In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van appellante tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, van 5 december 2012. Appellante, vertegenwoordigd door mr. R.J. Kwakkel, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vennootschap onder firma V.O.F. H.E.C. [X] & ZN., vertegenwoordigd door mr. S.M. van de Weijer. De zaak draait om een geschil over een overeenkomst van opdracht voor werkzaamheden aan de tuin van de partner van appellante, waarbij een offerte was uitgebracht en door appellante was ondertekend. De totale kosten van de werkzaamheden waren exclusief btw vastgesteld op € 8.024,-. Echter, na het versturen van de factuur door [X], ontstond er onenigheid over de betaling, waarbij appellante contant een bedrag van € 3.000,- had betaald, maar de rest van de factuur onbetaald bleef.
In het tussenvonnis van 13 juni 2012 heeft de kantonrechter appellante toegelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen de stelling dat btw in rekening zou worden gebracht en dat er contante betaling had plaatsgevonden. Het hof heeft in deze procedure de feiten vastgesteld zoals die door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de partijen de gelegenheid gegeven om bewijs te leveren van hun stellingen. Appellante heeft opnieuw getuigenbewijs aangeboden en het hof heeft besloten om appellante toe te laten tot het leveren van tegenbewijs. Het hof heeft de raadsheer-commissaris benoemd en de procedure verder geregeld, waarbij de getuigen in één zitting zullen worden gehoord.
De beslissing van het hof houdt in dat appellante de kans krijgt om haar stellingen te onderbouwen met getuigenverklaringen, en dat de procedure verder zal worden voortgezet met het oog op proceseconomie. Het hof heeft elke verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond en verdere stappen zullen volgen na het horen van de getuigen.