ECLI:NL:GHAMS:2013:697

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
1 mei 2013
Zaaknummer
200.109.050-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van persoonsgegevens uit de database van Atradius

In deze zaak heeft [appellant], een grafisch ontwerper en eigenaar van een eenmanszaak, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het verzoek van [appellant] om zijn persoonsgegevens te verwijderen uit de database van Atradius, een kredietverzekeringsmaatschappij, afgewezen. [Appellant] stelde dat zijn persoonsgegevens onterecht werden verwerkt en vroeg het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en zijn verzoek tot verwijdering van de gegevens toe te wijzen, met een dwangsom van € 1.000,- per dag bij niet-naleving. Atradius verweerde zich door te stellen dat de gegevensverwerking noodzakelijk was voor hun bedrijfsvoering en dat het verzoek te laat was ingediend.

Tijdens de mondelinge behandeling op 30 oktober 2012 heeft [appellant] zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl Atradius werd vertegenwoordigd door medewerkers en advocaten. Het hof heeft vastgesteld dat de gegevens van [appellant] als persoonsgegevens in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) moeten worden beschouwd. Het hof oordeelde dat het belang van [appellant] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan de bedrijfseconomische belangen van Atradius. Het hof concludeerde dat Atradius onvoldoende had aangetoond dat de verwerking van de stamgegevens van [appellant] noodzakelijk was voor hun bedrijfsvoering.

Het hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en veroordeelde Atradius tot het verwijderen van de persoonsgegevens van [appellant] binnen vier weken na betekening van de beschikking, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 5.000,-. Tevens werd Atradius veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.102.508/01
zaaknummer rechtbank : 489406/HA RK 11-139 (Amsterdam)
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 maart 2013
inzake
[Appellant],
h.o.d.n. STUDIO [appellant],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat:
mr. P.P.J.M. Bruenste Groningen,
tegen:
1. de naamloze vennootschap
ATRADIUS CREDIT INSURANCE N.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ATRADIUS INFORMATION SERVICES B.V.,
beiden gevestigd te Amsterdam,
GEÏNTIMEERDEN,
advocaat:
mr. W.A.M. Rupertte Rotterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Atradius genoemd.
[appellant] is bij verzoekschrift met producties, dat op 2 maart 2012 is ontvangen ter griffie van het hof, onder aanvoering van vijf grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2011, onder bovengenoemd zaaknummer gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof de beschikking zal vernietigen en alsnog het verzoek van [appellant] tot het verwijderen van zijn persoonsgegevens uit de bestanden van Atradius zal toewijzen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met veroordeling van Atradius in de proceskosten van beide instanties, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
Op 20 april 2012 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van Atradius ingekomen, met producties, en met conclusie dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant], uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten van – naar het hof begrijpt – het hoger beroep.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2012. Bij die gelegenheid is [appellant] verschenen, bijgestaan door mr. Bruens voornoemd, die het standpunt van [appellant] heeft toegelicht aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Namens Atradius is verschenen [medewerker 1], senior medewerker afdeling aansprakelijkheid, en [medewerker 2], bedrijfsjurist, met mrs. M.S. Brun en C. Banis, advocaten te Rotterdam, die het standpunt van Atradius hebben toegelicht. Partijen hebben inlichtingen verschaft.
Vervolgens is uitspraak nader bepaald op heden.

