachte niet aanwezig is geweest bij de uitvoering van de overval in de nacht van 1 april 2011 op 2 april 2011 geldt dat haar betrokkenheid vooraf bij de planning en organisatie voldoende intensief alsmede gericht op de gang van zaken bij de beroving is geweest om van medeplegen te spreken.
Zij was aanwezig bij de voorverkenning op 30 maart 2011 en heeft actief deelgenomen aan het bij die gelegenheid gevoerde gesprek. Bovendien is, zo blijkt uit het geluidsfragment dat is opgenomen tijdens en zeer kort na de voorverkenning op 30 maart 2011, door verdachte gesproken over 'pijn doen' en over wapens die zouden worden meegenomen. Gelet daarop was haar opzet, in de zin van voorwaardelijk opzet, mede gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken zowel van het primair ten laste gelegde medeplegen als van de subsidiair alternatief/cumulatief ten laste gelegde betrokkenheid in de vorm van uitlokken van en medeplichtigheid aan de ten laste gelegde (gekwalificeerde) diefstal met geweld.
De raadsman heeft daartoe het volgende - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Wat het primair ten laste gelegde medeplegen betreft was het opzet van de verdachte er nooit op gericht om samen te werken met de plegers van de woningoverval. Evenmin was haar opzet gericht op het bij de uiteindelijke diefstal toegepaste geweld. Weliswaar heeft de verdachte op enig moment begrepen dat er zou worden ingebroken, maar wetenschap ten aanzien van de vraag wanneer en op welke wijze de woninginbraak zou plaatsvinden had zij niet. De verdachte was niet aanwezig bij de uiteindelijke woningoverval, terwijl haar aanwezigheid op het terrein van [J.W.] tijdens de voorverkenning het gevolg was van een ongelukkige, toevallige omstandigheid. De verdachte had geen substantieel aandeel in het strafbare feit, althans niet substantieel genoeg om haar lijfelijke afwezigheid bij het uiteindelijke strafbare feit te compenseren, zodat zij moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de onderhavige woningoverval, zoals aan haar primair is ten laste gelegd.
De verdachte heeft geen van de anderen uitgelokt, zij heeft geen wilsbesluit gewekt of wilsomslag gerealiseerd laat staan dat zij daartoe uitlokkingmiddelen heeft gebruikt.
Ten slotte wordt de verdachte medeplichtigheid aan de woningoverval verweten. Die medeplichtigheid zou hebben bestaan in het bespreken van de overval en de eerdergenoemde voorverkenning.
Verdachte is zich echter niet bewust geweest dat die overval daadwerkelijk zou plaatsvinden kort na de voorverkenning. Verdachte is ook niet bewust op voorverkenning geweest en heeft tijdens de voorverkenning geen concrete, bruikbare informatie verschaft. Ook kan niet gezegd worden dat verdachte als passief medeplichtige gezien moet worden nu zij niet heeft geweten dat de overval plaats zou vinden. De gedragingen van verdachte zijn van een te geringe betekenis om tot een veroordeling ter zake medeplichtigheid te komen.
Verdachte dient dan ook van de haar subsidiair ten laste gelegde deelnemingsvormen uitlokking van en medeplichtigheid aan de woningoverval te worden vrijgesproken.
Uit de stukken in het dossier en in het bijzonder uit de verklaring van de verdachte van 20 juni 2011, leidt het hof het volgende af.
Ongeveer een maand voorafgaand aan de overval hoorde verdachte van medeverdachte [R.E.] dat hij met [A.S] had gesproken over een inbraak, waarbij geld buitgemaakt zou moeten worden.