2.Feiten

Het gaat hier, voor zover van belang, om het volgende.
2.1. [
appellant] is werkzaam als grafisch ontwerper en leidt in die hoedanigheid zijn eenmanszaak Studio [appellant].
2.2.
Atradius is een kredietverzekeringsmaatschappij die haar klanten een verzekering aanbiedt tegen onder andere insolventie van hun debiteuren. Wanneer een potentiële klant een kredietverzekeringsovereenkomst wenst af te sluiten, dient hij zijn debiteuren aan Atradius op te geven. Voor het verkrijgen van dekking is vereist dat per debiteur een kredietlimiet wordt verkregen. Aan de hand van financiële bedrijfsgegevens, die Atradius onder meer bij de Kamer van Koophandel opvraagt, beoordeelt Atradius de kredietwaardigheid van de opgegeven debiteur en geeft zij al dan niet een kredietlimiet af. Atradius slaat de stamgegevens (naam en adres) van de opgegeven debiteuren op in haar database.
2.3.
Atradius heeft [appellant] bij brief van 22 februari 2011 het volgende gemeld:
“Geachte mevrouw, mijnheer,
Namens (...) Atradius, informeren wij u hierbij dat wij gegevens over uw onderneming in onze database hebben. (…)
Ten behoeve van onze diensten en producties voeren wij kredietwaardigheidonderzoeken uit op ondernemingen. De gegevens voor deze onderzoeken betrekken wij van openbare bronnen, zoals de Kamer van Koophandel en professionele leveranciers van kredietinformatie. Het betreft hier gegevens over de ondernemingsnaam, het adres, de bedrijfsactiviteiten, betalingsgedrag en financiële gegevens. In verband met onze diensten en producten, en alleen voor zover nodig, hebben Atradius en aan haar gelieerde ondernemingen, strategische partners, klanten en tussenpersonen toegang tot deze gegevens.
Indien u inzage wilt hebben in de gegevens die wij hebben over uw onderneming dan kunt u uw schriftelijk verzoek hiertoe sturen aan: Atradius (…). ”
2.4.
Bij brief van 28 februari 2011 heeft de heer [L] (hierna: [L]) namens [appellant] aan Atradius gevraagd om hem binnen vier weken te informeren of er gegevens van [appellant] worden verwerkt en zo ja, waarvoor deze gegevens worden verwerkt, met een beroep op artikel 35 Wet bescherming persoonsgevens (Wbp).
2.5.
Atradius heeft hierop gereageerd bij e-mailbericht van 15 maart 2011, waarbij zij algemene informatie heeft verschaft over de werkwijze van Atradius.
2.6.
In reactie daarop heeft [L] bij e-mailbericht van 15 maart 2011 aangegeven dat voornoemd bericht niet voldoet aan het verzoek om hem te informeren of, en zo ja, welke gegevens van [appellant] worden verwerkt. [L] heeft daarbij nogmaals een termijn gesteld om hem hierover binnen vier weken te informeren.
2.7.
Atradius heeft de stamgegevens van [appellant], zijnde de naam en adresgegevens van het bedrijf, in haar database.

3.Beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van [appellant] afgewezen een heeft daartoe - kort gezegd - als volgt geoordeeld. Zij heeft veronderstellenderwijs aangenomen dat het verzoek binnen de daarvoor op grond van de Wbp geldende termijn is ingediend. De gegevens die Atradius in haar database heeft, betreffen persoonsgegevens als bedoeld in artikel 1 sub a Wbp. De gegevensverwerking door Atradius heeft slechts betrekking op basisinformatie en is niet onverenigbaar met de doeleinden waarvoor de gegevens zijn verkregen als bedoeld in artikel 9 Wbp, aangezien deze als staminformatie dienen voor het verkrijgen van de voor de kredietverzekeringsaanvraag doorslaggevende gegevens van het desbetreffende bedrijf. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het door [appellant] aangevoerde belang bij bescherming van de persoonlijke levenssfeer ex artikel 8 sub f Wbp niet opweegt tegen het bedrijfsbelang van Atradius.
3.2.
Het hof stelt voorop dat de gegevens waarop het verzoek is gericht, herleidbaar zijn tot de persoon van [appellant] en derhalve persoonsgegevens zijn in de zin van artikel 1 sub a Wbp.
3.3.
Het hof is van oordeel dat aan het belang van [appellant] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer groter gewicht toekomt dan aan de bedrijfseconomische belangen van Atradius. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat Atradius onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom het noodzakelijk is om de stamgegevens van [appellant], die in voorkomende gevallen digitaal bij de Kamer van Koophandel opvraagbaar zijn, met het oog op die belangen te verwerken, nu deze gegevens geen inzicht bieden in de kredietwaardigheid van [appellant] en derhalve niet noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van Atradius. Uit het vorenstaande volgt dat de persoonsgegevens van [appellant] door Atradius in strijd met artikel 8 sub f van Wbp worden verwerkt.
3.4.
Dat Atradius administratieve hinder zal ondervinden van het verwijderen van de stamgegevens van [appellant] uit haar bestanden, omdat zij in dat geval bij iedere kredietaanvraag ten aanzien van [appellant] opnieuw een brief aan [appellant] als bedoeld in 2.3 zal moeten versturen, gegevens bij de Kamer van Koophandel zal moeten opvragen en die in haar bestanden moet verwerken, weegt tegen voornoemd belang van [appellant] niet op. Dat Atradius mogelijk ook in andere gevallen tot verwijdering van persoonsgegevens zal moeten overgaan en dat dit nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van Atradius zal hebben, is niet voldoende aannemelijk geworden en weegt overigens, indien juist, evenmin op tegen het belang van [appellant] bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Een en ander geldt temeer nu namens Atradius ter zitting in hoger beroep is verklaard dat bedoelde gegevens van de Kamer van Koophandel in ieder geval iedere twaalf maanden opnieuw moeten worden opgevraagd, dat ten aanzien van ondernemingen als die van [appellant] weinig kredietaanvragen worden gedaan en dat ten aanzien van [appellant] slechts éénmaal een kredietaanvraag is gedaan.
3.5.
In eerste aanleg heeft Atradius nog aangevoerd dat het verzoek van [appellant] in strijd met artikel 46 Wbp niet eerst aan Atradius is gedaan en bovendien te laat is ingediend. Artikel 46 lid 2 Wbp bepaalt dat het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke – in casu Atradius – en dat indien deze niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes weken na afloop van die termijn. [appellant] heeft bij brief van 28 februari 2011 een verzoek ex art 35 Wbp aan Atradius gericht en geconstateerd dat het antwoord van Atradius in haar e-mailbericht van 15 maart 2011 niet aan dat verzoek ex artikel 35 Wbp voldeed. [appellant] heeft zijn verzoek daarop herhaald. Niet gebleken is dat Atradius binnen vier weken na 28 februari 2011 alsnog heeft geantwoord. Ingevolge art 46 lid 2 Wbp vangt in dat geval de beroepstermijn van zes weken aan op 28 maart 2011. [appellant] heeft het verzoekschrift binnen die termijn, op 2 mei 2011, ingediend. Dat [appellant] het verzoek tot verwijdering van zijn persoonsgegevens ex artikel 36 Wbp niet eerst bij Atradius heeft ingediend, kan naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval niet tot een ander oordeel leiden, omdat het Atradius van meet af aan duidelijk moet zijn geweest dat [appellant] geen verwerking van zijn gegevens wenste.
3.6.
Gelet op deze uitkomst behoeven de overige door van [appellant] aangevoerde grieven geen nadere bespreking.
3.7.
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en Atradius veroordelen tot het verwijderen van de persoonsgegevens van [appellant] als bedoeld in artikel 46 lid 1 juncto artikel 36 lid 1 Wbp.
3.8.
Naar het oordeel van het hof biedt een eenmalige dwangsom van € 5.000,-voldoende waarborg dat voornoemde veroordeling door Atradius zal worden nagekomen, zodat het verzoek van [appellant] om periodiek vervallende dwangsommen zal worden afgewezen.
3.9.
Atradius zal, als in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de proceskosten van beide instanties.
3.10.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Atradius tot het verwijderen van de persoonsgegevens van [appellant] uit haar bestanden binnen vier weken na betekening van deze beschikking, op straffe van een eenmalige dwangsom van € 5.000,- indien Atradius hieraan niet voldoet;
verwijst Atradius in de proceskosten van het geding in beide instanties en begroot die kosten, voor zover tot op heden aan de kant van [appellant] in eerste aanleg gevallen op € 258,- aan verschotten en € 904,- aan salaris en in hoger beroep op € 291,- aan verschotten en € 1.788,- aan salaris advocaat;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, G.C.C. Lewin en C.H.M. van Altena en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2013.