Op 30 maart 2011 is [R.E.] met [R.A.], [A.S] en [R.R.] naar Stal [J.W.], waar op 2 april 2011 de overval heeft plaatsgevonden, gereden. De verdachte heeft zich aldaar bij hen gevoegd en is met één of meer van hen om de stallen heen gelopen. Zij heeft toen, nadat haar door een of meer van de genoemde personen was gevraagd naar de manier waarop zij de woning binnen konden komen, aan [R.A.], [A.S] en [R.R.] uitgelegd wat ze van vroeger wist van de woning van [J.W.]. Verdachte heeft daarbij gezegd dat ze niet wist of er alarmsystemen binnen waren. Ze heeft verteld dat de achterdeur was verbouwd en dat ze niet wist hoe deze er op dat moment uitzag, maar dat ze door de voordeur naar binnen konden. Voorts heeft ze bij die gelegenheid gezegd dat er gemiddeld tot tien à elf uur 's avonds mensen op het erf zouden kunnen zijn en dat ze er rekening mee moesten houden dat er nog mensen uit de bar konden komen. De daadwerkelijke woningoverval heeft vervolgens in de nacht van vrijdag 1 april op zaterdag 2 april 2011 plaatsgevonden. De verdachte was daar niet bij aanwezig.
Aldus is de verdachte, kort gezegd, aanwezig geweest tijdens de voorverkenning en bij een gesprek over de woningoverval en heeft zij de overvallers op het terrein van [J.W.] van inlichtingen voorzien. Van enige vorm van betrokkenheid in de periode voorafgaand aan 30 maart 2011 is naar het oordeel van het hof niet gebleken. Dit handelen van de verdachte tijdens de voorverkenning acht het hof, gelet op zowel aard en omvang van de bijdrage als op de beperkte intensiteit van de samenwerking, onvoldoende om de verdachte als medepleger aan die woningoverval aan te merken, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
De verdachte heeft bovendien niemand uitgelokt tot het plegen van de onderhavige woningoverval, zodat zij ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Wel acht het hof op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan de overval. Anders dan de raadsman beoordeelt het hof de door de verdachte verstrekte inlichtingen, zoals hiervoor weergegeven, wel degelijk als concreet en effectief bruikbaar. Het hof overweegt dat de omstandigheid dat de verdachte niet met [R.E.] , [R.A.], [A.S] en [R.R.] is meegereden naar de manage, maar zich daar al bevond, voor de beantwoording van de bewijsvraag, aan het voorgaande niet afdoet.
Indien en voor zover de raadsman in de sleutel van de bewijsvraag heeft beoogd te bepleiten dat het opzet van de verdachte slechts was gericht op ondersteunende handelingen bij een woninginbraak en niet op een woningoverval overweegt het hof dat deze stelling zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen.
Het hof verwijst in verband met het voorgaande wederom naar de hiervoor genoemde verklaring van de verdachte van 20 juni 2011, waarin zij op vragen van de politie antwoordt: "Ik weet wel dat zij (het hof begrijpt: [S.S]) bang zou worden gemaakt en dan zou vertellen waar de zaken lagen".
Het hof betrekt daarbij ook de, blijkens het tijdens en direct na de voorverkenning opgenomen geluidsfragment, door de verdachte gebezigde woorden "Het is meer om hem (het hof begrijpt: [J.W.]) pijn te doen".
Het hof verwijst voorts naar de verklaring van [R.A.] van 16 juni 2011 inhoudende - kort gezegd - dat de verdachte er op 30 maart 2011 (het hof begrijpt: tijdens de voorverkenning) bij was en dat zij en [R.E.] wisten dat zij een overval zouden gaan plegen en dat het vrijdag (het hof begrijpt: 1 april 2011) ging gebeuren. Het hof verwijst ook naar de verklaring van [R.E.] van 28 juli 2011, inhoudende -kort gezegd- dat tijdens de voorverkenning is besproken dat ze een taser zouden meenemen en dat ze die taser wilden gebruiken om geld van de man te krijgen.
Hoewel verdachte beweert ten tijde van de voorverkenning niet te hebben geweten wat een taser is zijn de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, van dien aard dat het hof daaruit afleidt dat het opzet van de verdachte minstgenomen mede was gericht op het gebruik van enig geweld jegens één van de bewoners.
Het hof maakt er overigens op opmerkzaam dat het stelsel van strafbaarstelling van deelnemingsvormen inhoudt dat de door de raadsman opgeworpen kwestie van de minder ver strekkende reikwijdte van het opzet van de verdachte ingeval van medeplichtigheid niet aan de orde is bij de beantwoording van de vragen omtrent bewijs en kwalificatie. Op de voet van artikel 49, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht zou dit, bij honorering van het verweer aan de orde kunnen zijn bij de strafmaat.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[R.A.] en [A.S] en [R.R.] op 2 april 2011 te Aalsmeer in een woning, [adres], omstreeks 03.00 uur, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen een personenauto, merk Seat, een mobiele telefoon, een kluis en een geldbedrag van ongeveer 1200 euro, toebehorende aan [S.S] en/of [J.W.], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [S.S] en die [J.W.], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond, dat die [R.A.] en [A.S] en [R.R.] opzettelijk gewelddadig, zulks terwijl die [R.A.] en [A.S] en [R.R.] bivakmutsen en donkere kleding droegen,
- de slaapkamer van die [S.S] en die [J.W.] hebben betreden en
- die [S.S] en die [J.W.] vanuit hun bed op de grond hebben gegooid en
- vervolgens op die [S.S] zijn gaan zitten en
- met kracht met een koevoet, meermalen tegen het gezicht en de borst en de benen van die [J.W.] hebben geslagen en tegen het gezicht en de borst van die [J.W.] hebben geschopt en
- tegen de knie en benen van die [S.S] hebben geschopt en
- die [S.S] in het gezicht hebben geslagen en
- de mond van die [J.W.] hebben dicht getaped
tengevolge van welk feit die [J.W.] zwaar lichamelijk letsel, te weten twee gebroken ribben met een klaplong, heeft bekomen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 30 maart 2011 te Aalsmeer opzettelijk inlichtingen heeft verschaft,
welke medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte
- samen met die [R.A.] en die [A.S] en die [R.R.] de overval heeft besproken en
- samen met die [R.A.] en die [A.S] en die [R.R.] de plaats van de overval heeft verkend.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door twee of meer verenigde personen en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die zij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die zij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat het hof ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig het vonnis van de rechtbank zal beslissen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een zeer brute en gewelddadige overval in een woning gedurende de nachtelijke uren. De verdachte heeft met de anderen over het te overvallen object gesproken en heeft de overvallers wegwijs gemaakt op het terrein rondom de woning. Zij heeft aldus opzettelijk inlichtingen verschaft tot het plegen van een strafbaar feit.
De onderhavige overval is met name jegens [J.W.] met excessief geweld gepaard gegaan. Hij is uit zijn bed getrokken en op de grond gegooid. Zijn gezicht en borst zijn met tape omwikkeld, waarna hij meermalen met een koevoet tegen het gezicht, de borst en zijn benen is geslagen. [J.W.] heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ook jegens [S.S] is geweld gepleegd. Zij is in haar gezicht geslagen en tegen de knie en haar benen geschopt. Eén van de daders heeft op haar gezeten, terwijl zij machteloos moest toezien hoe met een koevoet op haar partner werd ingeslagen. Uiteindelijk is zij, terwijl zij in onzekerheid verkeerde over het lot van haar partner, in het ketelhok opgesloten. Bij de overval is een personenauto, een mobiele telefoon, een kluis en een geldbedrag van ongeveer 1200 euro buitgemaakt.
Het hof neemt in aanmerking dat het op [J.W.] en op [S.S] toegepaste geweld veel zwaarder en bruter is geweest dan waar de verdachte blijkens haar verklaringen vooraf rekening mee heeft gehouden.
Het is van algemene bekendheid dat een dergelijk feit vergaande gevolgen voor de slachtoffers heeft. [J.W.] en [S.S] hebben in de door hun ter terechtzitting in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaringen op heldere en indringende wijze uiteen gezet welke zeer ingrijpende gevolgen deze overval voor hun leven heeft gehad en nog altijd heeft. Het feit dat de verdachte (en in mindere mate haar toenmalige vriend en medeverdachte [R.E.] ) een goede bekende van de slachtoffers was, zal die gevolgen alleen maar hebben versterkt. Voorts versterkt een dergelijke overval de in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 januari 2013, waaruit blijkt dat zij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). In het geval van een woningoverval met ander geweld dan licht geweld of dreiging met geweld geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar.
Het hof houdt er in strafmatigende zin rekening mee dat de verdachte geen medepleger van de onderhavige woningoverval was, maar dat zij daaraan medeplichtig is geweest. Het hof laat daarnaast meewegen dat niet is komen vast te staan dat zij in de periode vóór de voorverkenning op enigerlei wijze bij de planvorming rondom de overval betrokken is geweest. Op dit punt onderscheidt zij zich dan ook van [R.E.] , die door het hof eveneens als medeplichtige aan deze overval is aangemerkt. Daarnaast houdt het hof in strafmatigende zin rekening met het feit dat er niet van kan worden uitgegaan dat het niveau van het tijdens de overval gepleegde geweld de verdachte voor ogen heeft gestaan.
Wel rekent het hof het de verdachte aan dat zij zich heeft laten verleiden om haar bijdrage te leveren in de voorbereiding van een overval op mensen die zij kent, die haar hun vertrouwen hebben geschonken, haar diensten hebben verleend en haar zelfs hebben meegenomen tijdens een vakantie in een fase van haar leven waarin zij dit nodig had.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot een vrijheidsstraf van aanmerkelijk kortere duur dan de straf zoals opgelegd door de rechtbank. Het beperkte aandeel van de verdachte, hoe onverteerbaar ook voor de slachtoffers die immers bekenden van haar zijn, brengt met zich dat het hof terughoudend dient te zijn in de straftoemeting. Het hof hecht er in dit verband aan om op te merken dat het zich, gelet op het voorgaande, er terdege van bewust is dat deze in juridische zin relevante factoren in de beleving van de slachtoffers slechts geringe betekenis zullen toekomen. Zij blijven achter met vragen waarom de verdachte heeft gehandeld zoals ze heeft gehandeld.
De raadsman heeft aan de hand van stukken de verdachte gekenschetst als een jonge vrouw die ten gevolge van een ernstig verkeersongeval te kampen heeft met vermoeidheidsklachten, concentratieproblemen, vergeetachtigheid alsmede met psychische klachten en depressiviteit, waarvoor zij medicijnen (antidepressiva) slikt. Daarbij komt nog dat sprake zou zijn van een laag gemiddelde intelligentie dan wel zwakbegaafdheid. De raadsman heeft bepleit - zo begrijpt het hof - dat de toerekenbaarheid begrensd is. In ieder geval moeten die omstandigheden, zo begrijpt het hof, leiden tot een aanzienlijke strafmatiging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de stukken bevinden zich - voor zover hier relevant - de navolgende omtrent de verdachte opgemaakte rapportages:
- Reclasseringsadvies (beknopt) van 22 juni 2011
- Reclasseringsadvies ten behoeve van de zitting van 11 augustus 2011
- Aanvullend reclasseringsadvies ten behoeve van de zitting van 16 augustus 2011
- Psychiatrisch Pro Justitia rapport van 13 oktober 2011 opgemaakt door psychiater dr. R.L. Leta
- Scoring en Interpretatie WAIS-III ten behoeve van selectie voor de CoVa/CoVa+
gedragsinterventies van 27 december 2012 (hierna: Scoring en Interpretatie-onderzoek).
Het hof stelt vast dat de hiervoor door de raadsman genoemde factoren in deze rapporten zijn betrokken.
Het hof leidt uit het Psychiatrisch Pro Justitia rapport van 13 oktober 2011 af dat er voldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat er bij de verdachte sprake is van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis heeft een duurzaam karakter en is dan ook verondersteld te hebben bestaan ten tijde van het ten laste gelegde. Een ziekelijke stoornis heeft de psychiater tijdens het onderzoek niet vastgesteld. Redenen om te denken aan een verminderde sturing over het gedrag, die het ten laste gelegde zouden kunnen verklaren, zijn evenmin vastgesteld. De intelligentie van de verdachte is laaggemiddeld, maar gelet op de gespreksindrukken en het behaalde schoolniveau, niet zodanig laag dat aan een verstandelijke handicap zou moeten worden gedacht. Evenmin zijn aanwijzingen gevonden dat de verdachte niet in staat zou zijn om de realiteit normaal te beoordelen. De verdachte is daarom als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het door de raadsman overgelegde Scoring en Interpretatie-onderzoek noopt, naar het oordeel van het hof, niet tot een andere conclusie. Uit de test blijkt dat de verdachte op benedengemiddeld intelligentieniveau functioneert. Daarbij is opgemerkt dat het totale IQ van de verdachte, gelet op het significante verschil tussen haar verbale en performale vaardigheden, met voorzichtigheid moet worden geïnterpreteerd. Voor verdergaande conclusies, zoals door de raadsman is gesuggereerd, bieden het Scoring en Interpretatie-onderzoek, dan wel de andere rapportages, geen grond. Een nadere onderbouwing daarvoor is door de raadsman ook niet verschaft.
Het hof beschouwt, nu er geen aanknopingspunten zijn om af te wijken van het advies van psychiater Leta, de verdachte dan ook als volledig toerekeningsvatbaar. In hetgeen door de raadsman overigens is aangevoerd kan, met inachtneming van het vorenstaande, geen grond worden gevonden voor het opleggen van een straf die lager is dan als hierna zal worden bepaald.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden. De ernst van het feit noopt hier bepaaldelijk toe. De op te leggen straf is wel lager dan de door de advocaat-generaal gevorderde straf, mede omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan die waarop de advocaat-generaal haar eis heeft gebaseerd.
Algemene overweging met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partijen mede als gevolg van het handelen van de verdachte rechtstreeks schade hebben geleden. Het hof ziet in de onderlinge verhoudingen en posities van deelnemers aan deze woningoverval, geen aanleiding om van het wettelijk uitgangspunt van hoofdelijke aansprakelijkheid af te wijken, nu daarin immers voor de slachtoffers een mogelijkheid van gemakkelijke inning en een waarborg voor betaling is gelegen.
Wel zal het hof hiermee rekening houden op de gronden zoals aangevoerd door de raadsman (verband houdend met de onderlinge verhoudingen tussen verdachte en de medeverdachten en de te verwachten wijze van inning door het CJIB) bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Dit houdt in dat het hof aan de medeplichtigen ([R.E.] en de verdachte) de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen telkens voor een vijfde deel van de toe te wijzen bedragen aan schadevergoeding, terwijl aan de medeplegers ([R.A.], [R.R.] en [A.S]) de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd telkens voor drie vijfde deel van deze bedragen.
Vordering van de benadeelde partij [J.W.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.875,43. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [S.S]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.426,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de subsidiair ten laste gelegde uitlokking van diefstal met geweld heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het overigens subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [J.W.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [J.W.] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.875,43 (zesduizend achthonderdvijfenzeventig euro en drieënveertig cent) bestaande uit € 1.875,43 (duizend achthonderdvijfenzeventig euro en drieënveertig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals haar mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [J.W.], een bedrag te betalen van € 1.375,09 (duizend driehonderdvijfenzeventig euro en negen cent) bestaande uit € 375,09 (driehonderdvijfenzeventig euro en negen cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [S.S]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [S.S] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.426,44 (tweeduizend vierhonderdzesentwintig euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 176,44 (honderdzesenzeventig euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 2.250,00 (tweeduizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals haar mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan de betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [S.S], een bedrag te betalen van € 485,29 (vierhonderdvijfentachtig euro en negenentwintig cent) bestaande uit € 35,29 (vijfendertig euro en negenentwintig cent) materiële schade en € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 april 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. G. Oldekamp en mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder en mr. N. van Dijk, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 februari 2013.